Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5904, 21/01843
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5904, 21/01843
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 juli 2023
- Datum publicatie
- 21 juli 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2021:4802, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/01843
- Relevante informatie
- Art. 9.6 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Compromis ter zitting.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 21/01843
uitspraakdatum: 11 juli 2023
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 9 november 2021, nummer LEE 20/2857, ECLI:NL:RBNNE:2021:4802, in het geding tussen de Inspecteur
en
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.933.
De Inspecteur heeft het tegen de aanslag ingediende bezwaar gesplitst in een deel dat in het kader van een massaal bezwaarprocedure wordt uitgeprocedeerd (de stelselvraag) en een deel dat daarbuiten valt (de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last). Het eerste deel van de bezwaren (de stelselvraag) heeft de Inspecteur aangehouden in afwachting van het arrest van de Hoge Raad in de massaal bezwaarprocedure en de daarop volgende collectieve uitspraak op bezwaar. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar betreffende het tweede deel (de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last) ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen de laatst bedoelde uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag gewijzigd in een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 18.537, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 5,50 en de Inspecteur gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.
De Inspecteur heeft bij brief van 1 juli 2022 een berekening ingestuurd van het vermoedelijk te verlenen rechtsherstel op grond van het Besluit rechtsherstel box 3.
De Inspecteur heeft, na daartoe door het Hof om te zijn verzocht, bij brief van 4 augustus 2022 de aan belanghebbende gerichte verminderingsbeschikking IB/PVV 2018 van 22 juli 2022 (hierna: de verminderingsbeschikking) ingestuurd. In de verminderingsbeschikking is de aanslag overeenkomstig het Besluit rechtsherstel box 3 verminderd naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.407. Daarbij is het voordeel uit sparen en beleggen bepaald op € 16.014. Belanghebbende heeft hierop bij brief van 6 augustus 2022 gereageerd.
Voor de zitting heeft de Inspecteur een brief ingezonden.
Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 13 december 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [naam1] (de partner van belanghebbende), alsmede [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] . Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de Inspecteur in de gelegenheid te stellen een nadere reactie te geven.
De Inspecteur heeft bij brief van 20 januari 2023 gereageerd. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brieven van 3 en 13 februari 2023.
Het Hof heeft partijen bij brief van 15 februari 2023 bericht aanleiding te zien voor een nadere zitting.
Voor de zitting heeft belanghebbende bij brief van 1 juni 2023 nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter nadere zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , alsmede [naam4] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] .
2 Overwegingen
De Inspecteur is met belanghebbende en diens partner, [naam1] (hierna: [naam1] ), ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
- het gezamenlijk bij belanghebbende en [naam1] in aanmerking te nemen voordeel uit sparen en beleggen voor het jaar 2018 bedraagt € 26.427, waarbij zij de keuze maken een bedrag van € 16.014 toe te rekenen aan belanghebbende en € 10.413 aan [naam1] ;
- de aanslag IB/PVV 2018 ten name van belanghebbende wordt gehandhaafd, zoals door de Inspecteur vastgesteld bij de verminderingsbeschikking berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.407;
- de voor het jaar 2018 in de IB/PVV opgelegde aanslag en navorderingsaanslag ten name van [naam1] zullen door de Inspecteur ambtshalve worden verminderd, in die zin dat daarbij een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.413 in aanmerking wordt genomen;
- belanghebbende en [naam1] trekken hun verzoek om een schadevergoeding, als vermeld in de brief van 13 februari 2023, en hun verzoek om een dwangsom, zoals gevoegd bij de brief van 1 juni 2023, in;
- belanghebbende en [naam1] zullen geen (nader) verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV voor het jaar 2018 indienen en [naam1] zal geen bezwaar indienen tegen de ambtshalve vermindering als hiervoor door de Inspecteur is toegezegd;
- partijen zullen geen beroep in cassatie instellen tegen de onderhavige uitspraak van het Hof;
- de Inspecteur vergoedt aan belanghebbende de proceskosten voor de beroepsfase van € 5,50 en voor de behandeling van het hoger beroep van € 60, in totaal € 65,50;
- de Inspecteur vergoedt het door belanghebbende in beroep betaalde griffierecht;
- partijen hebben nadrukkelijk verklaard dat het compromis zich beperkt tot het jaar 2018.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen (voor zover het ziet op de onderhavige procedure).
3 Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– handhaaft de aanslag IB/PVV 2018, zoals door de Inspecteur vastgesteld bij de verminderingsbeschikking, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.407,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 65,50, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 48 in verband met het beroep bij de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(G.B.A. Brummer)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 13 juli 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.