Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7702, 20/00499
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7702, 20/00499
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 12 september 2023
- Datum publicatie
- 22 september 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2020:773, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00499
- Relevante informatie
- Art. 2 WA, Art. 51 WA
Inhoudsindicatie
Accijns. Naheffing. Betrokkenheid bij het voorhanden hebben van sigaretten.
Uitspraak
locatie Leeuwarden
nummer(s) BK-ARN 20/00499
uitspraakdatum: 12 september 2023.
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2020, nummer LEE 16/2751, ECLI:NL:RBNNE:2020:773, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag accijns opgelegd ter grootte van € 1.579.364. Bij beschikking is daarnaast € 57.298 belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd naar € 1.552.860 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nadien meerdere nadere stukken ingediend.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben verklaard van dat recht geen gebruik te willen maken. Het Hof heeft daarop bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
De naheffingsaanslag accijns is door de Inspecteur in zijn brief van 4 december 2013 als volgt gemotiveerd:
“U ontvangt deze naheffingsaanslag omdat u op grond van artikel 52 lid 1 en lid 2 letter a Wet op de accijns de accijns verschuldigd bent. Op 01 augustus 2013 heb ik u mijn voornemen tot het opleggen van deze naheffingsaanslag toegestuurd.
De naheffingsaanslag is gebaseerd op de navolgende gegevens:
- Op 30 juni 2010 werden bij [naam1] B.V. aan de [adres1] in [plaats1] in totaal 3.000.000 sigaretten aangetroffen.
- Op 8 november 2011 werden in een opslagloods aan de [adres2] in [plaats2] in totaal 169.900 sigaretten aangetroffen.
- Op 22 maart 2012 werden in een opslagloods aan de [adres3] in [plaats3] in totaal 7.185.000 sigaretten aangetroffen.
Deze sigaretten waren niet voorzien van de vereiste Nederlandse accijnszegels en zijn in beslag genomen. Vastgesteld is dat u betrokken bent geweest bij het voorhanden hebben van voornoemde partijen sigaretten.
Op grond van artikel 2 lid 1 letter b van de wet op de Accijns (WA) wordt als uitslag tot verbruik aangemerkt het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven. De accijns wordt verschuldigd ter zake van die uitslag tot verbruik o.g.v. artikel 1 lid 2 WA.
Op basis van de hiervoor omschreven omstandigheden wordt thans op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de accijns voor een bedrag van € 1.579.364,00 door middel van deze aanslag bij u nageheven. Tevens zal aan u op grond van artikel 30h van de AWR belastingrente (voorheen heffingsrente) in rekening worden gebracht.”
De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag als volgt berekend:
Datum |
Sigaretten |
Minimum accijnsbedrag |
Totaal |
30 juni 2010 |
3.000.000 |
€ 144 per 1.000 stuks |
€ 432.000 |
8 november 2011 |
169.900 |
€ 156 per 1.000 stuks |
€ 26.504 |
22 maart 2012 |
7.185.000 |
€ 156 per 1.000 stuks |
€ 1.120.860 |
Totaal accijns: |
€ 1.579.364 |
||
Belastingrente: |
€ 57.298 |
||
In totaal verschuldigd: |
€ 1.636.662 |
Zending 30 juni 2010 ( [plaats1] )
Op 30 juni 2010 meldde een Maltese vrachtwagenchauffeur zich met een zending goederen bij [naam1] B.V. te [plaats1] (hierna: [naam1] ). Op de CMR-vrachtbrief stond dat hij een lading kleding vervoerde naar [naam1] . [naam1] was echter niet op de hoogte van een bestelling uit Malta. Daarom heeft een van haar medewerkers een karton uit deze zending geopend. In het karton werden sigaretten aangetroffen, zonder dat daar accijnszegels op waren aangebracht. Door [naam1] is vervolgens de Douane ingelicht. [naam1] heeft de goederen in haar douane-entrepot gehouden tot de komst van de Douane.
Naar aanleiding van de melding van [naam1] heeft de Douane contact gezocht met de FIOD. De Douane en de FIOD zijn gezamenlijk naar [naam1] gegaan.
Voordat de Douane en de FIOD bij [naam1] aankwamen, meldden zich twee mannen bij [naam1] . Een van deze mannen was belanghebbende. Zij vertelden de medewerkers van [naam1] dat de zending voor hen bestemd was en dat zij de vrachtwagen wilden meenemen naar [adres1] te [plaats3] . De medewerkers van [naam1] gaven aan dat de Douane was ingelicht en onderweg was. Belanghebbende gaf daarop zijn naam en telefoonnummer aan de medewerkers van [naam1] en vertrok.
Door de Douane zijn vervolgens in de vrachtzending drie miljoen sigaretten van het merk “ [merk1] ” aangetroffen, zonder het vereiste accijnszegel. Volgens de bij de zending aangetroffen vervoersdocumenten is de lading naar Nederland vervoerd door [naam2] uit Malta (hierna: de transporteur). Als opdrachtgever en afzender van deze goederen staat vermeld [naam3] , gevestigd te [plaats4] , Malta. Deze onderneming is niet bekend bij de Maltese autoriteiten.
Zending 22 maart 2012 ( [plaats3] )
Op 22 maart 2012 is een opslagloods aan de [adres3] te [plaats3] doorzocht door de FIOD en Douane. Bij de doorzoeking zijn 24 pallets, met daarop 719 dozen en in totaal 7.185.000 sigaretten van het merk [merk2] in beslag genomen. Deze sigaretten waren niet voorzien van de Nederlandse accijnszegels.
De opslagloods werd vanaf maart 2012 gehuurd door eenmanszaak [naam4] . Deze eenmanszaak is van belanghebbende. Het huurcontract werd op 22 maart 2012, kort voor de inval, getekend. Belanghebbende had volgens zijn eigen verklaring de opslagloods op dat moment ‘al een week of twee in gebruik’. Deze verklaring wordt bevestigd in weergaven van telefoontaps van de politie in de periode 12 tot en met 19 maart 2012.
Bij de doorzoeking werden vier personen aangetroffen, waaronder belanghebbende. Alle personen zijn aangehouden en aansluitend in verzekering gesteld.
Met betrekking tot de partij sigaretten die door de FIOD werd aangetroffen in de door belanghebbende gehuurde opslagloods, heeft belanghebbende het volgende verklaard:
“Ook begin januari 2012 heb ik drie Engelse mannen ontmoet op Schiphol. Dat zijn dezelfde drie Engelse personen die u vanmiddag heeft aangehouden. ik heb ze toen voor het eerst ontmoet. Zij zochten bedrijfsruimte voor opslag en ze wilden witgoed van mij kopen. "
"Ik had gisteren 21 maart 2012 met hen afgesproken in [plaats3] , in principe op het treinstation. Ik had gezegd dat ik geen tijd had om ze weer op te halen uit Amsterdam. Ik heb de drie Engelsen toen opgepikt op het terras van [naam5] in [plaats3] . Ik heb ze toen meegenomen naar de loods aan de [adres3] te [plaats3] , de loods waar ik vandaag ben aangehouden. Ze vonden de loods ok en toen vroegen ze mij of ik aan houdbare koelproducten kon komen, zoals houdbare melk.
De Engelsen gaven aan dat zij zelf houdbare koelproducten zouden vervoeren naar Engeland en dat ze graag een volle lading willen sturen. Ze zeiden mij dat er een koelwagen van hun bij de loods zou komen om hun koelproducten te brengen. "
"Op een gegeven moment kreeg ik de telefoon van die kleine Engelsman aangereikt om aan de chauffeur door te geven waar hij moest zijn. ik heb toen de postcode [plaats3] doorgegeven. De chauffeur gaf aan dat hij nog 21 mijl moest rijden. Toen deze vrachtwagen bij de loods in [plaats3] aankwam zag ik dat de vrachtwagen werd bestuurd door een hele forse chauffeur en een bijrijder, een oudere man, met bril en ringbaard en met tattoes op zijn beide armen. De vrachtwagen was voorzien van Engelse kentekenplaten. Het was een witte oplegger en de trekker was blauw. Aan de zijkanten had reclame gestaan maar daar was overheen gekalkt.
Ze kregen de deuren moeilijk open en toen ik erachter langs liep zag ik dat in de oplegger pallets stonden met zwart plastic eromheen. Ik had gisteren ook al een heftruckje geregeld op verzoek van de Engelsen.
Toen heb ik die kleine man mijn sleutel van de loods gegeven en ben ik weg gegaan. De Engelsman zou zelf lossen, samen met de twee chauffeurs. "
"Het stille mannetje heeft met mijn sleutel de loods geopend en ze zijn naar binnen gegaan. Ik ben toen naar mijn eigen gedeelte van de loods gegaan, daar zou een contract voor mij klaar liggen voor de huur van het hele pand. Het contract lag daar ook.
Op dat moment kwam de eigenaar van de loods, [naam6] kwam binnen. Ik heb toen met [naam6] over het contract gesproken en gevraagd of ik een deel mocht onderverhuren. [naam6] vond het goed onder de voorwaarde dat ik een contractje op zou maken en een kopie van een identiteitsbewijs van de onderhuurder zou maken.
Ik heb toen ter plekke mijn contract ondertekend. [naam6] is toen weer weggegaan en ik ben naar de Engelse mannen gegaan in het andere deel van de loods."
"Toen liepen we de hal in en toen zag ik dat ze bezig waren met dozen sigaretten. De voorste dozen waren open. Ik zag toen wel dat het sigaretten waren. Het waren wit met blauwe pakjes sigaretten met doorzichtig folie eromheen.
Ik heb hen toen meteen gezegd dat ik dit niet in de loods wil hebben en dat ze met hun handel meteen moeten vertrekken. Die kleine gaf toen aan dat ze hun handel niet een twee drie weg zouden halen. De toon werd bedreigend. Althans zo voelde ik het wel. Hij was geen vechter zij dat kleine mannetje, maar zijn vriendentak uit Londen, Birmingham en de Ira zouden dit probleem wel even op komen lossen.
Met mij, of met de eigenaar van het pand. ik heb ze toen het contract laten zien en gezegd dat die op mijn naam staat en dat het zo niet kon. Toen werd er op de deur gebonsd en waren jullie aan de deur. ik heb de deur toen geopend en werd ik vervolgens aangehouden."
“Nogmaals, bij het lossen van de vrachtauto op woensdagavond, ergens tussen 17.00 en 19.00 uur, ben ik niet zelf aanwezig geweest. Ik ben wel aanwezig geweest op het moment dat de deuren van de vrachtwagen open gingen. Ik keek toen tegen pallets aan omwikkeld met zwarte folie. Ik kon niet zien welke goederen het waren. De auto was helemaal vol. Ik ben niet gebleven. Ik heb de Engelsman met de neus uitgelegd hoe de heftruck werkte. Die heftruck was door mij geleend van de firma [naam7] . Voordat de vrachtwagen kwam heb ik de heftruck naar binnen gereden. Donderdag in de ochtend kwam ik in de loods nadat ik met de Engelsen terugkwam van [plaats5] om daar een auto voor de Engelsen te huren. Het was toen een uur of tien. De eerste keer dat ik de sigaretten zag was na het tekenen van het huurcontract met [naam6] . Het huurcontract lag in de loodsruimte achter de witte roldeur.”
Belanghebbende is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2015 (onder meer) ter zake van de zendingen die onderdeel uitmaken van de naheffingsaanslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk. Het Hof heeft belanghebbende vrijgesproken van het tenlastegelegde feit dat hij opzettelijk de sigaretten zonder accijnszegels van de zending [plaats1] voorhanden had gehad, omdat deze hem, volgens het Hof, niet ter beschikking stonden. Voor de zendingen [plaats2] en [plaats3] is belanghebbende wel veroordeeld in verband met het opzettelijk voorhanden hebben van de sigaretten van die zendingen zonder dat deze overeenkomstig de bepalingen van de WA in de heffing waren betrokken.
3 Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag accijns, na vermindering door de Rechtbank, terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende de sigaretten voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 2, lid 1 sub b in verbinding met artikel 51, lid 1 sub b WA dan wel dat hij bij het voorhanden hebben van de sigaretten betrokken is geweest.
Belanghebbende stelt dat hij de sigaretten niet voorhanden had. Hij stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. De Inspecteur stelt dat belanghebbende de sigaretten wel voorhanden heeft gehad en stelt zich op het standpunt dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.