Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1899, 21/01460

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-03-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1899, 21/01460

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 maart 2023
Datum publicatie
17 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:1899
Formele relaties
Zaaknummer
21/01460
Relevante informatie
Bvdb 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Dienstbetrekking aan boord van schepen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 21/01460

uitspraakdatum: 7 maart 2023

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende).

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2021, zaaknummer AWB 19/1012, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.767 en een premie-inkomen van € 33.363 (hierna: de aanslag). Aan belastingrente is daarbij bij beschikking een bedrag berekend van € 699.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag gegrond verklaard en belanghebbende vrijstelling van de heffing van premie volksverzekeringen voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 verleend. De beschikking belastingrente heeft de Inspecteur verminderd tot nihil.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 augustus 2021 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.205.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting is met instemming van partijen achterwege gebleven.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in 2014 in Nederland.

2.2

Belanghebbende heeft in 2014 in loondienst werkzaamheden verricht voor [naam1] SA (hierna: [naam1] ). De plaats van werkelijke leiding van [naam1] is gelegen in Zwitserland.

2.3

Personeel van [naam1] wordt tewerkgesteld op schepen van de gelieerde vennootschap [naam2] SA (hierna: [naam2] ). De activiteiten van [naam2] bestaan uit het verrichten van diensten op zee aan opdrachtgevers in de olie- en gasindustrie, bestaande uit het leggen van pijpleidingen en het verwijderen van platforms. [naam2] heeft haar hoofdvestiging in Zwitserland en heeft kantoren in diverse andere landen, waaronder Nederland

2.4

Belanghebbende is in de eerste helft van 2014 door [naam1] tewerkgesteld aan boord van het schip genaamd ‘ [naam3] ’, een pijpenleggerschip. Dit schip is bestemd voor de installatie van onderzeese pijpleidingen en het transport van de daarvoor benodigde onderdelen. Volgens informatie op de website van [naam2] waarnaar de Inspecteur heeft verwezen, is de [naam3] operationeel sinds 2007 en heeft zij een groter laadvolume waardoor zij voor de bevoorrading van pijpen minder afhankelijk is van transportschepen.

2.5

Belanghebbende is in de tweede helft van 2014 door [naam1] tewerkgesteld aan boord van het schip genaamd ‘ [naam4] ’. Het schip is gebouwd in Zuid-Korea en in 2014 vanuit Zuid-Korea naar Rotterdam gebracht, waar het op 8 januari 2015 is aangekomen om afgebouwd te worden.

2.6

Volgens de door [naam1] aan belanghebbende verstrekte ‘taks Overview’ heeft belanghebbende in 2014 172 dagen gewerkt: in Indonesië (2 dagen), in Zuid-Korea (68 dagen), in Maleisië (22 dagen), in Singapore (2 dagen), in de Verenigde Staten van Amerika (47 dagen), in Zuid‑Afrika (1 dag) en op de internationale wateren (30 dagen).

2.7

Belanghebbende heeft in 2014 geen werkzaamheden in Zwitserland verricht.

2.8

Het inkomen van belanghebbende over 2014 is niet in Zwitserland in de belastingheffing betrokken.

2.9

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2014 verzocht om vrijstelling van premieheffing voor de volksverzekeringen voor het gehele jaar, maar niet verzocht om een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting.

2.10

Bij besluit van 10 oktober 2018 heeft de Sociale Verzekeringsbank beslist dat belanghebbende op grond van artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 voor de periode van 29 juli 2013 tot en met 30 september 2015 niet voor de volksverzekeringen verzekerd is geweest.

2.11

Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de beschikking belastingrente verminderd wegens de vrijstelling van de premies volksverzekeringen.

3 Het geschil en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur terecht geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende werkzaam was in een dienstbetrekking die is uitgeoefend aan boord van schepen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze laatste vraag bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3

De Inspecteur beantwoordt deze laatste vraag ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing