Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3007, 22/812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-04-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3007, 22/812

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 april 2024
Datum publicatie
10 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:3007
Formele relaties
Zaaknummer
22/812
Relevante informatie
Art. 8.1 Wet IB 2001, Art. 8.11 Wet IB 2001, Art. 14 EVRM, Art. 1 EP EVRM, Art. 26 IVBPR

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Loon uit vroegere dienstbetrekking. Arbeidskorting.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer BK-ARN 22/812

uitspraakdatum: 30 april 2024

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 maart 2022, nummer LEE 21/546, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.549. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden aanslag en beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 maart 2022 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Het onderzoek ter zitting was aanvankelijk gepland op 14 maart 2023 te Leeuwarden. Belanghebbende heeft in verband met een staking in het openbaar vervoer deze zitting niet kunnen bijwonen en verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 20 juni 2023 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam2] en [naam3] namens de Inspecteur.

1.7

Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter. De voorzitter heeft daarop de behandeling van de zaak aangehouden.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9

De wrakingskamer van het Hof heeft op 21 juli 2023 het wrakingsverzoek afgewezen.

1.10

De nadere zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 12 maart 2024 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [naam1] , [naam4] en [naam3] namens de Inspecteur.

1.11

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is geboren op 18 september 1949 en woonde het gehele jaar 2016 in [woonplaats] .

2.2

Op 31 augustus 2017 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 ingediend. Belanghebbende heeft - voor zover hier van belang - de volgende elementen in zijn aangifte opgenomen:

Pensioen, lijfrente of andere uitkeringen

Stichting Pensioenfonds [naam5]

€ 9.000

Sociale Verzekeringsbank

€ 14.549

Totaal

€ 23.549

2.3

De Inspecteur heeft met dagtekening 13 oktober 2017 de onderhavige aanslag IB/PVV 2016 opgelegd conform de door belanghebbende ingediende aangifte. De navolgende heffingskortingen zijn verleend:

Algemene heffingskorting

€ 1.056

Ouderenkorting

€ 1.187

Alleenstaande ouderenkorting

€ 436

Totaal

€ 2.679

2.4

In de bezwaarfase hebben partijen diverse keren telefonisch, per e-mail en per post contact gehad. Ook heeft op 23 oktober 2018 een gesprek plaatsgevonden op het kantoor van de Inspecteur. Dit gesprek is door partijen niet aangemerkt als een hoorgesprek.

2.5

Per brief van 8 september 2020 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vooraankondiging uitspraak op bezwaar gestuurd, waarin de Inspecteur aan heeft gegeven voornemens te zijn het bezwaar van belanghebbende af te wijzen. Naar aanleiding van deze vooraankondiging hebben partijen per e-mail contact gehad.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende in 2016 recht heeft op toepassing van arbeidskorting. Meer specifiek is in geschil of sprake is van verboden discriminatie door voor het recht op toepassing van arbeidskorting onderscheid te maken tussen personen die inkomsten uit tegenwoordige arbeid ontvangen en personen die geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid genieten. Daarnaast is in geschil of de Inspecteur het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft geschonden.

3.2

Belanghebbende beantwoordt al deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de bestreden aanslag met een arbeidskorting van € 453 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikking belastingrente.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing