Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7069, 2200808 en 2200809

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-08-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7069, 2200808 en 2200809

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 augustus 2023
Datum publicatie
1 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:7069
Formele relaties
Zaaknummer
2200808 en 2200809
Relevante informatie
Art. 4 Wet OB 1968, Art. 25 Wet OB 1968, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

OB. Correcties naar aanleiding van boekenonderzoek.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 22/00808 en 22/00809

uitspraakdatum: 22 augustus 2023

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 maart 2022, zaaknummers LEE 21/171 en 21/173, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd naar bedrag van € 12.374. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.489. De Inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd van € 1.237.

1.2

Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 een naheffingsaanslag in de OB opgelegd naar bedrag van € 13.644. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.751. De Inspecteur heeft een verzuimboete opgelegd van € 1.364.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de hiervoor – onder 1.1 – genoemde naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 9.601, de verzuimboete verminderd tot € 960 en de beschikking belastingrente tot € 1.931.

1.4

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de hiervoor – onder 1.2 – genoemde naheffingsaanslag, verzuimboete en beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 23 maart 2022 het beroep inzake de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ongegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 vernietigd uitsluitend voor zover het betreft de beslissing over de verzuimboete, de verzuimboete verminderd tot een bedrag van € 912, het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 zoals die luidt na de vermindering door de Inspecteur tot een bedrag van € 13.613 in stand gelaten, de beschikking belastingrente zoals die luidt na de vermindering door de Inspecteur tot een bedrag van € 1.750 in stand gelaten, de verzuimboete verminderd tot een bedrag van € 1.292 en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.6

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2023 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [naam1] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is gehuwd met [naam1] (de echtgenoot). De echtgenoot exploiteerde in jaren de 2014 tot en met 2019 een eenmanszaak onder de naam “ [naam4] ”. Volgens de bedrijfsomschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bestonden de activiteiten van deze onderneming uit: “Adviesbureau op het gebied van boekhoudingen, belastingen, schuldsaneringen, faillissementsbegeleiding, gerechtelijke procedures, opsporingen (detective), bedrijfsdoorlichting en op het gebied van het organiseren van evenementen, alsmede personeelsbemiddeling”.

2.2

Belanghebbende bezat in de jaren 2014 tot en met 2018 een vakantiewoning in België die zij verhuurde.

2.3

Belanghebbende heeft op 10 november 2014 een gebruikte auto gekocht, een Opel Meriva, met kenteken [kenteken1] en een kilometerstand van 9.000 km (hierna: de auto). De auto heeft een catalogusprijs van € 24.411.

2.4

De Inspecteur heeft belanghebbende voor de jaren 2014 tot en met 2018 voor de omzetbelasting uitgenodigd tot het doen van maandaangiften.

2.5

Belanghebbende heeft in haar maandaangiften omzetbelasting voor het jaar 2014 in totaal een bedrag van € 5.590 aan omzet met 0% dan wel niet belast aangegeven en € 12.874 aan voorbelasting in aftrek gebracht, hetgeen heeft geleid tot een teruggaaf van € 12.874.

2.6

Belanghebbende heeft in haar maandaangiften omzetbelasting voor het jaar 2015 een bedrag van € 100 aan omzet belast met 21% aan omzetbelasting aangegeven, een bedrag van € 6.428 aan omzet met 0% dan wel niet belast aangegeven en € 4.527 aan voorbelasting in aftrek gebracht hetgeen leidde tot een teruggaaf van € 4.506.

2.7

Belanghebbende heeft in haar maandaangiften omzetbelasting voor het jaar 2016 een bedrag van € 819 aan omzet met 0% dan wel niet belast aangegeven en € 3.440 aan voorbelasting in aftrek gebracht hetgeen leidde tot een teruggaaf van € 3.440.

2.8

Belanghebbende heeft in haar maandaangiften omzetbelasting voor het jaar 2017 een bedrag van € 4.689 aan omzet met 0% dan wel niet belast aangegeven en € 4.219 aan voorbelasting in aftrek gebracht hetgeen leidde tot een teruggaaf van € 4.219. Op 18 april 2019 heeft belanghebbende een suppletie omzetbelasting voor het tijdvak mei 2017 ingediend. De Inspecteur heeft naar aanleiding van die suppletie aan belanghebbende een extra teruggaaf van € 95 verleend.

2.9

Belanghebbende heeft in haar maandaangiften omzetbelasting voor het jaar 2018 een bedrag van € 4.811 aan omzet met 0% dan wel niet belast aangegeven en € 6.238 aan voorbelasting in aftrek gebracht hetgeen leidde tot een teruggaaf van € 6.238. De Inspecteur heeft deze teruggaaf niet in zijn geheel verleend. Per saldo heeft de Inspecteur voor het jaar 2018 een teruggaaf van € 1.188 verleend.

2.10

De Inspecteur heeft op 17 september 2019 een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Bij brief van 6 november 2019 heeft de Inspecteur de voorlopige uitkomsten van het boekenonderzoek bekendgemaakt en naheffingsaanslagen omzetbelasting alsmede verzuimboetes aangekondigd. De uitkomsten van het boekenonderzoek zijn in een rapport van 22 juni 2020 vastgelegd. In dit rapport heeft de Inspecteur – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:

3 Omzetbelasting

3.1

Voorbelasting

3.1.1

Aftrekbaarheid van de voorbelasting

Door belastingplichtige en haar adviseur worden facturen, bonnetjes en kassa-afslagen in een ordner bewaard. De omzetbelasting op deze stukken beschouwt de adviseur als zakelijke en dus aftrekbare voorbelasting. Het is mij gebleken dat de regelgeving door de adviseur op dit punt niet nauwkeurig wordt toegepast :

- BTW op privé-uitgaven wordt als zakelijk aangemerkt.

- De tenaamstelling op bonnen of facturen wordt aangepast.

- Benzinebonnen van door derden verbruikte brandstof worden in de administratie opgenomen.

- BTW die in het buitenland is betaald wordt afgetrokken als voorbelasting.

Deze geconstateerde gebreken maken de administratie onbetrouwbaar.

Op 10 november 2014 wordt een gebruikte auto gekocht met kenteken [kenteken1] . De auto heeft een catalogusprijs van € 24.411 en een kilometerstand van 9.000 km. Deze auto wordt door belastingplichtige voor de omzetbelasting aangemerkt als een zakelijke auto. De auto wordt namelijk gebruikt om van de woonplaats [woonplaats] naar de vakantiewoning in België te rijden. Deze vermogensetikettering is aanvaardbaar. De door de belastingplichtige geclaimde vooraftrek op deze auto, de onderhoudskosten van deze auto en de brandstofkosten zijn aanvaardbaar.

Voor het jaar 2014 accepteer ik de voorbelasting op de auto ten bedrage van € 3.056 en de kosten van brandstof voor de zakelijke auto ten bedrage van € 58.

Voor het jaar 2015 accepteer ik de voorbelasting op de kosten van de auto ten bedrage van € 85 en de brandstofkosten ten bedrage van € 351.

Voor het jaar 2016 accepteer ik de voorbelasting op de kosten van de auto ten bedrage van € 148 en de brandstofkosten ten bedrage van € 350.

Voor het jaar 2017 accepteer ik de voorbelasting op de brandstofkosten ten bedrage van € 369.

Voor het jaar 2018 accepteer ik de voorbelasting op de kosten van de auto ten bedrage van € 1 en de brandstofkosten ten bedrage van € 188.

Voor de rest van de door belastingplichtige geclaimde vooraftrek ligt de bewijslast bij belastingplichtige. De administratie die in eerste instantie als bewijs dient is onbetrouwbaar. Daarnaast heeft de adviseur van belastingplichtige de indruk gewekt dat belastingplichtige ook een huisje in Duitsland bezit en hiervoor kosten in de administratie opgevoerd. Het huisje in Duitsland is echter geen eigendom van belastingplichtige en naar nu blijkt ontvangt de adviseur van belastingplichtige provisie voor de verhuur van dat huisje.

Er is meer voorbelasting in aftrek gebracht dan de voorbelasting die betrekking heeft op de verhuur van het vakantiehuisje in België. Ook de voorbelasting die betrekking heeft op het huisje in Duitsland en de voorbelasting op de gemanipuleerde stukken is in aftrek gebracht. Belastingplichtige heeft daarmee niet aangetoond dat zij recht heeft op de bedragen die in de aangifte in aftrek zijn gebracht. Aangezien het wel aannemelijk is dat belastingplichtige kosten maakt voor de instandhouding van het huisje en de inventaris in België stel ik de voorbelasting op € 250 per jaar.

Berekening correcties:

jaar

2014

2015

2016

2017

2018

op aangifte geclaimde vooraftrek

12.874

4.506

3.440

4.314

1.240

vooraftrek gecorrigeerde

administratie

10.090

4.170

2.879

1.991

6.149

niet aangetoonde kosten

2.784

336

561

2.323

-

geaccepteerde vooraftrek in

verband met de auto

3.114

436

498

369

189

geaccepteerd op basis van een

schatting

250

250

250

250

250

correctie ten opzichte van de

ingediende aangifte

9.510

3.820

2.692

3.695

801

Correctie: voorbelasting 2014 lager € 9.510

Correctie: voorbelasting 2015 lager € 3.820

Correctie: voorbelasting 2016 lager € 2.692

Correctie: voorbelasting 2017 lager € 3.695

Correctie: voorbelasting 2018 lager € 801

3.2

Overige aspecten

3.2.1

Privégebruik auto

Belastingplichtige heeft op 10 november 2014 een personenauto aangeschaft met een cataloguswaarde van € 24.411. Deze auto heeft zij als zakelijke auto geëtiketteerd voor de omzetbelasting. De auto is aangeschaft met een kilometerstand van 9.000 km. Het zakelijke gebruik van de auto bestaat uit het vervoer van de woonplaats naar de vakantiewoning in België. Uit de onderhoudsnota van de auto blijkt dat de kilometerstand op 16 november 2016 62.800 km bedraagt. In twee jaar tijd is er met de auto 53000 km gereden, zodat het aannemelijk is dat de auto ook voor privé wordt gebruikt.

Belastingplichtige heeft ten onrechte geen privé gebruik auto aangegeven in haar aangiften omzetbelasting. De verschuldigde omzetbelasting bedraagt per jaar € 24,411*2,7% = € 659.

Correctie privégebruik auto 2014 € 91

Correctie privégebruik auto 2015 € 659

Correctie privégebruik auto 2016 € 659

Correctie privégebruik auto 2017 € 659

Correctie privégebruik auto 2018 € 659

4 Recapitulatie Correcties

Jaar

2014

2015

2016

2017

2018

correctie voorbelasting

9.510

3.820

2.692

3.695

801

correctie privé gebruik auto

91

659

659

659

659

Totale correctie

9.601

4.479

3.351

4.354

1.460”

2.11

Belanghebbende heeft kopieën van diverse kassabonnen en facturen aan de Inspecteur overgelegd waaronder:

- een met de handgeschreven kwitantie met datum 28 juni 2014 van [naam5] gericht aan [belanghebbende] met als omschrijving – voor zover leesbaar – “Geleverd Colectie (…) Stripboeken (…) inclusief € 100.000, 6% BTW € 5.660, Ex BTW 94.340,-, te betalen in overleg zie schriftelijke afspraak!”;

- een factuur van 29 december 2017 van [naam6] te [plaats1] gericht aan “Fam. [belanghebbende] ” voor een bedrag van € 435,00 vermeerderd met € 26,10 aan omzetbelasting ter zake van het aanbrengen van stucwerk op een schouwpartij. Op de factuur is met de hand geschreven “Idzenga”.

- een factuur van 16 januari 2015 van [naam7] gericht aan “ [naam1] ” voor een bedrag van € 85,54 vermeerderd met € 17,96 aan omzetbelasting ter zake van de reparatie van een televisietoestel. Op de factuur is met de hand geschreven “ [belanghebbende] ”;

- een factuur/kassabon van 27 januari 2015 van [naam8] voor een bedrag van € 139,67 vermeerderd met € 29,33 aan omzetbelasting. Uit de factuur/kassabon is niet af te leiden aan wie deze is gericht;

- een factuur van 25 juni 2015 van [naam9] voor een bedrag van € 256,70 vermeerderd met € 5,34 en € 35,22 aan omzetbelasting ter zake van de plaatsing van twee isolatieruiten. De factuur is geadresseerd aan “Fam. [belanghebbende] ”. Met de hand is hierbij geschreven: “ [belanghebbende] ”;

- een factuur van 14 oktober 2015 van [naam10] BV voor een bedrag van € 1.971,03 vermeerderd met € 413,92 aan omzetbelasting ter zake van de vernieuwing van een onderdorpel. De factuur is geadresseerd aan “Fam. [naam1] ”. Op de factuur is met de hand geschreven: “ [belanghebbende] ”;

- een factuur van 12 augustus 2017 van [naam11] , gericht aan “Familie [naam1] ” voor een bedrag van € 395,10 vermeerderd met € 82,97 aan omzetbelasting ter zake de aanleg van een waterval en

- een factuur van 21 augustus 2017 van [naam12] ter zake van de reparatie van een auto met kenteken [kenteken2] voor een bedrag van € 230,46 vermeerderd met € 48,41 aan omzetbelasting. De factuur is geadresseerd aan “ [naam4] , t.a.v. de heer [naam13] ”. Met de hand is hierbij geschreven “Voor [belanghebbende] ”.

2.12

Belanghebbende heeft bij brief van 28 december 2021 een kopie van een handgeschreven factuur overgelegd van [naam4] , met factuurdatum 31-12-2014. Daarop is onder meer het volgende (handgeschreven) vermeld:

“Werkzaamheden voor U gedaan 5000,-

21% BTW 1050,-

6050,-

o.a. Boekhouding

Huisje Verhuur

Betalingen Rentmeesterschap

Enz

(…)

*kan worden verrekend”.

2.13

Belanghebbende heeft bij brief van 28 december 2021 een kopie van factuur overgelegd van [naam4] , met factuurdatum 31-12-2018. Daarop is onder meer het volgende (handgeschreven) vermeld:

“Voor u bewezen diensten en administratie voor u verricht.

Jaar 2018 5000,-

21% BTW 1050,-

6050,-”.

2.14

Tijdens de procedure in eerste aanleg heeft de Inspecteur geconstateerd dat er bij het opleggen van de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 rekenfouten zijn gemaakt. De Inspecteur heeft hierover in zijn verweerschrift in eerste aanleg het volgende geschreven:

7.2.2 Bij de berekening van het na te heffen bedrag over 2015 is in het controlerapport vermeld dat in de aangiften over dat jaar [belanghebbende] in totaal € 4.506 aan voorbelasting heeft afgetrokken. Dit is niet juist: in de aangiften trekt [belanghebbende] € 21 méér voorbelasting af (€ 4.527, zie punt 3.5 van mijn verweerschrift).

7.2.3

De tweede rekenfout heeft betrekking op het jaar 2018. In het controlerapport bij het jaar 2018 is vermeld dat [belanghebbende] € 1.240 aan voorbelasting heeft afgetrokken, maar per saldo is bij [belanghebbende] een lager bedrag van € 1.188 in aanmerking genomen (zie punt 3.9 van mijn verweerschrift). De naheffingsaanslag moet daarom met € 52 worden verlaagd, om te voorkomen dat [belanghebbende] een teruggaaf moet terugbetalen die zij niet heeft gekregen.

7.2.4

De correcties over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 zijn met één naheffingsaanslag over de gehele periode nageheven. Per saldo dient de naheffingsaanslag verminderd te worden van € 13.644 naar € 13.613. Ik zal de naheffingsaanslag op korte termijn ambtshalve verminderen met € 31. Zodra dit is gebeurd, laat ik u dit weten.

2.15

Bij verminderingsbeschikking van 15 oktober 2021 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag voor het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 verminderd tot een bedrag van € 13.613. Tevens is de verzuimboete verminderd tot € 1.361 en het bedrag aan belastingrente tot € 1.750.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing