Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:910, 22/01877 t/m 22/01943
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-01-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:910, 22/01877 t/m 22/01943
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 31 januari 2023
- Datum publicatie
- 10 februari 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2022:3511, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 22/01877 t/m 22/01943
- Relevante informatie
- Art. 14a BPM, Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 6:24 Awb, Art. 8:37 Awb
Inhoudsindicatie
BPM. Ontvankelijkheid hoger beroep.
Uitspraak
Locatie Arnhem
nummers BK-ARN 22/01877 tot en met 22/01943
uitspraakdatum: 31 januari 2023
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 12 juli 2022, nummers AWB 19/2380 t/m AWB 19/2383, AWB 19/2560 en AWB 19/5921 t/m AWB 19/5982 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op de voet van artikel 14a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 voor 67 personenauto’s verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen bij de Inspecteur ingediend. Die verzoeken zijn door de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikkingen afgewezen.
De door belanghebbende tegen die beschikkingen gemaakte bezwaren zijn door de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroepen ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023 te Arnhem. Aldaar is verschenen [naam1] namens de Inspecteur. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Blijkens het dossier is belanghebbende door de griffier van het Hof bij aangetekend verzonden brief van 16 november 2022 uitgenodigd voor de zitting op 12 januari 2023 te Arnhem. Deze uitnodiging, gericht aan het door belanghebbende opgegeven adres [adres1] , [woonplaats] , is blijkens informatie van PostNL op 17 november 2022 om 11.17 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor ontvangst ervan is een handtekening geplaatst.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Rechtbank heeft in de onderhavige zaken op 12 juli 2022 uitspraak gedaan. In de rechtsmiddelverwijzing onder de uitspraak is vermeld dat binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij het Hof. Een afschrift van deze uitspraak is door de griffier van de Rechtbank op 12 juli 2022 aangetekend aan belanghebbende verzonden naar het door hem opgegeven adres [adres2] , [woonplaats] . Blijkens gegevens van PostNL is de uitspraak op 13 juli 2022 om 14.10 uur bij belanghebbende bezorgd. Voor ontvangst ervan is een handtekening geplaatst.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is gedagtekend 23 augustus 2022. Belanghebbende heeft het hogerberoepschrift op 24 augustus 2022 om 16.14 uur aangetekend verzonden naar het Hof. Het Hof heeft het hogerberoepschrift op 25 augustus 2022 ontvangen.
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep
De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift bedraagt zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak van de rechtbank op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een (afschrift van een) uitspraak van een rechtbank wordt bekendgemaakt door aangetekende verzending ervan aan partijen. Een hogerberoepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een hogerberoepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Verwezen wordt naar de artikelen 6:7, 6:8, 6:9, 6:24 en 8:37 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Vertaald naar de onderhavige zaken betekent dit dat de hogerberoepstermijn op woensdag 13 juli 2022 is aangevangen en is geëindigd op dinsdag 23 augustus 2022. Het op 23 augustus 2022 gedagtekende hogerberoepschrift van belanghebbende is op 25 augustus 2022 door het Hof ontvangen. Dat is dus buiten de zeswekentermijn. Omdat het hogerberoepschrift op 24 augustus 2022 ter post is bezorgd, dat wil zeggen na afloop van de zeswekentermijn, is het bepaalde in artikel 6:9, lid 2, Awb niet van toepassing. Het hogerberoepschrift is dus te laat door belanghebbende ingediend.
Niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep wegens het te laat indienen van het hogerberoepschrift blijft echter achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest (artikel 6:11 Awb).
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij brief van 19 september 2022 erop gewezen dat het hogerberoepschrift te laat is ingediend, maar dat de te late indiening op grond van artikel 6:11 Awb ‘verschoonbaar’ kan zijn maar dat belanghebbende daarvoor wel de omstandigheden moet aandragen. Daarop heeft belanghebbende niet gereageerd.
Belanghebbende is evenmin ter zitting verschenen, hoewel hij – gelet op het vermelde in onderdeel 1.5 van deze uitspraak – rechtsgeldig daarvoor is uitgenodigd.
Geconcludeerd moet derhalve worden dat belanghebbende niets heeft aangedragen op grond waarvan kan worden geoordeeld dat hij met de te late indiening van het hogerberoepschrift niet in verzuim is geweest.
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is niet-ontvankelijk.