Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6688, 21/528 en 22/1679
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6688, 21/528 en 22/1679
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2024
- Datum publicatie
- 8 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 21/528 en 22/1679
- Relevante informatie
- Art. 3.84 Wet IB 2001, Art. 3.146 Wet IB 2001, Art. 9.2 Wet IB 2001, Art. 11 Wet LB, Art. 13a Wet LB
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Rijnvarende. Premieheffing volksverzekeringen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/528 en 22/1679
uitspraakdatum: 29 oktober 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op de hoger beroepen van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 25 maart 2021, nummer AWB 20/2812, en van 30 mei 2022, AWB 21/3089, in de gedingen tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid)
1 Ontstaan en loop van het geding
21/528 (2016):
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.122. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2022. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde mr. M.J. van Dam. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] en [naam2] , bijgestaan door [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft de uitspraak met instemming van partijen aangehouden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad in de zaken met de nummers 21/05322, 22/00139, 22/00064 en 22/01270, betreffende de verrekening van in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies.
22/1679 (2017):
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.761 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.462. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een verzuimboete opgelegd.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 juli 2023 heeft de griffier van het Hof partijen in kennis gesteld van het voornemen om ook deze zaak aan te houden in afwachting van de arresten van de Hoge Raad in de zaken met de nummers 21/05322, 22/00139, 22/00064 en 22/01270, betreffende de verrekening van in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende bij brief van 20 juli 2023 aangegeven zich tegen aanhouding te verzetten. Het Hof heeft in hetgeen belanghebbende daarvoor heeft aangevoerd geen aanleiding gezien de zaken niet aan te houden.
Beide zaken:
De Hoge Raad heeft in voornoemde zaken arresten gewezen op 27 oktober 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1407, 1483, 1485 en 1487).
Bij brief van 30 oktober 2023 heeft de griffier partijen in de gelegenheid gesteld om tot 28 november 2023 te reageren op de door de Hoge Raad gewezen arresten.
De Inspecteur heeft gereageerd bij brief van 15 november 2023.
Belanghebbende heeft gereageerd bij brief van 27 november 2023.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft de griffier de Inspecteur verzocht een recente verklaring van de Sociale verzekeringsbank (SVB) over te leggen waaruit blijkt of de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies inmiddels zijn overgemaakt aan de SVB en, zo nee, welke acties zijn ondernomen om te bewerkstelligen dat dit alsnog gebeurt.
De Inspecteur heeft gereageerd bij brief van 18 maart 2024.
Op 8 april 2024 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Bij nader stuk van 12 april 2024 heeft de Inspecteur hierop gereageerd.
De dag voor de zitting heeft belanghebbende een pleitnota ingediend.
Het (nadere) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2024. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde mr. M.J. van Dam. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] , [naam1] , [naam5] en [naam6] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en was in 2016 en 2017 woonachtig in Nederland.
Belanghebbende is in 2016 en 2017 in dienstbetrekking werkzaam geweest bij de in Liechtenstein gevestigde vennootschap [naam7] (hierna: [naam7] ). In dat verband heeft belanghebbende als rijnvarende werkzaamheden verricht aan boord van het binnenvaartschip [naam8] (hierna: het schip). Eigenaar en exploitant van het schip is een in Nederland gevestigde vennootschap.
Bij besluit van 13 maart 2018 heeft de SVB een A1-verklaring afgegeven waarin is vermeld dat op belanghebbende van 1 december 2015 tot en met 31 maart 2019 de socialezekerheidswetgeving van Nederland van toepassing is. Deze A1-verklaring staat thans onherroepelijk vast (zie HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:610).
Aanslagregeling IB/PVV 2016
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 verzocht om voorkoming van dubbele belasting voor zijn buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking.
Bij brief van 12 december 2018 heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om, overeenkomstig de door de SVB afgegeven A1-verklaring (zie 2.3), belanghebbende niet vrij te stellen van premieheffing. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is evenmin verleend.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft belanghebbende op dit voornemen gereageerd.
De aanslag IB/PVV 2016 is overeenkomstig het voornemen opgelegd. Voor het hele jaar is premie volksverzekeringen geheven. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2016 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft zich gebonden geacht aan de A1-verklaring die door de SVB is afgegeven en waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op belanghebbende van toepassing is verklaard. Verder heeft de Rechtbank geen grond gezien voor verrekening van de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies door de Inspecteur. Die premies kunnen volgens de Rechtbank evenmin op het belastbare loon van belanghebbende in aftrek worden gebracht of als voorheffing worden aangemerkt.
Aanslagregeling IB/PVV 2017
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2017 niet verzocht om een vrijstelling van premie volksverzekeringen voor het gehele jaar. Wel heeft belanghebbende verzocht om voorkoming van dubbele belasting voor zijn buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking.
Bij brief van 9 maart 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om, overeenkomstig de door de SVB afgegeven A1-verklaring (zie 2.3), premie volksverzekeringen te heffen. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet verleend.
Bij e-mailbericht van 21 maart 2020 heeft belanghebbende op dit voornemen gereageerd.
De aanslag IB/PVV 2017 is overeenkomstig het voornemen opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2017 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft zich gebonden geacht aan de A1-verklaring die door de SVB is afgegeven en waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op belanghebbende van toepassing is verklaard. Verder heeft de Rechtbank geen grond gezien voor verrekening van de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies door de Inspecteur. Die premies kunnen volgens de Rechtbank evenmin op het belastbare loon van belanghebbende in aftrek worden gebracht of als voorheffing worden aangemerkt. De Rechtbank heeft ten slotte het beroep op interne compensatie van de Inspecteur over de hoogte van het in aanmerking te nemen belastbare loon gehonoreerd, met als gevolg dat toepassing van de werkkostenregeling niet leidt tot een verlaging van de aanslag IB/PVV 2017.
3 Geschil
In geschil is of aan belanghebbende terecht de vrijstelling premie volksverzekeringen is geweigerd voor de jaren 2016 en 2017. Verder is tussen partijen in geschil of terecht verrekening van de in Liechtenstein geheven premies is geweigerd en of de hoogte van het belastbare loon juist is bepaald.
Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.