Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10327, 21/01725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10327, 21/01725

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 november 2022
Datum publicatie
9 december 2022
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2022:10327
Formele relaties
Zaaknummer
21/01725
Relevante informatie
Art. 17 WVOW, Art. 8:110 lid 2 Awb

Inhoudsindicatie

Verontreinigingsheffing. Individueel behandelingssysteem.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/01725

uitspraakdatum: 29 november 2022

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (hierna: de heffingsambtenaar)

en het incidentele hoger beroep van

[belanghebbende] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank) van 12 november 2021, nummer Awb 21/1376, ECLI:NL:RBOVE:2021:4249, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het belastingjaar 2021 een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte opgelegd van € 61,50.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Verder heeft de Rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld in vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van het perceel [adres] te [plaats1] . Op dit perceel is zijn woning gesitueerd, waarin hij met zijn gezin woont. Het perceel maakt onderdeel uit van het project fase 1 te Oosterwold (hierna: het project). Alle tot het project behorende percelen zijn niet aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Het is verboden ongezuiverd huishoudelijk afvalwater op het oppervlaktewater te lozen. Het waterschap Zuiderzeeland heeft eigenaren van de percelen van het project verplicht het huishoudelijk afvalwater te zuiveren door middel van een individueel behandelingssysteem afvalwater type 3B (hierna: IBA). Belanghebbende heeft daarom een IBA laten plaatsen, waarmee hij het afvalwater van zijn woning zuivert. Dit gezuiverde huishoudelijk afvalwater werd tot medio 2021 vanaf de IBA geloosd in een gat in de grond, en sinds juli 2021 op de sloot langs zijn kavel, die met een duiker in verbinding staat met de sloot die in eigendom is van zijn buren.

2.2.

Aan de rand van het perceel van belanghebbende bevindt zich een twee meter brede strook die onderdeel uitmaakt van een door de gemeente verplicht gestelde, tot het publieke groen behorende, doorwaadbare zone. De IBA is ondergronds, aan de rand van de doorwaadbare zone, geplaatst. Het apparaat, met een omvang van ongeveer twee meter, wordt met een stroomdraad en stekker in werking gesteld via de electra van de woning. Er wordt met behulp van een slang zuurstof in het apparaat gepompt, zodat bacteriën het afval kunnen afbreken. De IBA bestaat uit drie compartimenten, die achtereenvolgens vol- en overstromen naar elkaar. Als het derde en laatste compartiment overstroomt, komt het gezuiverde afvalwater in een overstort tussen de IBA en de sloot terecht, waar vandaan het naar de sloot wordt afgevoerd. De ondergrondse buis die van de woning naar de IBA loopt, is ongeveer 5 meter lang en de ondergrondse buis die van de IBA naar de sloot loopt, is eveneens ongeveer 5 meter lang. Belanghebbende draagt de zorg en maakt kosten voor het onderhoud van de IBA, zoals het incidenteel afzuigen van het residu dat achterblijft.

2.3.

De IBA kan niet ervoor zorgen dat het water 100% gereinigd wordt, maar wel voor minimaal 94%. Vaststaat derhalve dat (licht) vervuild afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.

2.4.

De Rechtbank heeft beslist dat de IBA geen bedrijfsruimte is zoals bedoeld in de Verordening veronreinigingsheffing Waterschap Zuiderzeeland 2020 (hierna: de Verordening), maar onderdeel uitmaakt van de woning. De heffingsambtenaar had daarom geen aanslag verontreiniging bedrijfsruimte mogen opleggen en de Rechtbank heeft de aanslag vernietigd. Omdat (licht) vervuild afvalwater wordt geloosd, heeft zich wel een belastbaar feit voorgedaan als bedoeld in artikel 3 van de Verordening. De Rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld en heeft daarom de rechtsgevolgen van de aanslag in stand gelaten.

2.5.

Het Hof heeft belanghebbende per brief van 8 februari 2022 het hoger beroep van de heffingsambtenaar toegezonden en een termijn van zes weken gesteld voor het indienen van een verweerschrift. Tevens is in die brief vermeld dat binnen zes weken incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld en is erop gewezen dat daarvoor geen uitstel wordt verleend. Het incidenteel hoger beroep van belanghebbende, betreffende het gelijkheidsbeginsel, is op 11 april 2022 bij het Hof binnengekomen.

3 Geschil

In geschil is of de IBA als bedrijfsruimte is aan te merken, zoals de heffingsambtenaar bepleit, of dat deze onderdeel uitmaakt van de woning dan wel een zuiveringtechnisch werk is, zoals belanghebbende stelt. Voorts heeft belanghebbende in het incidenteel hoger beroep aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel, meer specifiek de meerderheidsregel, is geschonden omdat aan de meerderheid van de bewoners van het project, die ook in het bezit zijn van een IBA, niet een aanslag verontreinigingsheffing bedrijfsruimte is opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing