Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10307, 20/00731
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10307, 20/00731
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 november 2022
- Datum publicatie
- 9 december 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2020:2078, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00731
- Relevante informatie
- Art. 225 Gemw, Art. 234 Gemw
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Samenloop met mulderfeit.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 20/00731
uitspraakdatum: 29 november 2022
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juni 2020, nummer UTR 19/4736, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam (voorheen: Weesp) (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd omdat de auto van belanghebbende voor een deel stond op een aangewezen plaats voor betaald parkeren, terwijl de parkeerbelasting niet was voldaan.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het op 29 juli 2019 ontvangen bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is op 15 juli 2020 ter griffie van het Hof ontvangen. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 23 april 2021 heeft belanghebbende verzocht om aanhouding van zijn zaak in afwachting van een arrest van de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak (zaaknummer 20/03717).
Bij brieven van 3 juni 2021 heeft het Hof het hiervoor bedoelde verzoek ingewilligd en partijen hierover geïnformeerd.
Bij brief van 15 maart 2022 heeft het Hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld te reageren op de arresten van de Hoge Raad van 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:156 (zaaknummer 20/03717), ECLI:NL:HR:2022:157 en ECLI:NL:HR:2022:346.
In een nader stuk heeft belanghebbende hierop gereageerd. De heffingsambtenaar heeft daar weer op gereageerd.
Partijen zijn uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting op 28 september 2022, maar hebben vooraf te kennen gegeven aldaar niet te zullen verschijnen.
2 Vaststaande feiten
Op 6 juni 2019 om 15:38 uur stond de auto van belanghebbende voor een deel op een aangewezen plaats voor betaald parkeren, zonder dat parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
De rechter wielen waren geplaatst op de naastgelegen trottoirband.
De naheffingsaanslag heeft in bezwaar en beroep standgehouden.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd.