Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8381, 22/274

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-10-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8381, 22/274

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 oktober 2023
Datum publicatie
13 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:8381
Formele relaties
Zaaknummer
22/274
Relevante informatie
Art. 3 BPB

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Compromis ter zitting.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/274

uitspraakdatum: 3 oktober 2023

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 december 2021, nummer AWB 20/6670, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.129.166. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben nadere stukken ingestuurd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2023. De onderhavige zaak is ter zitting gelijktijdig en gezamenlijk behandeld met de zaken van de erven van [naam1] , met procedurenummers BK-ARN 22/275 en 22/276, en met de zaken van [naam2] B.V., met procedurenummers BK-ARN 22/277 tot en met 22/281. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigden H.H. van Braak en mr. G. Klaassen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , [naam4] en [naam5] . Van de zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Overwegingen

2.1.

Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur met belanghebbende, de erven van [naam1] en [naam2] B.V. een compromis gesloten, zoals vastgelegd in het aangehechte (verkorte) proces-verbaal. Voor zover het compromis ziet op de (gevolgen voor de) onderhavige procedure van belanghebbende, met betrekking tot de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 en de beschikking belastingrente, zijn partijen het volgende overeengekomen:

- het vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning blijft ongewijzigd;

- de correctie in box 2 van € 123.617 ter zake van reguliere voordelen blijft in stand;

- de correctie in box 2 in verband met de toename van de rekening-courantschuld van € 352.088 vervalt. De daarmee samenhangende verrekening van geheven dividendbelasting vervalt eveneens;

- de correctie in box 2 van € 200.000 in verband met de lening voor inrichting van de eigen woning vervalt;

- de correctie in box 2 van € 453.461 in verband met de fictieve vervreemding van aandelen in [naam6] B.V. blijft in stand;

- de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 wordt aldus verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 247.431 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 577.078 en de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd;

- vergoeding van de proceskosten en van het griffierecht vindt plaats conform de wettelijke regelingen, zoals vast te stellen door het Hof. Op vergoeding van werkelijke proceskosten wordt geen aanspraak gemaakt.

2.2.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

3 Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep en het beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor beide fasen te vergoeden.

Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vast op € 1.970 (€ 592 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting) x wegingsfactor 1 x € 296), € 1.674 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837) en € 1.674 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x wegingsfactor 1 x € 837), ofwel in totaal op € 3.940 x factor 1 wegens minder dan 4 samenhangende zaken x 1/2). Het Hof beschouwt de zaak van belanghebbende in alle fasen als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit met de zaak van de erven van [naam1] inzake de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 (met procedurenummer BK-ARN 22/276), nu deze zaken door de Inspecteur (bezwaarfase), de Rechtbank (beroepsfase) en het Hof (hoger beroepsfase) gelijktijdig zijn behandeld en rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van beide zaken nagenoeg identiek konden zijn.

4 Beslissing