Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1516, 22/931

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1516, 22/931

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 februari 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:1516
Formele relaties
Zaaknummer
22/931
Relevante informatie
Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001, Art. 3:4 Awb, Art. 1 EP EVRM

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Correcties aangifte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/931

uitspraakdatum: 27 februari 2024

Uitspraak van de tweede meervoudige kamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 29 maart 2022, nummer AWB 21/2283, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren, kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft op dat bezwaar beslist.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld. De Rechtbank heeft op dit beroep beslist.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De uitnodiging voor de zitting is op 26 juli 2023 aangetekend verzonden naar het bij het Hof bekende adres van belanghebbende en haar partner, tevens haar gemachtigde: [adres1] , [woonplaats] . Blijkens het Track&Trace bericht van PostNL is de bezorging niet gelukt en is de uitnodiging retour gestuurd. Daarop is op 31 juli 2023 per gewone post een nieuwe uitnodiging voor de zitting verstuurd naar het opgegeven adres. Aldus is belanghebbende op de wettelijk voorgeschreven wijze uitgenodigd voor de zitting.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2023. Belanghebbende is zonder kennisgeving niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn [naam1] en [naam2] verschenen. Tijdens het onderzoek ter zitting is het beroep van belanghebbende gezamenlijk en gelijktijdig behandeld met het beroep van haar partner [de partner] met zaaknummer 22/932. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

De Rechtbank is bij haar beslissing uitgegaan van de volgende feiten (in de uitspraak van de Rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als “eiseres” en de Inspecteur als “verweerder”):

“1. Eiseres en haar partner, [de partner] (de partner), waren tot 28 mei 2018 woonachtig aan de [adres2] te [plaats1] (de oude woning). Deze woning werd tot deze datum aangemerkt als eigen woning. Eiseres en haar partner hebben in 2018 een nieuwe woning gekocht. De woning aan de [adres1] te [woonplaats] (de nieuwe woning) wordt vanaf 28 mei 2018 aangemerkt als eigen woning.

2. Eiseres heeft op 31 maart 2019 aangifte IB/PVV 2018 gedaan. Het hierin opgenomen verzamelinkomen bedroeg € 18.684 en bestond uitsluitend uit belastbaar inkomen uit werk en woning. Het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning bedroeg - € 44.188 (een eigenwoningforfait van € 1.447 verminderd met renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld van € 45.635).

3. Op respectievelijk 3 september 2020 en 30 september 2020 zijn verzoeken om informatie aan eiseres verzonden.

4. Verweerder heeft op 1 oktober 2020 overeenkomstig de door de partner ingediende aangifte IB/PVV 2018 over dat jaar automatisch en zonder inhoudelijke beoordeling de definitieve aanslag aan de partner opgelegd.

5. In een reactie op de verzoeken om informatie, heeft verweerder op respectievelijk 19 oktober 2020 en 21 oktober 2002 nadere stukken van eiseres en haar partner ontvangen. De overgelegde stukken betreffen: de notariële nota van de nieuwe woning, de taxatienota van de nieuwe woning, de bouwtechnische nota van de nieuwe woning, de koopovereenkomst van de nieuwe woning, de notariële nota van de oude woning, de courtagenota van de oude woning, de koopovereenkomst van de oude woning en het echtscheidingsconvenant. Verweerder heeft op basis van deze stukken geconcludeerd dat eiseres en haar partner in de ingediende aangiften IB/PVV 2018 kosten in aftrek hebben gebracht die niet zijn gemaakt. Eiseres en haar partner hebben een aantal kosten namelijk meerdere malen in aftrek gebracht.

6. Op 3 december 2020 is de definitieve aanslag IB/PVV 2018 aan eiseres opgelegd. Het verzamelinkomen is bepaald op € 30.837 en bestaat uitsluitend uit belastbaar inkomen uit werk en woning. Het saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning is bepaald op - € 19.882 (het eigenwoningforfait van € 1.447 verminderd met renten van schulden en kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld van € 21.329).

7. Verweerder heeft op 5 december 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV 2018 aan de partner opgelegd.”

2.2.

Het Hof neemt de feitenvaststelling van de Rechtbank over en voegt daaraan toe dat belanghebbende en haar partner de volgende kosten meerdere keren als kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld hebben afgetrokken:

Omschrijving

Bedrag

Aantal keren aangegeven

Taxatiekosten hypotheek

€ 450

3x

Notariskosten hypotheek

€ 1.090

3x

Aanvraag Nationale Hypotheek Garantie

€ 2.650

3x

Bemiddelingskosten tussenpersoon

€ 1.850

3x

Andere kosten (bouwkundige keuring)

€ 300

3x

Notariskosten hypotheek

€ 186

2x

Andere kosten

€ 5.448

2x

2.3.

Verder stelt het Hof vast dat de lening verstrekkende banken aan de Belastingdienst hebben doorgegeven dat belanghebbende en haar partner gezamenlijk in 2018 een totaalbedrag van € 15.347 aan rente (incl. boeterente) hebben betaald inzake de aangegane geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Verstrekker

Rekeningnummer

Rente over 2018

[de bank1]

[nummer1] -101

€ 1.815

[de bank1]

[nummer1] -102

€ 1.833

[de bank1]

[nummer1] -103

€ 544

[de bank2]

[nummer2] -01

€ 8.705

[de bank2]

[nummer2] -02

€ 2.450

2.4.

Het gecorrigeerde saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning (zie 2.1 onder 6) is door de Inspecteur verdeeld over belanghebbende en haar partner overeenkomstig de door hen bij hun aangiften in aanmerking genomen verdeling.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de definitieve aanslag IB/PVV 2018 tot een te hoog bedrag is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de aanslag moet worden verminderd tot een aanslag overeenkomstig de aangifte. De Inspecteur bepleit dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.

3.2.

Bij het ongelijk van belanghebbende zijn de hoogte van het verzamelinkomen, de geheven IB/PVV 2018 en de berekende belastingrente niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing