Home

Gerechtshof Arnhem, 16-02-2010, BL7197, 09-00193

Gerechtshof Arnhem, 16-02-2010, BL7197, 09-00193

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
16 februari 2010
Datum publicatie
11 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BL7197
Zaaknummer
09-00193

Inhoudsindicatie

Rioolrechten.

Verwijzingsprocedure HR 29 mei 2009, nr. 42392, LJN BI5103.

Overschrijding opbrengstlimiet door gemeente Heerlen leidt tot een partiële onverbindendheid van het tarief.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belastingrecht

nummer 09/00193

uitspraakdatum: 16 februari 2010

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op de beroepen van

X te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraken van

de heffingsambtenaar van de gemeente Heerlen (hierna: de Ambtenaar),

op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de aanslagen in de rioolrechten voor het jaar 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1997 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolrecht eigenaren, tot een bedrag van ƒ 160,40, en rioolrecht gebruikers, tot een bedrag van ƒ 123, van de gemeente Heerlen opgelegd.

1.2. De Ambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. Het gerechtshof te

’s-Hertogenbosch heeft bij uitspraak van 21 juni 2005 het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Ambtenaar vernietigd en de aanslagen rioolrecht eigenaren en rioolrecht gebruikers verminderd tot bedragen van respectievelijk ƒ 111,38 en ƒ 103,84.

1.4. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 29 mei 2009, nr. 42.392, LJN BI5103, BNB 2009/210 (hierna: het arrest), de uitspraak van het gerechtshof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.5. De Ambtenaar heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een conclusie na verwijzing ingediend. Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, zowel op 28 september 2009 als op 11 januari 2010, op de inhoud van die conclusie gereageerd.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2010 te Arnhem. Daar zijn belanghebbendes gemachtigde en de Ambtenaar verschenen. Deze zaak is ter zitting gezamenlijk behandeld met de zaak met registratienummer 09/00192.

1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

Belanghebbende is op 1 januari 1997 eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak te Heerlen, die is aangesloten op het gemeentelijk riool en daarop afvalwater loost.

3. Geschil

3.1. Na verwijzing is het volgende nog in geschil:

– of en zo ja in hoeverre is de opbrengstlimiet van artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet, overschreden, en

– of een dergelijke overschrijding leidt tot algehele dan wel partiële onverbindendheid van de tariefstelling in de gemeentelijke verordening.

3.2. De Hoge Raad heeft ten aanzien van het eerste geschilpunt overwogen dat het verwijzingshof is gebonden aan het in cassatie niet bestreden oordeel van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch dat noch de post bergbezinkbassin noch de post perceptiekosten diende ter dekking van de kosten waarvoor de rioolrechten mochten worden geheven.

3.3. Met betrekking tot het tweede geschilpunt heeft de Hoge Raad overwogen dat bij een overschrijding van de opbrengstlimiet in beginsel geldt dat de tariefstelling in de gemeentelijke verordening partieel onverbindend is, namelijk voor zover – nadat uit de lastenraming de (gedeelten van) posten zijn geëlimineerd die daarin ten onrechte zijn opgenomen – de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten. Van algehele onverbindendheid is echter sprake indien (a) het de gemeente op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat de desbetreffende post(en) (in zoverre) niet diende(n) ter dekking van de kosten waarvoor het recht of de rechten op grond van artikel 229, lid 1, letters a en b, van de Gemeentewet en de desbetreffende verordening mochten worden geheven, en bovendien (b) na de eliminatie van de desbetreffende bedragen uit de lastenraming, de geraamde baten in betekenende mate uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten

(vgl. HR 10 april 2009, nr. 43747, V–N 2009/18.37), aldus de Hoge Raad.

3.4. Ter zitting heeft belanghebbende zijn verzoek om een adressenlijst van de overige bezwaarden, alsmede zijn verzoek om vergoeding van wettelijke rente, ingetrokken.

4. Beoordeling van het geschil

Overschrijding opbrengstlimiet

4.1. Weliswaar heeft de Hoge Raad in het arrest van 4 februari 2005, nr. 40072,

LJN AQ7390, BNB 2005/113, geoordeeld dat de opbrengstlimiet van artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet, geldt voor het totaal van de in een gemeentelijke verordening geregelde rechten, doch aangezien de Hoge Raad zulks in het arrest niet heeft geoordeeld ten aanzien van de onderhavige rioolrechten, gaat het Hof, in navolging van de uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 21 juni 2005, ervan uit dat de opbrengstlimiet voor het rioolrecht eigenaren en het rioolrecht gebruikers afzonderlijk moet worden getoetst, zelfs nu beide in één verordening zijn geregeld.

4.2. Uitgangspunt na verwijzing is dat noch de post bergbezinkbassin ad ƒ 3.000.000 noch de post perceptiekosten ad ƒ 872.000 opgevoerd mocht worden aan de lastenzijde. Blijkens het arrest dient voor wat betreft de post perceptiekosten acht te worden geslagen op de tweede alinea van onderdeel 4.3.2 van het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2005, nr. 39.273, LJN AU7345, BNB 2006/68. Daarin is overwogen dat indien al juist is dat deze posten – waaronder perceptiekosten – niet opgevoerd mogen worden aan de lastenzijde, zij dan in aanmerking zouden mogen worden genomen aan de batenzijde, bij de raming van de netto-opbrengst van de rechten. Daardoor zou de netto-opbrengst dalen met hetzelfde bedrag als waarmee de lasten dalen, zodat het saldo van de geraamde baten en geraamde lasten geen wijziging zou ondergaan. Het vorenstaande brengt mee dat bij de toetsing aan de opbrengstlimiet de post perceptiekosten ad ƒ 872.000 aan de batenzijde in mindering komt op de bruto-opbrengst. Tussen partijen is niet in geschil dat van deze kosten 30%, ofwel ƒ 261.600, moet worden toegerekend aan het rioolrecht eigenaren, en 70%, ofwel ƒ 610.400, aan het rioolrecht gebruikers.

4.3. Nu voor de toetsing aan de opbrengstlimiet dient te worden uitgegaan van de netto-opbrengst, komen ook de post oninbaar ad ƒ 43.000 en de post kwijtschelding ad ƒ 283.000 in mindering op de bruto-opbrengst. Tussen partijen is niet in geschil dat van de post oninbaar ƒ 22.000 aan het rioolrecht eigenaren en ƒ 21.000 aan het rioolrecht gebruikers moet worden toegerekend, en dat de post kwijtschelding volledig aan het rioolrecht gebruikers moet worden toegerekend. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de door middel van dwanginvordering geïnde rechten ad ƒ 126.000 aan de batenzijde dienen te worden opgenomen. Naar rato van de bruto-opbrengst wordt deze bate voor een bedrag van ƒ 68.989 aan het rioolrecht eigenaren en voor ƒ 57.011 aan het rioolrecht gebruikers toegerekend.

4.4. Verder is tussen partijen niet in geschil dat aan de lastenzijde – na eliminatie van de posten bergbezinkbassin en perceptiekosten – alle exploitatiekosten ad ƒ 3.394.000 aan het rioolrecht gebruikers moeten worden toegerekend, en dat van de investeringskosten ad ƒ 7.145.000 aan het rioolrecht eigenaren 80%, ofwel ƒ 5.716.000, moet worden toegerekend en aan het rioolrecht gebruikers 20%, ofwel ƒ 1.429.000.

4.5. Voor het onderhavige jaar 1997 bedragen de geraamde baten en de geraamde lasten dan als volgt:

Totaal Rioolrecht eigenaren Rioolrecht gebruikers

Geraamde baten

Bruto-opbrengst 13.329.000 7.298.000 6.031.000

Minus: perceptiekosten -872.000 -261.600 -610.400

Minus: oninbaar -43.000 -22.000 -21.000

Minus: kwijtschelding -283.000 0 -283.000

Plus: dwanginvordering 126.000 68.989 57.011

Netto-opbrengst 12.257.000 7.083.389 5.173.611

Geraamde lasten

Exploitatiekosten 3.394.000 0 3.394.000

Investeringskosten 7.145.000 5.716.000 1.429.000

Totale lasten 10.539.000 5.716.000 4.823.000

Opbrengstlimiet (baten/lasten) 1,239 1,073

4.6. De tariefstelling in de gemeentelijke verordening is in beginsel partieel onverbindend, namelijk voor zover de geraamde baten boven de geraamde lasten uitgaan. Uit vorenstaande tabel blijkt dat het rioolrecht eigenaren 23,9% en het rioolrecht gebruikers 7,3% te hoog is vastgesteld. De aanslagen rioolrecht eigenaren en rioolrecht gebruikers dienen derhalve in beginsel te worden verminderd tot aanslagen van respectievelijk ƒ 129,44 en ƒ 114,66.

Algehele onverbindendheid?

4.7. Van algehele onverbindendheid is sprake indien (a) het de gemeente op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat de desbetreffende post(en) (in zoverre) niet diende(n) ter dekking van de kosten waarvoor het recht of de rechten op grond van artikel 229, lid 1, letters a en b, van de Gemeentewet en de desbetreffende verordening mochten worden geheven, en bovendien (b) na de eliminatie van de desbetreffende bedragen uit de lastenraming, de geraamde baten in betekenende mate uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten.

4.8. Naar het oordeel van het Hof moet in het onderhavige geval het de gemeente op voorhand duidelijk zijn geweest dat de post bergbezinkbassin niet een last betreft ter zake waarvan rioolrechten mogen worden geheven. Redengevend daarvoor is dat het bassin reeds vanaf de bouw ervan in 1993/1994 in beheer en onderhoud is bij het Zuiveringsschap Limburg (hierna: het zuiveringsschap). Nu in artikel 229, lid 1, letter a, van de Gemeentewet (tekst vanaf 1 januari 1995) is bepaald dat rechten kunnen worden geheven ter zake van werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn, had het de gemeente op voorhand duidelijk moeten zijn geweest dat de post bergbezinkbassin niet aan de lastenzijde mocht worden opgevoerd. Dat de gemeente jaarlijks een bijdrage verstrekt aan het zuiveringsschap gelijk aan 75% van de kosten van het bassin, doet niet eraan af dat het bassin in beheer en onderhoud is bij het zuiveringsschap.

4.9. Zo bij toetsing aan de opbrengstlimiet de post perceptiekosten niet mag worden opgevoerd aan de lastenzijde, dan mag deze aan de batenzijde in mindering komen op de bruto-opbrengst (zie 4.2). De Hoge Raad heeft zulks voor het eerst beslist in zijn arrest van

2 december 2005, zodat de gemeente hiermee niet bekend kon zijn bij het opstellen van de raming. Naar het oordeel van het Hof kon het de gemeente dan ook niet op voorhand duidelijk zijn geweest dat de post perceptiekosten niet aan de lastenzijde mocht worden opgevoerd.

4.10. Vervolgens rijst de vraag of de geraamde baten, na eliminatie van alleen de post bergbezinkbassin uit de lastenraming, in betekenende mate uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden de raming van de gemeente zoals deze is neergelegd in het “overzicht inkomsten/uitgaven gemeentelijke riolering in Heerlen volgens begroting” (zie bijlage 5 bij de uitspraak op bezwaar). In deze raming is onder andere de post perceptiekosten aan de lastenzijde opgenomen en is de post dwanginvordering niet aan de batenzijde opgenomen. Dit leidt tot het volgende overzicht:

Totaal Rioolrecht eigenaren Rioolrecht gebruikers

Geraamde baten

Bruto-opbrengst 13.329.000 7.298.000 6.031.000

Minus: oninbaar -43.000 -22.000 -21.000

Minus: kwijtschelding -283.000 0 -283.000

Netto-opbrengst 13.003.000 7.276.000 5.727.000

Geraamde lasten

Exploitatiekosten 3.394.000 0 3.394.000

Investeringskosten 7.145.000 5.716.000 1.429.000

Perceptiekosten 872.000 261.600 610.400

Totale lasten 11.411.000 5.977.600 5.433.400

Opbrengstlimiet (baten/lasten) 1,217 1,054

4.11. Uit vorenstaande tabel blijkt dat voor het rioolrecht eigenaren de geraamde baten met 21,7% uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten, en dat voor het rioolrecht gebruikers dit percentage 5,4% bedraagt. Ervan uitgaande dat sprake is van “in betekenende mate” indien de geraamde baten met ten minste 25% de geraamde lasten overstijgen, komt het Hof tot de conclusie dat in het onderhavige geval zowel bij het rioolrecht eigenaren als het rioolrecht gebruikers de geraamde baten niet in betekenende mate uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten. Van algehele onverbindendheid is derhalve geen sprake. De onderhavige tariefstelling in de gemeentelijke verordening is slechts partieel onverbindend, hetgeen meebrengt dat de aanslagen moeten worden verminderd overeenkomstig het bepaalde in 4.6.

4.12. Gelet op het vorenstaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Het Hof vindt aanleiding de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de beroepen na verwijzing redelijkerwijs heeft moeten maken. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met registratienummer 09/00192 met de onderhavige zaak samenhangt. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden samenhangende zaken beschouwd als één zaak. Het Hof veroordeelt de Ambtenaar daarom in de proceskosten, voor een bedrag van de helft van € 483 (0,5 punt voor conclusie na verwijzing en 1 punt voor zitting, waarde per punt € 322), ofwel € 241,50, aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

6. Beslissing

Het Hof:

– verklaart de beroepen gegrond;

– vernietigt de uitspraken op bezwaar;

– vermindert de aanslag rioolrecht eigenaren tot een bedrag van ƒ 129,44 (€ 58,74);

– vermindert de aanslag rioolrecht gebruikers tot een bedrag van en ƒ 114,66 (€ 52,03);

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 241,50.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2010.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 februari 2010.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.