Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1511, 22/1086 t/m 22/1089

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1511, 22/1086 t/m 22/1089

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 februari 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:1511
Formele relaties
Zaaknummer
22/1086 t/m 22/1089
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 16a BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 28c Iw 1990, Art. 110 VWEU, Art. 267 VWEU

Inhoudsindicatie

BPM. Diverse formeelrechtelijke grieven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 22/1086 tot en met 22/1089

uitspraakdatum: 27 februari 2024

Uitspraak van de derde meervoudige kamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 25 april 2022, nummers LEE 21/2886 tot en met 21/2889, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Van belanghebbende is belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) geheven.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op dat bezwaar beslist.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft op dit beroep beslist.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft pleitnota’s ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2023. Namens belanghebbende zijn verschenen A.F.M.J. Verhoeven en J.A. Cardol. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft als vergunninghouder maandaangifte (als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992; hierna: de Wet BPM) gedaan voor het tijdvak november 2019. Tegen de voldoening van BPM op die aangifte heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.

2.2.

De maandaangifte ziet op de volgende vier auto’s: Land Rover Discovery Sport (auto 1), Volkswagen Golf Variant (auto 2), Volkswagen Tiguan (auto 3) en Porsche Macan (auto 4).

3 Geschil

3.1.

In geschil is de over het tijdvak november 2019 verschuldigde BPM.

3.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd:

- Voor de berekening van BPM dienen de auto’s te worden aangemerkt als gebruikt.

- De overgang van de NEDC-testmethode naar de WLTP-testmethode moet leiden tot een lagere CO2-uitstootwaarde.

- Voor het bepalen van de waarde van de auto moet worden uitgegaan van de waarde van een personenauto die een verhuurverleden heeft.

- Interne compensatie is in strijd met het Unierecht.

- Het vereiste dat voor de vergoeding van ‘Irimie-rente’ een afzonderlijk verzoek moet worden ingediend, is strijdig met het Unierecht.

- De nationale rechters – waaronder dit Hof en de Hoge Raad – mogen het Unierecht niet uitleggen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie te Luxemburg (hierna: Hof van Justitie) is daartoe bevoegd en moet daarover worden bevraagd.

- Het (vooraf) heffen van griffierecht is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.

- Indien de Inspecteur het betaalde griffierecht dient te vergoeden, moet rente worden vergoed over de periode vanaf het moment waarop het griffierecht is betaald.

- De regeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), waarbij de proceskostenvergoeding in beginsel een forfaitair karakter heeft, is in strijd met het Unierechtelijke beginsel van een effectieve en doeltreffende rechtsbescherming.

- De Rechtbank heeft de redelijke termijn ten onrechte verlengd vanwege de coronapandemie.

- De overschrijding van de redelijke termijn dient tot een hogere immateriële schadevergoeding te leiden.

- De overschrijding van de redelijke termijn dient tot een immateriële schadevergoeding van € 500 per maandaangifte te leiden.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing