Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9865, 18/01125

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9865, 18/01125

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2019
Datum publicatie
29 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9865
Formele relaties
Zaaknummer
18/01125

Inhoudsindicatie

Accijns en voorraadheffing. Aanwezigheid gasolie in de bunkertanks van een motortankschip. Is de monstername correct verlopen en door bevoegde ambtenaren uitgevoerd? Voor de aandrijving van het schip gebruikte brandstof heeft een lager SY-gehalte dan het voorgeschreven gehalte. Verzuimboete.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/01125

uitspraakdatum: 19 november 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 november 2018, nummer AWB 18/1444, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] , Duitsland (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen accijns en voorraadheffing opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen vernietigd en de Inspecteur veroordeeld in het griffierecht en de proceskosten.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 7 juni 2016 is aan boord van motortankschip “ [A] ” (hierna: het schip) op het Amsterdam-Rijnkanaal, in de gemeente Nieuwegein, een controle uitgevoerd. Het schip vervoerde op dat moment loodvrije benzine. Tijdens deze controle is vastgesteld dat in de bunkertanks aan de voor- en achterzijde van het schip gasolie aanwezig was. Van de aanwezige gasolie zijn vier monsters genomen, twee van de bunkertank aan de voorzijde en twee van de bunkertank aan de achterzijde. Aan belanghebbende zijn vervolgens twee contramonsters overhandigd.

2.2.

Op het moment van de controle waren er tankbonnen aanwezig van twee recente tankbeurten bij Heijmen in Millingen aan de Rijn en bij Weert Ihnen in Emden (Duitsland). Belanghebbende heeft deze bonnen getoond.

2.3.

In een analyserapport van het Douanelaboratorium van 12 december 2016 staat dat het monster van de bunkertank aan de voorzijde rood gekleurde gasolie betreft met een gehalte aan Solvent Yellow 124 (hierna: SY) van 5 gram per 1.000 liter brandstof. In een tweede analyserapport van het Douanelaboratorium van dezelfde datum staat dat het monster van de bunkertank aan de achterzijde rood gekleurde gasolie betreft met een gehalte aan SY van 4,4 gram per 1.000 liter brandstof. In de rapporten is tevens het zwavelgehalte vermeld en is aangegeven dat biodiesel is aangetoond, maar dat dit minder dan 20% bedraagt.

2.4.

De Inspecteur heeft op 30 januari 2017 het voornemen tot het opleggen van een naheffingsaanslag accijns aan belanghebbende gezonden. Hierbij is medegedeeld dat dit voornemen is gegrond op het feit dat de in de bunkertanks bevonden brandstof, welke voor de aandrijving van het schip wordt gebruikt, een SY-gehalte heeft dat lager is dan het voorgeschreven gehalte.

2.5.

De Rechtbank heeft de naheffingsaanslagen en de beschikkingen vernietigd, omdat de Inspecteur te weinig onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de gasolie. De Rechtbank heeft de bewijslast geheel bij de Inspecteur gelegd. Niet is duidelijk geworden wat tussen de monstername en de analyses, een periode van vijf maanden, met de monsters is gebeurd. De Inspecteur heeft te weinig oog gehad voor de belangen van belanghebbende en de gevolgen van de naheffing voor belanghebbende. Hierbij heeft de Rechtbank acht geslagen op het gebruik van de gasolie, die alleen voor de vrijgestelde aandrijving van het schip kon worden gebruikt en de beperkte afwijkingen van het gehalte SY.

2.6.

De Inspecteur heeft hangende het hoger beroep de naheffingsaanslagen, de belastingrente en de verzuimboete verminderd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen en de verzuimboete terecht zijn opgelegd dan wel tot de juiste bedragen zijn verminderd.

3.2.

Het geschil spitst zich toe op de vragen of de monstername correct is verlopen en door bevoegde ambtenaren is uitgevoerd, of sprake is van een belastbaar feit, of een vrijstelling van toepassing is en of de Inspecteur is uitgegaan van de juiste hoeveelheden gasolie. Wat betreft de verzuimboete is in geschil of sprake is van afwezigheid van alle schuld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing