Home

Gerechtshof Den Haag, 25-06-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4485, BK-12/00715 en 12/00716

Gerechtshof Den Haag, 25-06-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4485, BK-12/00715 en 12/00716

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 juni 2013
Datum publicatie
28 november 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2013:4485
Formele relaties
Zaaknummer
BK-12/00715 en 12/00716

Inhoudsindicatie

Reclamebelasting. De inspecteur heeft voldoende aannemelijk gemaakt voor het oordeel dat de vanaf de openbare weg zichtbare gele vlakken en de reclamevlaggen, reclametekens, reclameletters en reclameborden als geheel moet worden aangemerkt als openbare aankondigingen in de zin van de onderhavige Verordening.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

Meervoudige kamer

Nummers BK-12/00715 en 12/00716

6. (...)

7.

Het wettelijke begrip ‘openbare aankondiging’ omvat niet slechts reclame in de door [belanghebbende] kennelijk bedoelde enge zin, maar ziet meer in het algemeen op elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, product of boodschap. Slechts openbare aankondigingen in deze zin kunnen in de heffing van reclamebelasting worden betrokken (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 25 augustus 2009, LJN BN5744). Tot dergelijke in de Gemeentewet en de Verordening bedoelde ‘openbare aankondigingen’ zijn ook de gele vlakken te rekenen, nu deze kenmerkend zijn voor de panden waarin [belanghebbende] de bedrijfsruimten exploiteert - de vlakken maken deel uit van het logo van [belanghebbende], de kleur is onderscheidend en de vorm duidt op dozen (boxen) - en onmiskenbaar zijn gericht op het trekken van aandacht in de zo-even bedoelde zin. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een tot het publiek gerichte mededeling welke erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd, komt ook betekenis toe aan een verband tussen de gele vlakken waar het om gaat en andere reclame-uitingen van het bedrijf (vgl. Gerechtshof Amsterdam 6 maart 2009, LJN BH6990). De gele vlakken vormen, in combinatie met de andere bedrijfsaanduidingen, een tot het publiek gerichte mededeling welke erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd.

8.

De rechtbank is van oordeel dat de openbare aankondigingen ter zake waarvan de onderwerpelijke aanslagen zijn opgelegd in de vorm en uitvoering als omschreven onder 6 elk in hun totaliteit een openbare aankondiging in de zin van artikel 227 van de Gemeentewet en artikel 2, tweede lid, van de Verordening vormen. De begripsomschrijving van de ‘openbare aankondiging’ dwingt er voorts naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat slechts heffing mogelijk is van openbare aankondigingen in letters of symbolen en dat van heffing moet worden afgezien indien openbare aankondigingen bestaan uit een combinatie van symbolen, letters en kleuren. Hiervan uitgaande is de rechtbank verder van oordeel dat [de Inspecteur] niet in strijd met de ter zake geldende wettelijke bepalingen en bepalingen uit de Verordening handelt door bij de berekening van de verschuldigde belasting uit te gaan van de aankondigingen als geheel, derhalve in dit geval van de totale oppervlakte van de aankondigingen (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 11 juni 1997, LJN AS1788).

9.

De rechtbank begrijpt de stelling van [belanghebbende] dat sprake is van een nieuwe handelwijze van [de Inspecteur] ten opzichte van voorgaande jaren als een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dat beroep wordt verworpen. Het gedurende een aantal jaren afzien van het opleggen van aanslagen is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van schending door [de Inspecteur] van het in rechte te beschermen vertrouwen. [Belanghebbende] heeft geen bijkomstige omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de handelwijze van [de Inspecteur] bij [belanghebbende] de indruk heeft kunnen wekken dat het in eerdere jaren afzien van het opleggen van aanslagen berustte op een bewuste standpuntbepaling van [de Inspecteur].

10.

Nu voorts de afmetingen van de gele vlakken noch de berekeningen op zich in geschil zijn, heeft [de Inspecteur] de onderwerpelijke aanslagen tevens tot het juiste bedrag opgelegd.

11.

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beroepen ongegrond zijn.

12.

Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

Uitspraak van 25 juni 2013

in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X], statutair gevestigd te [Z], hierna: belanghebbende,

en

de directeur Gemeentebelastingen Rotterdam, hierna: de Inspecteur,

op de hoger beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012, nummers AWB 11/2368 en 11/2369, betreffende de hierna vermelde aanslagen.

Aanslagen, bezwaren en geding in eerste aanleg

1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 twee aanslagen in de reclamebelasting opgelegd.

1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 302 is geheven. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 466 is geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 14 mei 2013, gehouden te ’s‑Gravenhage. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Verordening

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

Conclusies van partijen

Oordeel van de rechtbank

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing