Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4804, 22/01725
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-06-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:4804, 22/01725
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 6 juni 2023
- Datum publicatie
- 16 juni 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2022:1988, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/01725
- Relevante informatie
- Art. 3.6 Wet IB 2001, Art. 3.76 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Compromis ter zitting.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 22/01725
uitspraakdatum: 6 juni 2023
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Noord-Nederland van 9 juni 2022, nummer LEE 21/3339, ECLI:NL:RBNNE:2022:1988, in het geding tussen
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is op 13 oktober 2020 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2017, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 76.473 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het tegen de aanslag ingediende bezwaar gegrond verklaard. De aanslag is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.115 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [naam1] en [naam2] , alsmede [naam3] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam4] .
2 Geschil
In geschil is of belanghebbende in 2017 voldoet aan het urencriterium van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001 en daarmee recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek.
3 Gronden
Partijen zijn ter zitting tot overeenstemming gekomen over het onderhavige hoger beroep. Het compromis houdt het volgende in:
- -
-
belanghebbende voldoet voor het jaar 2017 aan het urencriterium en heeft daarom recht op de zelfstandigen- en startersaftrek,
- -
-
de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur moeten worden vernietigd,
- -
-
de aanslag moet worden verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.028 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.946,
- -
-
het verzamelinkomen moet worden verminderd tot € 63.974,
- -
-
de belastingrente moet dienovereenkomstig verminderd worden,
- -
-
belanghebbende trekt haar bezwaar tegen de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2018, waarin het voldoen aan het urencriterium ook in geschil is, in,
- -
-
de Inspecteur vergoedt aan belanghebbende het in beroep betaalde griffierecht van € 49 en het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,
- -
-
ten slotte zijn partijen overeengekomen dat iedere partij zijn of haar eigen proceskosten van het (hoger) beroep draagt.
Het Hof zal overeenkomstig dit compromis beslissen.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.