Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2857, 22/364

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2857, 22/364

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
23 april 2024
Datum publicatie
3 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:2857
Formele relaties
Zaaknummer
22/364
Relevante informatie
Art. 14a BPM, Art. 19a BPM, Art. 4a Uitv besl BPM, Art. 110 VWEU, Art. 267 VWEU

Inhoudsindicatie

BPM. Teruggaaf BPM bij export.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer BK-ARN 22/364

uitspraakdatum: 23 april 2024

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratieve Processen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 10 februari 2022, nummer AWB 19/1993, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) (hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft een verzoek gedaan om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) wegens het vervallen van de tenaamstelling van een motorrijtuig in het kentekenregister omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij beschikking het verzoek afgewezen en geen teruggaaf verleend.

1.3.

Het bezwaar tegen de beschikking heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft via beeldbellen plaatsgevonden op 18 maart 2024. Namens belanghebbende is verschenen A.F.M.J. Verhoeven. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op naam van belanghebbende stond in 2018 in het kentekenregister geregistreerd het motorrijtuig (hierna: de auto) van het merk Volkswagen Touran. Op 13 juli 2018 is de tenaamstelling in het kentekenregister komen te vervallen omdat de auto buiten Nederland wordt gebracht om in een andere lidstaat van de Europese Unie (Frankrijk) te worden ingeschreven.

2.2.

Op 3 september 2018 is door de Franse autoriteiten voor de auto een kentekenbewijs afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving in het Franse kentekenregister.

2.3.

Belanghebbende heeft op 11 september 2018 een verzoek ingediend om teruggaaf van de nog op de auto drukkende BPM (€ 1.268). Bij dit verzoek heeft zij het hiervoor bedoelde kentekenbewijs overgelegd. Bij brieven van 12 september 2018 en 4 oktober 2018 heeft de Inspecteur belanghebbende erop gewezen dat het verzoek niet aan de voorwaarden voldoet vanwege de tijdelijke inschrijving in Frankrijk en belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen.

2.4.

Op 16 oktober 2018 is door de Franse autoriteiten voor de auto een kentekenbewijs afgegeven op basis van een definitieve inschrijving in het Franse kentekenregister.

2.5.

Op 25 oktober 2018 heeft belanghebbende opnieuw een (identiek) verzoek om teruggaaf van € 1.268 gedaan en heeft zij daarbij dit voor de definitieve inschrijving afgegeven kentekenbewijs overgelegd.

2.6.

Op 20 november 2018 heeft de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking het verzoek afgewezen omdat sprake was van een tijdelijke inschrijving in het Franse kentekenregister.

2.7.

Belanghebbende heeft op 11 november 2018 bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking.

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 maart 2019 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard omdat de definitieve registratie in Frankrijk niet heeft plaatsgevonden binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling in Nederland.

2.9.

Op het beroep van belanghebbende heeft de Rechtbank geoordeeld dat, omdat geen sprake is van een misbruiksituatie, voor de beoordeling van de tijdigheid van de inschrijving in Frankrijk moet worden uitgegaan van de datum van de voorlopige inschrijving aldaar. De Rechtbank heeft op grond hiervan de te verlenen teruggaaf op € 1.268 gesteld. De Rechtbank heeft wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn ten laste van de Staat een vergoeding van immateriële schade van € 1.500 vastgesteld. Ten laste van de Inspecteur heeft de Rechtbank een proceskostenvergoeding toegekend van € 2.430, uitgaande van een wegingsfactor van 1,5 en een tarief per punt van € 269 (voor 2 punten in bezwaar) en € 541 (voor 2 punten in beroep). De Rechtbank heeft ten slotte vergoeding van het betaalde griffierecht (€ 345) gelast met vergoeding van de wettelijke rente ingaande vier weken na openbaarmaking van de uitspraak.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep betoogt belanghebbende dat zij wegens schending van het Unierecht aanspraak heeft op een hogere vergoeding van de door haar wegens overschrijding van de redelijke termijn geleden schade. Daarnaast voert zij een aantal met het Unierecht samenhangende formele grieven aan.

3.2.

In incidenteel hoger beroep betoogt de Inspecteur dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende aanspraak heeft op teruggaaf van BPM. Daarnaast voert de Inspecteur aan dat de Rechtbank de proceskostenvergoeding op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten in hoger beroep

6 Beslissing