Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:143, 21/00549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:143, 21/00549

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 januari 2023
Datum publicatie
20 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:143
Formele relaties
Zaaknummer
21/00549
Relevante informatie
Art. 225 Gemw

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Europese Gehandicapten Parkeerkaart niet duidelijk zichtbaar.

Mondelinge uitspraak Hof gepubliceerd: ECLI:NL:GHARL:2022:7914

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/00549

uitspraakdatum: 10 januari 2023

Uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer als bedoeld in artikel 28b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 23 april 2021, nummer AWB 20/5650, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op 10 september 2020 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende R.P.I. Noy, alsmede [naam1 ] namens de heffingsambtenaar. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 9 november 2022 aangetekend aan partijen is verzonden

1.6.

Het Hof heeft op 13 september 2022 een mondelinge uitspraak gedaan in deze zaak. De griffier van de Hoge Raad heeft het Hof medegedeeld dat belanghebbende beroep in cassatie heeft ingediend en het Hof op de voet van artikel 28b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de auto met kenteken [kenteken] . Deze auto stond op 10 september 2020 om 15:57 uur geparkeerd op een parkeerplaats aan de Oranjesingel te Nijmegen, zijnde een parkeerplaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Blijkens artikel 9, aanhef en letter a, van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen gemeente Nijmegen 2020 (hierna: de Verordening) zijn gehandicapten, voor zover zij beschikken over een duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart dan wel een gemeentelijke parkeerontheffing voor gehandicapten vrijgesteld van de heffing van parkeerbelasting.

2.2.

De parkeercontroleur heeft achter de voorruit van de auto een parkeerticket aangetroffen, waarop te zien was dat de parkeertijd om 15:55 uur eindigde.

2.3.

In de processtukken bevindt zich een kopie van een gehandicaptenparkeerkaart op naam van [naam2] . Ook bevindt zich in het procesdossier een schriftelijke verklaring van [naam2] van 19 oktober 2020 waarin hij het volgende heeft verklaard:

‘Middels deze verklaring bevestig ik dat ik op 10 september jl. met [belanghebbende] voor een zakelijke afspraak in Nijmegen was. Ik mocht met [belanghebbende] meerijden vanwege een gemeenschappelijk bezoek aan [naam3] Notarissen aan de [adres] . Hierbij hebben wij gebruik gemaakt van mijn invalideparkeerkaart. Deze gebruik ik sinds ik vanwege de gevolgen van een motorongeluk geen lange afstanden kan lopen. Ik ben bereid deze verklaring onder ede te herhalen.’

2.4.

Tot de gedingstukken behoren foto’s van de geparkeerde auto van belanghebbende aan de Oranjesingel op 10 september 2020, welke foto’s door de scanauto en de parkeercontroleur zijn gemaakt om respectievelijk 15:46 uur en 15:58 uur.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende aanspraak kan maken op de vrijstelling van betalen van parkeerbelastingen op grond van artikel 9 aanhef en letter a van de Verordening, nu de bijrijder van belanghebbende, de heer [naam2] , beschikte over een Europese Gehandicapten Parkeerkaart.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing