Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8231, 21/00530
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-09-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8231, 21/00530
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 september 2022
- Datum publicatie
- 7 oktober 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2021:1519, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1525
- Zaaknummer
- 21/00530
Inhoudsindicatie
Intrekking ANBI-status.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00530
uitspraakdatum: 27 september 2022
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Stichting [belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2021, nummer AWB 17/6904, ECLI:NL:RBGEL:2021:1519, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 2 januari 2017 heeft de Inspecteur een beschikking intrekking Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) aan belanghebbende afgegeven.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 het bezwaar tegen de beschikking ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de Inspecteur en de Staat veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten en gelast dat de Inspecteur en de Staat het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.G. Barmentlo, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , [naam2] , [naam3] , [naam4] en [naam5] , alsmede [naam6] , [naam7] , [naam8] en [naam9] namens de Inspecteur. Ter zitting is [naam10] (digitaal) gehoord als getuige. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Bij akte van fusie van 29 december 2009 heeft belanghebbende het vermogen van Stichting [naam11] onder algemene titel verkregen. Stichting [naam11] is bij die gelegenheid opgehouden te bestaan en de naam van belanghebbende, voorheen Stichting [naam12] , is bij die gelegenheid gewijzigd in de huidige naam van belanghebbende. Belanghebbende is verbonden met, en draagt de leer uit van de Noorse [naam13] ( [naam13] ).
De statutaire doelstelling van belanghebbende luidt, conform de akte van fusie 29 december 2009, als volgt:
" GRONDSLAG EN DOEL
Artikel 2
-
De stichting heeft als ideële christelijke grondslag de Bijbel, opgevat als het Woord van God.
-
De stichting heeft vanuit deze grondslag als doel:
a. het verrichten van ondersteunende diensten op vermogensrechtelijk, financieel, administratief en organisatorisch gebied ten behoeve van humanitaire en charitatieve activiteiten in de ruimste zin;
b. het ontwikkelen, ondersteunen en opzetten van activiteiten voor de ruitersport en paardensport over de gehele wereld en al hetgeen daarmee in de ruimste zin verband houdt, daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn. Hierbij richt de stichting zich specifiek op doelgroepen zoals kinderen, jeugd en geestelijk- en lichamelijk gehandicapten;
c. het ondersteunen en financieren van humanitaire of charitatieve doelen.
3. Het onder 2. genoemde doel wordt onder meer gerealiseerd door:
– het verlenen van financiële steun aan christelijke en humanitaire doelen, die aan het doel van de stichting verwant zijn, wereldwijd in de vorm van giften, subsidies, donaties, enzovoorts;
– het verstrekken van leningen aan rechtspersonen met een christelijke en/of humanitaire doelstelling wereldwijd;
– het participeren in rechtspersonen, waaronder met name rechtspersonen met een christelijke en/of humanitaire doelstelling. "
Het bestuur van belanghebbende bestond uit de volgende personen: [naam14] (hierna: [naam14] ), voorzitter, datum in functie 1 november 2005, [naam15] (hierna: [naam15] ), penningmeester, datum in functie 30 december 2009, alsmede [naam10] (hierna: [naam10] ), secretaris, datum in functie 30 december 2009, datum uit functie 29 januari 2016 en [naam16] (hierna: [naam16] ), secretaris, datum in functie 15 oktober 2016.
Belanghebbende (mede als rechtsopvolgster van Stichting [naam11] ) beschikte sinds 1 januari 2008 over de status van ANBI als bedoeld in artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) (tot en met 2011) en artikel 5b, lid 1, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) (vanaf 2012).
Bij brief van 10 oktober 2012, gericht aan Stichting [naam11] heeft de Inspecteur aangekondigd voornemens te zijn de ANBI-status van deze stichting in te trekken, omdat zij volgens de gegevens van de Inspecteur is opgehouden te bestaan. In dezelfde brief heeft de Inspecteur om meer informatie verzocht.
Bij brief, ontvangen door de Inspecteur op 23 oktober 2012, heeft belanghebbende de Inspecteur geïnformeerd dat stichting [naam11] bij wijze van fusie is opgegaan in belanghebbende. Bij de brief is een kopie van de fusieakte gevoegd.
Op 23 juli 2013 heeft de Inspecteur een onderzoek ingesteld naar de ANBI-status van belanghebbende.
In het kader van het onderzoek hebben in de periode tussen 23 juli 2013 en 23 december 2015 besprekingen plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur waarbij belanghebbende is vertegenwoordigd door haar toenmalig secretaris [naam10] en haar voorzitter [naam14] . Tevens heeft er in deze periode correspondentie plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur. De correspondentie heeft in deze periode plaatsgevonden tussen de Inspecteur en [naam10] , waarbij [naam14] is vermeld onder ‘cc’ in de tot het dossier behorende e-mail correspondentie.
Per e-mail van 26 februari 2016 heeft [naam14] de Inspecteur geïnformeerd dat [naam10] per 29 januari 2016 zijn rol als bestuurder van belanghebbende heeft neergelegd en dat hij zelf, samen met [naam15] , penningmeester, de verdere beantwoording van de vragen gedurende het onderzoek zal verzorgen.
Op (eveneens) 26 februari 2016 is (mede) namens belanghebbende strafrechtelijk aangifte gedaan tegen [naam10] wegens onder meer verduistering van gelden van tot het netwerk van belanghebbende behorende entiteiten.
Op 10 november 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur, waarbij [naam14] en [naam16] , als (nieuwe) secretaris van belanghebbende, namens belanghebbende aanwezig waren. Tijdens deze bespreking is namens belanghebbende een presentatie gegeven met daarin een samenvatting van de recente ontwikkelingen en gebeurtenissen, een toelichting op de belangrijkste rechtspersonen en het bestuur in de kring van entiteiten waartoe belanghebbende behoort, een beschrijving van de doelstelling van belanghebbende, haar werkzaamheden, corporate governance, alsmede een schets van de toekomstplannen van belanghebbende. Onder het kopje ‘Feitelijke werkzaamheden’ zijn de volgende werkzaamheden opgenomen:
Donaties (voornamelijk ten behoeve van conferentiecentra in India, Oekraïne, Argentinië, Nieuw-Zeeland);
Stortingen ten behoeve van conferentiecentra Roemenië, Kameroen, Nieuw-Zeeland, Brazilië;
Fondswerving/vermogensbeheer.
Naar aanleiding van de bespreking van 10 november 2016 heeft belanghebbende, bij brieven van 18 november 2016, de eerder door de Inspecteur gevraagde informatie verstrekt en herhaald waarom zij meende te voldoen aan de voorwaarden van een ANBI.
Bij brief van 16 december 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende medegedeeld bij zijn standpunt te blijven dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden om als ANBI te worden aangemerkt en dat de ANBI-beschikking met ingang van 1 januari 2010 zal worden ingetrokken. De Inspecteur heeft daarbij aangegeven dat tegen de af te geven beschikking te zijner tijd bezwaar zou kunnen worden gemaakt.
In reactie op een verzoek van belanghebbende, heeft de Inspecteur bij brief van 23 december 2016 medegedeeld dat de ANBI-beschikking is ingetrokken en dat hij daarom niet kan voldoen aan het verzoek tot heroverweging en het inplannen van een vervolgoverleg.
Bij beschikking van 2 januari 2017 is de ANBI-status van belanghebbende met ingang van 1 januari 2010 ingetrokken.
Belanghebbende heeft bij brief van 23 januari 2017 (ontvangen door de Inspecteur op 27 januari 2017) bezwaar gemaakt tegen de intrekkingsbeschikking.
In aanvulling op het gemaakte bezwaar, is bij brieven van 8 maart en 5 april 2017 een nadere motivering van het bezwaarschrift verstrekt.
In overleg met belanghebbende heeft de Inspecteur bij brief van 21 april 2017, voorafgaand aan het hoorgesprek, schriftelijk zijn standpunten medegedeeld welke belanghebbende tijdens het hoorgesprek zou kunnen weerleggen.
Het hoorgesprek heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017. Namens belanghebbende waren hierbij aanwezig [naam14] , [naam16] en [naam15] alsmede de (toenmalig) gemachtigde. Tijdens het hoorgesprek is namens belanghebbende een presentatie gegeven. In deze presentatie is onder meer een toelichting op de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende opgenomen, een beschrijving van door [naam10] gepleegde fraude, alsmede een voorstel tot het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. In de door belanghebbende gegeven presentatie is onder meer het volgende opgenomen, onder verwijzing naar haar statutaire doelstelling, zoals opgenomen in artikel 2, lid 2, onder a, b en c van haar statuten (zie 2.2):
“Geschilpunt 1a: statutair doel
- -
-
In kennisgeving wordt onder het kopje slechts ingegaan op marginaal nagestreefde statutaire doelen (A en B). Dit zou vervangen moeten worden door een toetsing van doel C. (…)
- -
-
Doelen A en B kunnen algemeen nuttig zijn, maar zijn in de praktijk slechts marginaal nagestreefd, dus via kwantitatieve toets nauwelijks relevant (minder dan 10%) (…)
- -
-
Focus bij [belanghebbende] ligt op doel C zoals in de statuten uitgewerkt als volgt:
1. Het verlenen van financiële steun aan christelijke en humanitaire doelen, die aan het doel van de Stichting verwant zijn, wereldwijd in de vorm van giften, donaties, enzovoort.
2. (….) (zie hierna)
3. Het participeren in rechtspersonen waaronder met name rechtspersonen met een christelijke of humanitaire doelstelling. (…)”
Naar aanleiding van het hoorgesprek heeft er in de periode van 23 juni 2017 tot en met 27 oktober 2017 correspondentie plaatsgevonden tussen de toenmalige gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur. In dit kader is een verslag van het hoorgesprek gedeeld, heeft de Inspecteur vragen van belanghebbende over een toekomstgerichte oplossing beantwoord en heeft belanghebbende nadere informatie verstrekt over de conferentiecentra waarbij zij betrokken was.
Bij uitspraak op bezwaar van 10 november 2017 heeft de Inspecteur het door belanghebbende ingediende bezwaar tegen de intrekking van de ANBI-status ongegrond verklaard.
De balansen van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2015 volgens de overgelegde jaarverslagen zagen er als volgt uit (in euro’s):
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
Deelnemingen |
213.824 |
181.362 |
581.001 |
615.402 |
802.945 |
1.023.112 |
1.858.112 |
358.112 |
Verstrekte leningen |
6.572.751 |
22.183.280 |
18.468.426 |
18.063.426 |
17.811.501 |
20.889.686 |
17.798.886 |
23.510.330 |
Debiteuren |
67.070 |
67.070 |
67.070 |
67.070 |
||||
Overige vorderingen |
433.223 |
1.698.025 |
2.857.337 |
3.719.696 |
4.422.951 |
4.800.106 |
5.250.581 |
5.393 |
Liquide middelen |
43.057 |
462.040 |
367.146 |
378.449 |
223.706 |
514.997 |
1.036.464 |
578.726 |
Totaal activa |
7.329.925 |
24.591.778 |
22.340.980 |
22.844.044 |
23.261.103 |
27.227.901 |
25.944.043 |
24.452.562 |
Eigen Vermogen |
4.533.947 |
6.340.164 |
8.479.370 |
8.736.889 |
8.444.068 |
11.698.921 |
13.844.951 |
15.686.305 |
Schulden |
2.795.979 |
18.251.614 |
13.861.610 |
14.107.155 |
14.817.035 |
15.528.980 |
12.099.092 |
8.766.256 |
Totaal passiva |
7.329.925 |
24.591.778 |
22.340.980 |
22.844.044 |
23.261.103 |
27.227.901 |
25.944.043 |
24.452.562 |
De resultaten van belanghebbende over de jaren 2008 tot en met 2015 volgens de overgelegde jaarverslagen waren als volgt (in euro’s):
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
|
Donaties ontvangen |
980.000 |
150.000 |
1.562.500 |
40.000 |
960.404 |
1.580.000 |
- |
|
Rentebaten |
435.690 |
948.603 |
1.589.619 |
887.022 |
892.636 |
601.501 |
1.032.406 |
1.741.905 |
Koersresultaat |
-4.212 |
32.392 |
- 18.186 |
16.545 |
158.896 |
144.346 |
7.370 |
397.169 |
Incidentele baten |
8.410 |
1.327.538 |
2.122.119 |
|||||
Som van de baten |
1.419.888 |
2.458.533 |
3.133.933 |
943.568 |
1.051.532 |
3.828.370 |
2.619.776 |
2.139.074 |
Donaties verstrekt |
883.000 |
39.435 |
275.605 |
109.000 |
558.550 |
7.500 |
- |
- |
Beheer, advies en administratie |
115.563 |
124.196 |
103.983 |
53.906 |
51.824 |
57.870 |
129.992 |
78.286 |
Remtelasten |
173.012 |
495.544 |
615.140 |
523.144 |
733.978 |
508.146 |
342.490 |
217.909 |
Som van de lasten |
1.171.575 |
659.175 |
994.727 |
686.050 |
1.344.353 |
573.516 |
472.482 |
296.195 |
Saldo baten en lasten |
248.313 |
1.799.358 |
2.139.206 |
257.519 |
- 292.821 |
3.254.854 |
2.147.294 |
1.842.879 |
Volgens het door belanghebbende overgelegde ‘Organisatieschema stichting [belanghebbende] 2006-2015’ heeft belanghebbende rechtstreeks aandelen in zeven vennootschappen gehouden, waaronder een belang van 100% in de in Zwitserland gevestigde vennootschap [naam17] AG ( [naam17] ). Tot de verstrekte leningen hebben, onder meer, leningen van belanghebbende aan [naam17] behoord. Volgens het door belanghebbende ingebrachte rapport ‘Doelinvestering in de [naam17] -groep’ had belanghebbende gedurende de jaren 2009 tot en met 2015 de volgende investeringen in [naam17] :
Jaar |
Deelnemingen (€) |
Vorderingen (€) |
Totaal (€) |
2009 |
158 112 |
21 731 054 |
21 889 167 |
2010 |
258 112 |
18 711 041 |
18 969 153 |
2011 |
258 112 |
19 482 208 |
19 740 320 |
2012 |
258 112 |
19 515 421 |
19 773 533 |
2013 |
358 112 |
21 767 761 |
22 125 874 |
2014 |
358 112 |
17 842 553 |
18 200 665 |
2015 |
358 112 |
20 491 230 |
20 849 342 |
Tot het dossier behoort een verklaring van 31 maart 2016 van [naam10] , aangeduid als het ‘Word eens concreet’-document, waarin [naam10] aan de Officier van Justitie een schriftelijke verklaring heeft afgelegd over zaken betreffende belanghebbende en aan haar gelieerde rechtspersonen en natuurlijke personen.
Tot het dossier behoort tevens een bewerkte versie van het onder 2.25. genoemde document, met daarin (in het Engels) commentaar van belanghebbende en (vertegenwoordigers) van aan belanghebbende gelieerde instellingen die door [naam10] in het document worden genoemd.
Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar [naam10] zijn tijdens een gesprek op 5 oktober 2018 vragen gesteld over de organisaties waar [naam10] bij betrokken is geweest, waaronder belanghebbende. Namens de Belastingdienst waren bij dit gesprek aanwezig [naam18] en [naam19] . De vragen zijn digitaal aan [naam10] verstrekt.
Bij e-mail van 28 oktober 2018 heeft [naam10] de vragen van 5 oktober 2018 beantwoord.
Tot het dossier behoren schriftelijke verklaringen van [naam10] van 15 november 2020 en 18 december 2020, waarin [naam10] aangeeft zijn eerdere verklaring ‘Word eens concreet’ in te trekken. In deze verklaringen is onder meer het volgende opgenomen:
Uit de verklaring van 15 november 2020:
“In de periode april 2018 tot en met september 2019 heb ik diverse malen contact gehad met de heer [naam19] van de Belastingdienst Oost. Ik heb hem van informatie voorzien en een grote hoeveelheid e-mails gestuurd. Tevens heb ik een aantal vragenlijsten voor hem ingevuld. Ik heb hem ontmoet op het kantoor van de FIOD in Zwolle en daar een verklaring afgegeven, verder heb ik hem vele malen telefonisch gesproken. Zoals eerder in mijn verklaring opgemerkt kwam het op mij over dat het standpunt van de fiscus reeds was ingenomen en dat in de vraagstelling gestuurd werd. Als concreet voorbeeld kan ik daarvan de volgende vraag noemen: "g. Was [naam13] in deze (wellicht) allesbepalend en betekent dit dan dat [naam13] kon beschikken over de financiële middelen van [belanghebbende] en [naam20] ?" in plaats van de open vraag te stellen "Wie kon beschikken over de financiële middelen van [belanghebbende] en [naam20] ?"
Ik heb ook met diverse derden gecommuniceerd over het onderzoek van de Belastingdienst en ik weet dat deze derden ook gebruikt zijn als bron voor de heer [naam19] . Dit betreft onder meer [naam21] en [naam22] . Zij staan in intensief contact met onder meer [naam23] . Mijn inschatting op dit moment is dat hun agenda louter destructief is en dat zij zich ten doel stellen om zo mogelijk een einde te maken aan het bestaan van [belanghebbende] of [naam13] . Hun verklaringen moeten dan ook in dat licht worden gezien en in die mate naar waarde geschat worden.
Achteraf gezien vind ik het betreurenswaardig dat ik met deze mensen contact gehad heb over dit dossier.”
Uit de verklaring van 18 december 2020:
“In mijn vorige verklaring heb ik al aangegeven dat ik in de schriftelijke vraagstelling vanuit de fiscus een grote mate van vooringenomenheid heb afgeleid. Ik wil daar nog aan toevoegen dat ik 5 tot 10 lange telefoongesprekken heb gehad met de heer [naam19] en naar aanleiding van die gesprekken telkens mails heb gestuurd. Het patroon in die gesprekken was iedere keer hetzelfde; de fiscus had reeds het standpunt ingenomen dat de ANBI status ten onrechte werd gedragen door [belanghebbende] en dat deze ingetrokken diende te worden. In de telefoongesprekken werd vervolgens "gevist" naar bewijzen die dat standpunt zouden onderbouwen. In geen van de gesprekken is gevraagd of er ook ontlastend bewijs richting [belanghebbende] zou kunnen bestaan in de zin van informatie of documentatie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat wél aan de ANBI regelgeving zou zijn voldaan. Dit is ook te zien aan de e-mails die ik vervolgens verstrekt heb aan de fiscus, die belichten louter de punten waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de ANBI status ten onrechte zou zijn verleend. Er is in die telefoongesprekken niet gevraagd om enig bewijs die een andere kant van de zaak zou belichten.”
Tot het dossier behoort een overeenkomst van 17 november 2020, gesloten tussen belanghebbende, [naam10] , [naam24] B.V., [naam13] Global Foundation en eventuele andere partijen waarvan [naam10] c.s. aandeelhouder zijn. In deze overeenkomst (hierna: de schone lei-overeenkomst) is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Nemen het volgende in aanmerking:
(A) [naam10] heeft via zijn advocaat contact opgenomen met (de advocaat van) [belanghebbende] en gevraagd om een minnelijke regeling met betrekking tot de hierna samengevatte omstandigheden. Hij wenst van [belanghebbende] “een schone lei” en heeft de kaders geschetst van wat hij in ruil daarvoor kan bieden ter herstel van de schade die hij [belanghebbende] heeft berokkend. Deze kaders zijn uitgewerkt in onderhavige overeenkomst.
(B) [naam10] was voorheen bestuurslid van verschillende organisaties in Nederland en het buitenland, waar hij bestuurlijke verantwoordelijkheid droeg. Voorts was hij middels [naam24] als consultant betrokken bij verschillende andere organisaties, waar hij bepaalde verantwoordelijkheid droeg al dan niet op basis van overeenkomsten en zoals blijkt uit verzonden facturen. Los daarvan was [naam10] een lid van de kerkgemeenschap van [naam25] en heeft hij geregeld verschillende organisaties als vrijwilliger bijgestaan, zonder enige bestuurlijke verantwoordelijkheid.
(…)
Artikel 2 – Verstrekken van informatie
2
[naam10] c.s. verstrekken aan [belanghebbende] :
(…)
(g) alle correspondentie en communicatie, inclusief informatie die aan hem verschaft is, met Nederlandse en buitenlandse autoriteiten, waaronder mede begrepen maar niet daartoe beperkt de (Nederlandse, Noorse, Duitse en Finse) Belastingdienst, Openbaar Ministerie, de FIOD, Økokrim, die [naam10] c.s. gevoerd hebben ten aanzien van [belanghebbende] c.s., waaronder opgave van een lijst van personen met wie zij over een periode van tien jaren tot aan de datum van de Overeenkomst contact hebben gehad. De documenten die [naam10] c.s. onder zich hebben zullen zo veel als mogelijk in originele vorm of bestandsformaat worden overgedragen.
Uitgezonderd is de correspondentie, communicatie en informatie die [naam10] c.s. op grond van een wettelijk voorschrift geheim dient te houden Het is daarbij tussen partijen in confesso dat [naam10] c.s. geen beroep toekomt op een dergelijk voorschrift ten aanzien van de correspondentie en communicatie, inclusief informatie die aan hem verschaft is, met het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Belastingdienst.
[naam10] zal in dit kader tevens een schriftelijke en chronologische verklaring afleggen en verstrekken met betrekking tot de door hem onderhouden contacten met deze partijen. Waar het de Nederlandse Belastingdienst en de FIOD betreft zal die verklaring mede omvatten (i) de redenen, voor het informeren van de fiscale autoriteiten, (ii) een overzicht van de contacten van [naam10] c.s. met de Nederlandse Belastingdienst en de FIOD en (ii) een toelichting op de contacten met hen, waaronder de kennis die [naam10] kennis heeft gekregen van het door de belastingdienst te voeren fiscale beleid;
(…)
Artikel 4— Communicatie richting derden
4
Onverminderd het bepaalde in artikel 6, zullen [naam10] c.s. op eerste verzoek van [belanghebbende] verklaringen en uitlatingen die zijn gedaan aan één of meer derden, waaronder, maar niet beperkt tot, autoriteiten, media, stakeholders en relaties van [belanghebbende] c.s. schrijvers (al dan niet van boeken over sektes), inclusief publieke verklaringen, met betrekking tot [belanghebbende] c.s. (inclusief stakeholders en relaties van [belanghebbende] c.s.) en/of het Verschuldigde, intrekken en voor zo ver een van de eerdere uitlatingen aantoonbaar (feitelijk, inhoudelijk of qua interpretatie) onjuist of onbetrouwbaar was deze corrigeren, binnen de termijn genoemd in artikel 6.3 van deze Overeenkomst al dan niet in de vorm van een nader door [belanghebbende] goed te keuren verklaring.
(…)
[naam10] zal zich tot het uiterste inspannen en zijn medewerking verlenen aan [belanghebbende] c.s. met betrekking tot onder meer de lopende fiscale procedures aangaande [belanghebbende] c.s. met als doel het voorkomen dat zijn communicatie met de Belastingdienst zal resulteren in belastingaanslagen, daaronder te verstaan iedere belastingsoort, ten laste van [belanghebbende] c.s. [naam10] c.s. zullen op eerste vordering van [belanghebbende] c.s. een verklaring in welke vorm dan ook, de vorm daarvan ter keuze van [belanghebbende] c.s., afleggen, in welke verklaring zij hun eerdere uitingen, meningen en opvattingen, kenbaar gemaakt aan de Belastingdienst en andere derden omtrent de ANBI-status van [belanghebbende] c.s. en andere belastende verklaringen aangaande [belanghebbende] c.s. ongedaan maken in die zin dat hij zijn eerder aan de Belastingdienst gegeven uitleg en toelichting zal intrekken en daar voor in de plaats een uitleg en toelichting zal geven die in het voordeel van [belanghebbende] c.s. is, zulks na goedkeuring daarvan door [belanghebbende] c.s. Deze verklaring zal onder meer, maar daartoe niet beperkt, betrekking hebben op de punten genoemd in het memo van FTadvocaten van 7 november 2020, op het karakter van [belanghebbende] c.s. als algemeen nut beogende instelling, op de vraag of en in hoeverre [belanghebbende] c.s. reserves ten behoeve van haar doelstelling aanhoudt. Het staat [belanghebbende] c.s. vrij deze verklaring van [naam10] c.s. over te leggen aan de Belastingdienst en rechterlijke instanties.
[naam10] zal op eerste verzoek van [belanghebbende] c.s. zijn medewerking verlenen aan één of meer door [belanghebbende] c.s. georganiseerde vergadering(en) waarin de strategie met betrekking tot de procedure welke [belanghebbende] c.s. ten overstaan van de belastingrechter voert met betrekking tot hun zogenoemde ANBI-status, wordt besproken door [belanghebbende] c.s. en haar advocaten en adviseurs. [naam10] verklaart zich bereid het voor deze vergaderingen nodige tijdsbeslag te besteden aan deze vergaderingen.
(…)”
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de ANBI-status terecht is ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010, omdat belanghebbende niet voldeed aan de zogenoemde anti-oppoteis van artikel 1b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake Rijksbelastingen (Uitv. Reg. AWR; tot 2013 opgenomen in artikel 41b van de Uitvoeringsregeling Wet inkomstenbelasting 2001). Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd en dat van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel door de Inspecteur geen sprake is.
Tijdens het onderzoek ter zitting van de Rechtbank van 27 januari 2021 is [naam10] als getuige gehoord.
3 Geschil
Belanghebbende voert ten eerste aan dat de Rechtbank de goede procesorde heeft geschonden door haar onvoldoende gelegenheid te bieden nadere stukken in te dienen en de zaak inhoudelijk op zitting te behandelen, terwijl belanghebbende ervan uitging dat slechts een regiezitting zou worden gehouden. Belanghebbende concludeert tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank op de voet van artikel 8:115, lid 1, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Volgens de Inspecteur is de goede procesorde niet geschonden en bestaat voor terugwijzing geen aanleiding.
Verder is tussen partijen in geschil of de Inspecteur:
- -
-
alle op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb heeft overgelegd;
- -
-
terecht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 de ANBI-status van belanghebbende heeft ingetrokken;
- -
-
zorgvuldig heeft gehandeld bij het intrekken van de ANBI-status en het doen van uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende beantwoordt de onder 3.2. genoemde vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikking intrekking ANBI-status. De Inspecteur neemt tegengestelde standpunten in.
In haar hogerberoepschrift heeft belanghebbende haar standpunt, dat zij kan worden aangemerkt als een steunstichting als bedoeld in artikel 5b, lid 3, onderdeel m, van de AWR, ingetrokken.