Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6693, 23/1344
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6693, 23/1344
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2024
- Datum publicatie
- 8 november 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2023:2245, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 23/1344
- Relevante informatie
- Art. 3.84 Wet IB 2001, Art. 3.146 Wet IB 2001, Art. 9.2 Wet IB 2001, Art. 11 Wet LB, Art. 13a Wet LB
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Rijnvarende. Premieheffing volksverzekeringen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1344
uitspraakdatum: 29 oktober 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 april 2023, nummer ARN 21/3090, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.396. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een vergoeding toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, proceskosten en griffierecht.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft de griffier de Inspecteur verzocht een recente verklaring van de Sociale verzekeringsbank (SVB) over te leggen waaruit blijkt of de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies inmiddels zijn overgemaakt aan de SVB en, zo nee, welke acties zijn ondernomen om te bewerkstelligen dat dit alsnog gebeurt.
De Inspecteur heeft gereageerd bij brief van 18 maart 2024.
Op 5 april 2024 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
De dag voor de zitting heeft belanghebbende een pleitnota ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2024. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde mr. M.J. van Dam. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en was in 2017 woonachtig in Nederland.
Belanghebbende is van 17 mei tot en met 31 december 2017 in dienstbetrekking werkzaam geweest bij de in Liechtenstein gevestigde vennootschap [naam5] . In dat verband heeft belanghebbende als rijnvarende werkzaamheden verricht aan boord van het binnenvaartschip [naam6] (hierna: het schip). Eigenaar en exploitant van het schip is een in Nederland gevestigde vennootschap.
Bij besluit van 14 februari 2019 heeft de SVB een A1-verklaring afgegeven waarin is vermeld dat op belanghebbende van 17 mei 2017 tot en met 31 mei 2018 de socialezekerheidswetgeving van Nederland van toepassing is. Deze A1-verklaring staat thans onherroepelijk vast (zie CRvB 6 juni 2024,
; volgens ambtshalve ingewonnen inlichtingen is tegen deze uitspraak geen beroep in cassatie ingesteld).Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2017 verzocht om vrijstelling van premie volksverzekeringen voor het gehele jaar. Ook heeft belanghebbende verzocht om voorkoming van dubbele belasting voor zijn buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking.
Bij brief van 11 maart 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om, overeenkomstig de door de SVB afgegeven A1-verklaring (zie 2.3), premie volksverzekeringen te heffen. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet verleend.
Bij e-mailbericht van 24 maart 2020 heeft belanghebbende op dit voornemen gereageerd.
De aanslag IB/PVV 2017 is overeenkomstig het voornemen opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2017 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard en een vergoeding toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Rechtbank heeft zich gebonden geacht aan de A1-verklaring die door de SVB is afgegeven en waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op belanghebbende van toepassing is verklaard. Verder heeft de Rechtbank geen grond gezien voor verrekening van de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies door de Inspecteur. Die premies kunnen volgens de Rechtbank evenmin op het belastbare loon van belanghebbende in aftrek worden gebracht of als voorheffing worden aangemerkt.
3 Geschil
In geschil is of aan belanghebbende terecht de vrijstelling premie volksverzekeringen is geweigerd voor het tijdvak van 17 mei tot en met 31 december 2017. Verder is tussen partijen in geschil of terecht verrekening van de in Liechtenstein geheven premies is geweigerd en of de hoogte van het belastbare loon juist is bepaald.
Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.