Gerechtshof Den Haag, 19-07-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2430, BK-17/00029
Gerechtshof Den Haag, 19-07-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2430, BK-17/00029
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 juli 2017
- Datum publicatie
- 29 augustus 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2017:2430
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:14943, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:402
- Zaaknummer
- BK-17/00029
Inhoudsindicatie
In geschil is of belanghebbende recht heeft op de partnervrijstelling als bedoeld in artikel 32, lid 1, onderdeel 4a, Successiewet 1956 in plaats van de aan haar toegekende vrijstelling voor overige verkrijgers als bedoeld in artikel 32, lid 1, onderdeel 4f, van de Successiewet 1956.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-17/00029
Uitspraak van 19 juli 2017
het geding tussen:
mevrouw [X] te [Z] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven, de Inspecteur,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 december 2016, nummer SGR 16/5188, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de erfbelasting, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.
Aanslag, beschikking en bezwaar en geding in eerste aanleg
De Inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 10 maart 2015 een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 720.889. Tevens is bij beschikking € 591 aan belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Er is € 46 aan griffierecht geheven. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.