Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7088, 23/474 en 23/475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7088, 23/474 en 23/475

cassatie ingesteld (rolnr HR: 24/04767)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2024
Datum publicatie
29 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:7088
Formele relaties
Zaaknummer
23/474 en 23/475
Relevante informatie
Art. 16 Wet WOZ

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Objectafbakening.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 23/474 en 23/475

uitspraakdatum: 19 november 2024

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 22 december 2022, nummers UTR 22/2182 en UTR 22/2192, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres1] 214 te [woonplaats] (hierna: het appartement), voor de jaren 2020 en 2021 vastgesteld op respectievelijk € 410.000 en € 437.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn door de heffingsambtenaar voor die jaren aanslagen onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) aan belanghebbende opgelegd.

1.2.

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede namens de heffingsambtenaar [naam1] en [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat bij deze uitspraak is gevoegd. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

1.6.

Op 12 november 2024 is een nader stuk van belanghebbende binnengekomen. Het stuk is bij deze uitspraak gevoegd. Het Hof heeft in het stuk geen aanleiding gevonden het onderzoek te heropenen en zal het daarom buiten beschouwing laten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was in de onderhavige jaren eigenaar van het appartement. Het betreft een vierkamerappartement gelegen op de elfde verdieping van een appartementencomplex (hierna: [naam3] ) in het gebied [naam4] te [woonplaats] . Het appartement is gebouwd in 2006 en heeft een inhoud van 513 m³. Tot het appartement behoren een berging in het souterrain, een dubbele parkeerplaats op het gedeeltelijk overdekte buitenterrein, en ook een mandelig aandeel in de [naam4] (hierna ook te noemen: mandeligheid).

2.2.

Voor de openbare ruimte in het gebied [naam4] zou een mandeligheid worden gevestigd ten behoeve van onder meer de appartementseigenaren - waaronder belanghebbende - van [naam3] . Bij akte van levering van 14 maart 2017 is aan belanghebbende het aandeel in de mandelig uit te geven gronden geleverd.

2.3.

De [naam4] is een parkachtig groen woongebied waarbinnen onder andere [naam3] is gelegen. Het park is collectief eigendom van alle bewoners in de [naam4] . Het mandelig aandeel hierin van belanghebbende en zijn partner bedraagt 1/763ste deel.

3 Geschil

In geschil is of de heffingsambtenaar voor het mandelig aandeel afzonderlijke WOZ-beschikkingen en bijbehorende aanslagen had moeten vaststellen, hetgeen belanghebbende bepleit en de heffingsambtenaar weerspreekt. Voorts heeft belanghebbende het Hof verzocht om terugbetaling van het mandelige aandeel door de gemeente en vergoeding van de onderhoudskosten, te verhogen met rente.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing