Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1241, 18/00303

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1241, 18/00303

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 februari 2019
Datum publicatie
22 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:1241
Formele relaties
Zaaknummer
18/00303

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Verkrijging zendmasten vrijgesteld op grond van art. 15, eerste lid, onderdeel y, WBR (netwerkvrijstelling)?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00303

uitspraakdatum: 12 februari 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 maart 2018, nummer AWB 16/5564, ECLI:NL:RBGEL:2018:1056, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 oktober 2015 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd en de beschikking heffingsrente [Hof: in de uitspraak op bezwaar staat “belastingrente”, maar bedoeld zal zijn “heffingsrente”] dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2018. De zaak van belanghebbende is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met de procedurenummers 18/00304 ( [X-1] B.V.) en 18/00305 ( [X-2] B.V.). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende (voorheen genaamd: [A] I B.V.) heeft op 29 september 2010 via een juridische splitsing onder meer de juridische eigendom van 170 zendmasten verkregen van [B] B.V. (hierna: [B] ). Deze zendmasten betreffen vrijstaande antenne-opstelpunten, bestaande uit betonnen funderingen met daarop stalen mastconstructies (hierna: de zendmasten), en bevinden zich deels op eigen grond, deels op gehuurde grond en deels op grond ten aanzien waarvan een beperkt zakelijk recht (opstalrecht) is gevestigd. De zendmasten worden gebruikt ten behoeve van het telecommunicatienetwerk van [B] . De aandelen in belanghebbende zijn eveneens op 29 september 2010 door [B] overgedragen aan [C] B.V. (hierna: [C] BV).

2.2.

De zendinstallaties van het telecommunicatienetwerk van [B] bestaan uit antenne-opstelpunten op gebouwen, hoogspanningsmasten en lichtmasten. Aan de gebouwen, hoogspanningsmasten en lichtmasten zijn de antennes verbonden die het mogelijk maken om radiogolven te verspreiden/ontvangen die bestemd zijn voor het gebruik van telecommunicatie (mobiele telefonie en dataverkeer voor bedrijven). Omdat met deze antenne-installaties onvoldoende landelijke dekking kon worden verkregen, is [B] overgegaan tot de realisatie van de zendmasten op de nog benodigde locaties in Nederland. De zendmasten zijn veelal met kabels (koperdraad of glasvezel) en gedeeltelijk via zogenoemde straalverbindingen (de verspreiding en ontvangst van radiogolven) verbonden aan het vaste netwerk.

2.3.

Bij de onder 2.1 genoemde verkrijging van de zendmasten door belanghebbende is de eigendom van de kabels, leidingen, antennes en schotels achtergebleven bij [B] . [B] heeft met belanghebbende een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [B] het recht heeft verkregen om haar zendapparatuur/ontvangstinstallaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie aan en/of in de zendmasten te bevestigen. Ten tijde van de verkrijging was aan de zendmasten eveneens soortgelijke apparatuur bevestigd van andere mobiele telecomoperators, die ten behoeve daarvan ruimte(n) in of aan de mastconstructie hebben gehuurd.

2.4.

Op 5 april 2011 is belanghebbende, samen met de vennootschappen [X-1] B.V. en [X-2] B.V., als gevolg van een juridische fusie opgegaan in [C] BV. De doelstelling van [C] BV is het aanbieden van een hoeveelheid zendmasten die voorziet in een landelijke dekking voor mobiele telecomoperators in Nederland. De zendmasten worden niet alleen aan [B] , maar ook aan andere mobiele telecomoperators ter beschikking gesteld. Alle aandelen in [C] BV zijn gekocht door [D] B.V. Laatstgenoemde vennootschap is opgericht door het samenwerkingsverband tussen [E] B.V. (25%) en [F] B.V. (75%).

2.5.

Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging van de eigendom van de zendmasten geen overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

2.6.

De Inspecteur heeft ter zake van de verkrijging van de eigendom van de zendmasten een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting aan belanghebbende opgelegd van € 2.365.200. Deze naheffingsaanslag is gebaseerd op een grondslag van € 39.420.000. Bij het opleggen van deze naheffingsaanslag heeft de Inspecteur (ter behoud van rechten) voor de aan het opstalrecht toe te kennen waarde een forfaitaire verhoging toegepast met betrekking tot de maatstaf van heffing.

2.7.

De Inspecteur heeft het tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 16 september 2016 gegrond verklaard. De Inspecteur heeft geaccepteerd dat gelet op HR 11 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK1045, en gelet op het tijdstip van de verkrijging (vóór 1 januari 2011), geen sprake kan zijn van heffing van overdrachtsbelasting voor zover de verkrijging betrekking heeft op zendmasten gelegen op gehuurde grond. Dit heeft geleid tot een vermindering van de grondslag met een bedrag van € 9.480.288. Tevens is komen vast te staan dat aan de opstalrechten een lagere waarde dient te worden toegekend. Dit brengt een vermindering van € 387.001 van de grondslag mee. Aldus is de gehanteerde grondslag voor de naheffingsaanslag met € 9.867.289 verminderd tot € 29.552.711, waardoor het te betalen bedrag aan belasting als gevolg van de uitspraak op bezwaar is verminderd tot op € 1.773.162 (= 6% van € 29.552.771). Over deze cijfermatige uitwerking bestaat tussen partijen geen geschil.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de verkrijging van de zendmasten is vrijgesteld van heffing van overdrachtsbelasting op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel y, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR). Het geschil beperkt zich tot de verkrijging van de zendmasten ter zake waarvan eveneens de eigendom van dan wel het recht van opstal op de daarbij behorende ondergrond is verkregen.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en bijbehorende beschikking heffingsrente.

3.3.

De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing