Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6694, 23/1451
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:6694, 23/1451
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2024
- Datum publicatie
- 8 november 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- 23/1451
- Relevante informatie
- Art. 3.84 Wet IB 2001, Art. 3.146 Wet IB 2001, Art. 9.2 Wet IB 2001, Art. 11 Wet LB, Art. 13a Wet LB
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Rijnvarende. Premieheffing volksverzekeringen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/1451
uitspraakdatum: 29 oktober 2024
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2023, nummer ARN 20/2667, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.821 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 388. Bij beschikking is belastingrente berekend.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en een vergoeding toegekend voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, proceskosten en griffierecht.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft de griffier de Inspecteur verzocht een recente verklaring van de Sociale verzekeringsbank (SVB) over te leggen waaruit blijkt of de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies inmiddels zijn overgemaakt aan de SVB en, zo nee, welke acties zijn ondernomen om te bewerkstelligen dat dit alsnog gebeurt.
De Inspecteur heeft gereageerd bij brief van 15 maart 2024.
Op 5 april 2024 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
Bij nader stuk van 9 april 2024 heeft de Inspecteur hierop gereageerd.
De dag voor de zitting heeft belanghebbende een pleitnota ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2024. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde mr. M.J. van Dam. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] , [naam2] , [naam3] en [naam4] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het onderzoek is ter zitting van 17 april 2024 gesloten. Het Hof heeft het onderzoek nadien op grond van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend, om belanghebbende de gelegenheid te bieden nadere informatie te verstrekken met betrekking tot de loongegevens. Belanghebbende heeft hiervan op 25 september 2024 gebruik gemaakt.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. Het Hof heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:64, lid 5, van de Awb bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en was in 2016 woonachtig in Nederland.
Belanghebbende is in 2016 in dienstbetrekking werkzaam geweest bij de in Liechtenstein gevestigde vennootschap [naam5] (hierna: [naam5] ). In dat verband heeft belanghebbende als rijnvarende werkzaamheden verricht aan boord van het binnenvaartschip [naam6] (hierna: het schip). Eigenaar en exploitant van het schip is een in Nederland gevestigde vennootschap.
Bij besluit van 16 maart 2018 heeft de SVB een A1-verklaring afgegeven waarin is vermeld dat op belanghebbende van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 de socialezekerheidswetgeving van Nederland van toepassing is. Bij besluit van 28 mei 2020 heeft de SVB een A1-verklaring afgegeven waarin is vermeld dat op belanghebbende van 1 juli 2016 tot en met 31 maart 2019 de socialezekerheidswetgeving van Nederland van toepassing is. Deze A1-verklaringen staan thans onherroepelijk vast (zie HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:610).
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2016 niet verzocht om vrijstelling van premie volksverzekeringen voor het gehele jaar.
Naar aanleiding van die aangifte heeft de Inspecteur vragen gesteld over zijn werkzaamheden als rijnvarende. Belanghebbende heeft die vragen beantwoord. Bij brief van 11 april 2019 heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen om, overeenkomstig de door de SVB afgegeven A1-verklaringen (zie 2.3), belanghebbende niet vrij te stellen van premieheffing. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is evenmin verleend.
De aanslag IB/PVV 2016 is overeenkomstig het voornemen opgelegd. Voor het hele jaar is premie volksverzekeringen geheven. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag IB/PVV 2016 gehandhaafd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft dat beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft zich gebonden geacht aan de A1-verklaringen die door de SVB zijn afgegeven en waarin de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op belanghebbende van toepassing is verklaard. De Rechtbank heeft beslist dat aan de belastingrechter geen rol toekomt in een regularisatieprocedure. Verder heeft de Rechtbank geen grond gezien voor verrekening van de in Liechtenstein geheven socialezekerheidspremies door de Inspecteur. Die premies kunnen volgens de Rechtbank evenmin op het belastbare loon van belanghebbende in aftrek worden gebracht of als voorheffing worden aangemerkt.
3 Geschil
In geschil is of aan belanghebbende terecht de vrijstelling premie volksverzekeringen is geweigerd voor het jaar 2016. Verder is tussen partijen in geschil of terecht verrekening van de in Liechtenstein geheven premies is geweigerd en of de hoogte van het belastbare loon juist is bepaald.
Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.