Home

Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BJ0361, 07-00426

Gerechtshof Arnhem, 03-06-2009, BJ0361, 07-00426

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
3 juni 2009
Datum publicatie
26 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2009:BJ0361
Formele relaties
Zaaknummer
07-00426

Inhoudsindicatie

OZB.

Een ambtshalve verleende vermindering kan niet worden hersteld door het opleggen van een tweede primitieve aanslag. Er is echter sprake van een navorderingsaanslag

Uitspraak

uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummers 07/00426

uitspraakdatum: 3 juni 2009

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 juli 2007, nummer AWB 06/1819, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg (hierna: de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 wegens het eigendom en gebruik van de onroe-rende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) een aanslag in de onroerendezaakbelastin-gen (hierna: OZB) van de gemeente Hardenberg opgelegd ten bedrage van € 294. Na gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar het bezwaar niet ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep tegen deze uitspraak gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2. Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 wegens het eigendom en gebruik van de onroe-rende zaak een aanslag in de OZB van de gemeente Hardenberg opgelegd ten bedrage van € 303,60. Na gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar het bezwaar niet ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep tegen deze uitspraak gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3. Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 wegens het eigendom en gebruik van de onroe-rende zaak een aanslag in de OZB van de gemeente Hardenberg opgelegd ten bedrage van € 314,40. Na gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar het bezwaar, naar het Hof begrijpt, niet ontvankelijk verklaard en de aanslag gehandhaafd. De Rechtbank heeft het beroep tegen deze uitspraak gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd en waarvan door de griffier van het Hof afschriften zijn verzonden aan de wederpartij.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde alsmede de Ambtenaar.

1.7. Belanghebbende heeft voorafgaand aan deze mondelinge behandeling een pleitnota toegezon-den aan het Hof, die het Hof aan de Ambtenaar heeft doorgezonden. De pleitnota wordt met instem-ming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgedragen en wordt zonder bezwaar van de wederpartij door het Hof tot de stukken van het geding gerekend.

1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door de ene partij gesteld en door de wederpartij niet of onvol-doende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is in de jaren 2001 tot en met 2004 eigenaar en gebruiker van de woning met bedrijfspanden plaatselijk bekend a-straat 1 te Z.

2.2. De Ambtenaar heeft belanghebbende voor die jaren aanslagen in de OZB opgelegd naar het tarief voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen (hierna: niet-woningen). Belanghebbende heeft tegen de aanslag in de OZB voor het jaar 2004 bezwaar gemaakt en ver-zocht om toepassing van het tarief voor woningen, dat lager is dan het tarief voor niet-woningen. Tevens heeft hij in het bezwaarschrift verzocht de aanslagen in de OZB voor de jaren 2001 tot en met 2003 te verminderen tot aanslagen berekend naar het tarief voor woningen.

2.3. In de brief van 4 oktober 2004 heeft de Ambtenaar belanghebbende medegedeeld, dat hij belanghebbende ten onrechte naar het tarief voor niet-woningen heeft aangeslagen en dat hem binnen afzienbare tijd verminderingsbeschikkingen voor de belastingjaren 2001 tot en met 2004 zullen worden toegezonden.

2.4. Voor het belastingjaar 2001 heeft belanghebbende een verminderingsbeschikking ontvan-gen, waarbij de vermindering is berekend op het verschil tussen het tarief voor woningen en niet-woningen.

2.5. Voor de belastingjaren 2002, 2003 en 2004 heeft belanghebbende verminderingsbeschik-kingen ontvangen, waarbij de aanslagen werden verminderd tot nihil. Op dezelfde dag of enige dagen later ontving belanghebbende de bestreden aanslagen in de OZB over de jaren 2002, 2003 en 2004, berekend naar het tarief voor woningen.

2.6. Belanghebbende heeft de uit de verminderingsbeschikkingen voortvloeiende teruggaven daadwerkelijk ontvangen. De bestreden aanslagen heeft hij betaald.

2.7. Belanghebbende is werkzaam bij afdelingen Belastingen van de gemeente Hoogeveen, waar hij zich bezig houdt met verzekeringszaken die de gemeente Hoogeveen betreffen. In het verleden is hij betrokken geweest bij de heffing van rioolrechten en afvalstoffenheffingen.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of de Ambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd. Belang-hebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Ambtenaar beantwoordt deze bevestigend.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkom-stige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uit-spraak van de Ambtenaar en de aanslagen.

3.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende klaagt er terecht over dat de Ambtenaar na de ambtshalve verleende vermindering van de aanslag, opnieuw een aanslag heeft opgelegd. Het is niet toegestaan de ten onrechte toegepaste vermindering van een aanslag te herstellen door het opleggen van een vol-gende aanslag. Een naar de vorm van een primitieve aanslag opgelegde aanslag kan desondanks als navorderingsaanslag in stand blijven, indien aan de vereisten voor navordering is voldaan (Hoge Raad 4 oktober 2002, nr. 37.403, LJN AE8369, BNB 2002/405). Daarom beoordeelt het Hof of de bestreden aanslag voldoet aan de eisen van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

4.2. Het is de Ambtenaar toegestaan een navorderingsaanslag op te leggen, indien hij beschikt over een zogenoemd nieuw feit. Een nieuw feit is een feit dat de Ambtenaar ten tijde van het opleggen van de aanslag nog niet bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn. Zo’n nieuw feit ontbreekt, omdat het de Ambtenaar bij het opleggen van de aanslag bekend was, dat belanghebbende eigenaar en gebruiker was van de woning met bedrijfspanden plaatselijk bekend a-straat 1 te Z.

4.3. Uit onder andere het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 1973, nr. 17.106, BNB 1973/161, volgt, dat ondanks het ontbreken van een nieuw feit, de te weinig geheven belasting kan worden nagevorderd, indien een aanslag zonder enige denkbare reden wordt verminderd en het duidelijk was - en door belanghebbende ook onmiddellijk is begrepen - dat de vermindering berustte op een schrijf- of tikfout of daarmede gelijk te stellen vergissing.

4.4. De Ambtenaar stelt, dat bij het verwerken van een (ambtshalve verleende) vermindering van een aanslag in het geautomatiseerde aanslagsysteem een vaste volgorde toegepast dient te worden. Voor de ambtshalve verleende vermindering van het jaar 2001 hebben de toetshandelin-gen in de juiste volgorde plaatsgevonden, waardoor die aanslag op een correcte wijze is vermin-derd. Voor de drie daaropvolgende jaren is door hem onbekende oorzaak niet de juiste volgorde gehanteerd. Hierdoor werden de opgelegde aanslagen eerst onherstelbaar verminderd tot nihil waarna vervolgens nieuwe aanslagen tot de juiste bedragen werden opgelegd.

4.5. Het was belanghebbende bekend, dat de Ambtenaar aan zijn bezwaar voor 2004 en zijn verzoeken om vermindering voor de jaren 2001 tot en met 2003 tegemoet zou komen. Hij wist dat hij daarvoor verminderingsbeschikkingen zou ontvangen en dat hij OZB verschuldigd was berekend naar het tarief voor “woningen”. Voor het jaar 2001 heeft hij ook daadwerkelijk een correcte verminderingsbeschikking ontvangen. Na ontvangst van de verminderingen tot nihil voor de jaren 2002, 2003 en 2004 en - nagenoeg tegelijkertijd - van de daarmee samenhangende aanslagen was het belanghebbende onmiddellijk duidelijk, dat hij OZB diende te betalen.

4.6. Het Hof merkt het in de onjuiste volgorde intoetsen van een ambtshalve verleende vermin-dering met voornoemde gevolgen aan, als een met een schrijf- of tikfout gelijk te stellen vergis-sing welke vergissing belanghebbende direct kenbaar was (vergelijk Hoge Raad, 24 augustus 1983, nr. 21 857, BNB 1983/279). De bestreden aanslagen moeten daarom worden aangemerkt als navorderingsaanslagen, die terecht en, naar tussen partijen niet in geschil is, tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

5. Slotsom

Het hoger beroep is ongegrond.

6. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebben-de in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

7. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan te Arnhem door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. A.J. Kromhout, raadsheren, in aanwezigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2009

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (R.F.C. Spek)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 juni 2009

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.