Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7922, 22/01947

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-09-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7922, 22/01947

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 september 2023
Datum publicatie
29 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:7922
Formele relaties
Zaaknummer
22/01947
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling sportcomplex.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/01947

uitspraakdatum: 19 september 2023

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2022, nummer UTR 21/1855, ECLI:NL:RBMNE:2022:3338, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres1] 3 te [plaats1] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2020, naar waardepeildatum 1 januari 2019, vastgesteld op € 2.550.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voor het jaar 2020 aanslagen onroerendezaakbelasting eigenaar niet-woning (OZBE) en onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning (OZBG) opgelegd van respectievelijk € 5.041,35 en € 4.189,65.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde en de aanslagen OZBE en OZBG gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 26 juli 2022 het beroep ongegrond verklaard en aan belanghebbende vergoedingen van immateriële schade, proceskosten en griffierecht toegekend.

1.4.

Belanghebbende heeft op 25 augustus 2022 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Op 22 december 2022 zijn aanvullende gronden ingediend.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft op 1 maart 2023 een verweerschrift bij het Hof ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2023 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen [naam1] van [naam2] BV. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam3] en de taxateurs [naam4] en [naam5] .

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Zij heeft de onroerende zaak op 27 mei 2010 gekocht voor € 1.625.000. De onroerende zaak is in 1984 gebouwd en heeft een vloeroppervlakte van 4.812 m2. In de onroerende zaak is [naam6] gehuisvest, bestaande uit zes Plexipave-indoorbanen, vier gravel buitenbanen, drie vergaderruimten en horecafaciliteiten.

2.2.

Na aankoop in mei 2010 heeft belanghebbende de onroerende zaak verbouwd. Blijkens de vergunningaanvragen uit 2010 zijn de volgende verbouwingswerkzaamheden verricht:

a. Het plaatsen van een nieuw daksysteem over de bestaande bitumen dakbedekking van de tennishal, kosten € 270.250 (excl. BTW);

b. Het plaatsen van raamsparingen in een gesloten gevel voor de achterliggende sport- en oefenzaal, het aanbrengen van een tussenverdieping voor een kantoor- en fysioruimte, en het plaatsen van een luchtbehandelingskast op het dak, kosten € 158.000 (excl. BTW);

c. Het vernieuwen van het restaurantgedeelte van het tenniscentrum, inhoudende het aanpassen van de gevel, de indeling en het realiseren van een skybox boven het restaurantgedeelte, kosten € 750.000 (excl. BTW).

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Belanghebbende betoogt i) dat de grondwaarden te hoog zijn vastgesteld en ii) dat de levensduur van de ruw- en afbouw van de tennishal ten onrechte is verlengd.

3.3.

Ter zitting heeft belanghebbende zijn stelling dat de levensduur van de installaties van de tennishal geen 17 jaar maar slechts 13 jaar bedraagt, ingetrokken. Dit brengt mee dat belanghebbende in hoger beroep niet langer een waarde voorstaat van € 2.380.000, maar van € 2.422.000. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 2.550.000.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing