Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8528, 21/00938
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-10-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8528, 21/00938
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2022
- Datum publicatie
- 14 oktober 2022
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2021:2446, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00938
- Relevante informatie
- Art. 6.17 lid 1 onderdeel e Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Uitgaven voor extra gezinshulp.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 21/00938
uitspraakdatum: 4 oktober 2022
Uitspraak van de zeventiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 juni 2021, nummer LEE 20/716, ECLI:NL:RBNNE:2021:2446, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
Partijen zijn bij brieven van 12 juli 2022 van het Hof uitgenodigd voor de zitting op 13 september 2022 om 12.00 uur.
De gemachtigde van belanghebbende, mr. H.A.J. Kalsbeek, (hierna: de gemachtigde) heeft bij brief van 12 augustus 2022, op dezelfde dag ontvangen door het Hof, verzocht om uitstel van de zitting in verband met een familiebezoek van belanghebbende en haar gezin in Turkije. Het Hof heeft dit verzoek bij brief van 15 augustus 2022 afgewezen.
De gemachtigde heeft bij brief van 12 september 2022, op dezelfde dag ontvangen door het Hof, – onder meer – medegedeeld dat ook hij niet op de zitting van 13 september 2022 aanwezig zal zijn.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam2] . De gemachtigde en belanghebbende zijn met bericht van verhindering aan het Hof niet verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenoot] . Samen met haar echtgenoot heeft zij vier kinderen, waaronder [kind1] en dochter [kind2] .
Dochter [kind2] heeft een ernstige ontwikkelingsachterstand, is slechthorend en rolstoelafhankelijk.
Op 17 juni 2016 heeft belanghebbende met tussenkomst van een belastingconsulent aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2015. In deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 1.313 in aftrek gebracht als specifieke zorgkosten. Deze aftrek is volgens de aangifte als volgt opgebouwd:
Uitgaven voor hulpmiddelen |
€ 10.420 |
|
Uitgaven voor extra gezinshulp |
€ 12.000 |
|
Drempel uitgaven extra gezinshulp |
€ 1.004 |
-/- |
Drempel uitgaven specifieke zorgkosten |
€ 1.246 |
-/- |
Totaal aftrekbare specifieke zorgkosten |
€ 20.170 |
|
Toerekening aan partner |
€ 18.857 |
-/- |
Aftrek specifieke zorgkosten belanghebbende |
€ 1.313 |
Tot de stukken van het geding behoren twaalf facturen van [naam3] Zorgverlening over de maanden januari tot en met december 2015 van elk € 1.000. Op de facturen staat onder meer het volgende vermeld: “Naam budgethouder: [kind2] (…) Geleverde zorg: Persoonlijke verzorging, Verpleging, Begeleiding, 25 uur tegen een vaste vergoeding per maand van € 1000,00 inclusief reiskosten. (…) Naam zorgverlener [de zorgverlener] .” Deze facturen zijn maandelijks betaald aan [de zorgverlener] vanaf een bankrekening ten name van [de echtgenoot] .
Aan dochter [kind2] is voor het jaar 2015 een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend van € 48.333. Vanuit dit PGB is in 2015 maandelijks € 1.969 betaald aan [naam4] . Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wordt voor deze onderneming in het onderhavige jaar ook de – onder 2.4 genoemde – handelsnaam [naam3] Zorgverlening gebruikt. Er is maandelijks eveneens € 1.969 betaald aan [naam5] . De echtgenoot van belanghebbende is firmant/maat/deelnemer van [naam6] V.O.F. Een van de handelsnamen van [naam6] is [naam5] . Daarnaast is maandelijks € 90 betaald aan [kind1] .
Bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 heeft de Inspecteur de in de aangifte opgevoerde aftrek van specifieke zorgkosten niet toegestaan.
Belanghebbende heeft bij formulier van 17 januari 2019, ontvangen door de Inspecteur op 18 januari 2019, bezwaar gemaakt tegen de – onder 2.6 genoemde – aanslag.
3 Geschil
In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van uitgaven voor extra gezinshulp.