Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:465, 23/2313

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2025, ECLI:NL:GHARL:2025:465, 23/2313

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 januari 2025
Datum publicatie
7 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:465
Formele relaties
Zaaknummer
23/2313
Relevante informatie
Art. 11 lid 6 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB. Levering perceel. Bouwterrein?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers BK-ARN 23/2313

uitspraakdatum: 28 januari 2025

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 22 mei 2023, nummer ARN 22/2343, ECLI:NL:RBGEL:2023:2859, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is conform de door belanghebbende gedane suppletie voor het tijdvak 2019 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 171.727. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van € 5.278 en is belastingrente berekend van € 5.367.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag, de boete en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 22 mei 2023 het beroep gegrond verklaard voor zover het de boete betreft en voor het overige ongegrond, de uitspraak op het bezwaar tegen de verzuimboete vernietigd, alsmede de verzuimboete vernietigd.

1.4.

Belanghebbende heeft op 27 juni 2023 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 18 december 2023 een verweerschrift ingediend.

1.6.

Beide partijen hebben op 17 oktober 2024 een nader stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. Namens belanghebbende zijn verschenen [naam1] en [naam2] , alsmede haar gemachtigde mr. E.W.E.M. Cox en mr. P.S.I. Wilmink. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam3] , [naam4] , [naam5] en [naam6] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was eigenaar van de buitenplaats [de buitenplaats] (hierna: de buitenplaats) gelegen in [plaats1] , waarop onder meer het voormalige gemeentehuis stond.

2.2.

Op 13 mei 2014 heeft belanghebbende met twee kopers (hierna: de ‘oorspronkelijke kopers’) een koopovereenkomst gesloten ten behoeve van de verkoop van de gehele buitenplaats. Het plan was om het voormalige gemeentehuis om te vormen tot twee woningen en een aanvullende woning op de buitenplaats te realiseren.

2.3.

De oorspronkelijke kopers hebben vervolgens op 20 december 2018 een koopovereenkomst gesloten met een andere koper (hierna: de ‘uiteindelijke koper’) betreffende de verkoop van (een deel van) de buitenplaats.

2.4.

In een allonge bij de koopovereenkomst van 13 mei 2014 hebben de oorspronkelijke kopers bedongen dat belanghebbende op hun verzoek het perceel waarop de buitenplaats zich bevond, kadastraal zou splitsen. Na de kadastrale splitsing ontstonden onder meer de percelen met nummer 3279 (hierna: perceel 3279), met een oppervlakte van 2.350 m2 en het perceel met nummer 3278 (hierna: perceel 3278), met een oppervlakte van 500 m2. De percelen 3278 en 3279 zijn niet aan elkaar verbonden.

2.5.

Bij akte van levering van 15 mei 2019 heeft belanghebbende de percelen 3278 en 3279 rechtstreeks geleverd aan de uiteindelijke koper. De koopprijs van deze twee percelen samen bedroeg € 1.200.000. Bij de levering van de percelen is geen omzetbelasting in rekening gebracht.

2.6.

Perceel 3278 was ten tijde van de levering volledig onbebouwd en had geen bouwbestemming.

2.7.

Op perceel 3279 stond ten tijde van de levering een fietsenstalling (ongeveer 8 m2) met daar naartoe een asfalt pad (ongeveer 22,5 m2). Op het perceel lag daarnaast een verharding (ongeveer 30 m2) ten behoeve van een parkeerplaats. Verder stond op het perceel in de monumentale tuin een monumentale theekoepel (inhoud van ongeveer 17 m3 en een door partijen geschatte diameter van 3,5 meter. De monumentale tuin is beschermd onder de Erfgoedwet en Monumentenwet en is niet openbaar toegankelijk. Perceel 3279 had ten tijde van de levering gedeeltelijk een bouwbestemming; op 270 m2 van het perceel mocht bebouwing worden gerealiseerd. Het was de eigenaar niet toegestaan op de andere delen van het perceel een bouwwerk op te richten.

2.8.

Na de levering zijn de verharding, het asfalt pad en de fietsenstalling verwijderd door of in opdracht van de uiteindelijke koper. De theekoepel is op het perceel blijven staan. Deze mocht door zijn monumentale status niet worden verwijderd.

2.9.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben in 2020 vooroverleg gehad over de levering van de percelen 3278 en 3279 en de vraag of hierover omzetbelasting was verschuldigd. Op 2 november 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende op de hoogte gesteld van zijn definitieve standpunt dat ten tijde van de levering (15 mei 2019) perceel 3278 niet kwalificeerde als bouwterrein, maar dat perceel 3279, inclusief de monumentale tuin, wel kwalificeerde als bouwterrein voor de omzetbelasting. De Inspecteur heeft daarbij aangegeven dat voor de berekening van de hoogte van de omzetbelasting volgens hem de koopprijs evenredig (aantal m2) verdeeld moet worden over de beide percelen.

2.10.

Op 11 december 2020 heeft belanghebbende een suppletieaangifte omzetbelasting ingediend conform het standpunt van de Inspecteur, waarbij alsnog een verschuldigde omzetbelasting is berekend van € 171.727 over de levering van perceel 3279.

2.11.

De Inspecteur heeft met dagtekening 28 januari 2021 een naheffingsaanslag opgelegd van € 171.727.

3 Geschil

In geschil is of perceel 3279 kwalificeert als bouwterrein in de zin van artikel 11, lid 6 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Belanghebbende neemt primair het standpunt in dat perceel 3279 kwalificeert als bebouwde grond. In dit kader doet belanghebbende ook een beroep op het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat perceel 3279 in haar geheel kwalificeert als bouwterrein. Subsidiair stelt belanghebbende dat slechts een gedeelte van perceel 3279 als bouwterrein kan worden aangemerkt nu enkel op een bouwvlak van 270 m2 een nieuwbouwwoning mag worden gerealiseerd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing