Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9444, 22/919 t/m 22/921

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-11-2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9444, 22/919 t/m 22/921

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 november 2023
Datum publicatie
17 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:9444
Zaaknummer
22/919 t/m 22/921
Relevante informatie
Art. 3:41 Awb, Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:10 Awb, Art. 6:11 Awb

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Ontvankelijkheid beroep. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/919, BK-ARN 22/920 en BK-ARN 22/921

uitspraakdatum: 7 november 2023

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 maart 2022, nummers AWB 20/6957, AWB 20/6958 en AWB 20/6959, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 116.448 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 126.365. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 1.701 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.241. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 3.812 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 123.538. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 2.554 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Namens belanghebbende zijn nadere stukken ingediend waaruit volgt dat gemachtigde mr. drs. J.H. Scheenaarts, werkzaam bij de Fiscount tijdens de hogerberoepsprocedure is vervangen door mr. Drs. J.R.P.M. Nielen, werkzaam bij Nielen Belastingadviesbureau.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, zijn zoon [naam1] en de gemachtigde mr. drs. J.R.P.M. Nielen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . De zaken van belanghebbende zijn gelijktijdig behandeld met de zaken van de zonen van belanghebbende. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is, samen met zijn zonen, vennoot in v.o.f. [naam4] (hierna: de vennootschap). De Inspecteur heeft zich bij het opleggen van de in geding zijnde aanslagen op het standpunt gesteld dat de activiteiten van de vennootschap geen bron van inkomen voor belanghebbende vormen, vanwege het ontbreken van een objectieve winstverwachting.

2.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. Het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2015 en 2016 is op 16 december 2019 ingediend door [naam5] (hierna: [naam5] ).

2.3.

In een e-mail van 2 april 2020 schrijft [naam5] aan de Inspecteur:

“In vervolg op eerdere correspondentie bericht ik u dat ik de behandeling van dit dossier heb overgedragen aan de heer Mr Drs J. Schenaarts [hierna: Schenaarts; toevoeging Hof] van de Fiscount organisatie.

Zoals u kunt zien heb ik hem in de cc gezet. Hij gaat contact met u opnemen.”

2.4.

Tot 8 oktober 2020 hebben Schenaarts en [naam6] (hierna [naam6] ) namens de Inspecteur met betrekking tot de genoemde bezwaren meermaals contact gehad, zowel telefonisch en via e- mail.

2.5.

Op 6 oktober 2020 maakt Schenaarts bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017.

2.6.

Op 23 oktober 2020 heeft (in verband met de coronamaatregelen) telefonisch een hoorgesprek plaatsgevonden. Gespreksdeelnemers waren [naam6] en [naam7] namens de Inspecteur en Schenaarts namens (de vader en broer van) belanghebbende. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt in dit verslag wordt Schenaarts omschreven als “de gevolmachtigde van de heren [belanghebbende en naam1] ”. Verder zou Schenaarts blijkens dit verslag het volgende hebben gezegd.

“Schenaarts geeft aan dat de vorige adviseur [naam5] niet aanwezig is. Hij heeft het dossier overgedragen. [naam5] is afscheid aan het nemen als fiscaal adviseur en heeft wat zakelijke strubbelingen gehad.”

Op 27 oktober 2020 heeft [naam6] het verslag van het hoorgesprek aan Schenaarts per e-mail verzonden.

2.7.

In een e-mail van 2 november 2020 plaatst Schenaarts “enkele opmerkingen bij het hoorverslag”. Schenaarts plaatst daarbij geen opmerkingen met betrekking tot de in deze uitspraak geciteerde passages uit het hoorverslag.

2.8.

In een e-mail van 3 november 2020 schrijft [naam6] aan Schenaarts het volgende:

“Gezien hetgeen gewisseld is en het voorstel om maar liefst nog vijf jaar ‘het aan te zien’, zie ik geen aanknopingspunten om in de bezwaarfase tot een vergelijk te komen. Ik ga daarom uitspraak doen. Tegen deze uitspraak staan rechtsmiddelen open. Dit zal ik ook vermelden in de uitspraak. U kunt de uitspraak op korte termijn tegemoet zien. Ik stuur deze per post op.”

2.9.

Op 4 november 2020 heeft de Inspecteur de bezwaren IB/PVV 2015, 2016 en 2017 ongegrond verklaard. De uitspraken op bezwaar zijn in één geschrift vervat. De uitspraken op bezwaar zijn verzonden aan Fiscount, t.a.v. de heer mr. drs. J.H. Schenaarts, Postbus 320, 8000 AH ZWOLLE. Dit is het juiste postadres van de Fiscount organisatie.

2.10.

In een e-mail van 4 december 2020 schrijft [naam1] aan onder andere Schenaarts dat hij ervan uitgaat dat gepaste actie zal worden ondernomen om de Invordering een halt toe te roepen. In een e-mail van 7 december 2020 schrijft Schenaarts aan onder andere [naam1] het volgende:

“Uitstel van betaling wordt ingetrokken als er op een bezwaarschrift is beslist.

In zijn email aan mij van 3 november j.l. heeft de heer [naam6] van de belastingdienst geschreven dat hij de ingediende bezwaarschriften gaat afwijzen.

Moet ik nu concluderen dat hij inmiddels uitspraken heeft gedaan voor [belanghebbende] , [naam1] en [naam8] ?

Ik heb geen uitspraken gezien. Als ze er zijn, zou ik deze graag zo spoedig mogelijk ontvangen. Want er moeten beroepschriften ingediend worden binnen 6 weken na dagtekening van de uitspraken.”

2.11.

In een e-mail van 7 december 2020 aan [naam5] vraagt Schenaarts of hij de beschikking kan krijgen over alle dossier in verband met het schrijven van de beroepschriften. In een e- mail van 14 december 2020 van [naam5] aan Schenaarts schrijft [naam5] dat dit geen probleem is en dat ook hij nog geen uitspraken op bezwaar heeft ontvangen.

2.12.

In een e-mail van 22 december 2020 vraagt Schenaarts aan [naam6] naar welk adres de uitspraken op bezwaar zijn verzonden. In een e-mail van 4 januari 2021 antwoordt [naam6] dat hij de uitspraken op bezwaar naar het postadres van Fiscount heeft verzonden.

2.13.

Op 23 december 2020 stelt Schenaarts namens belanghebbende beroep in tegen de uitspraken op bezwaar. Een kopie van de (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar is daarbij bijgesloten.

3 Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord, is verder in geschil of de aanslagen tot een te hoog bedrag zijn opgelegd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing