Gerechtshof Den Haag, 19-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:284, BK-18/00867 t/m/ 18/00871
Gerechtshof Den Haag, 19-02-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:284, BK-18/00867 t/m/ 18/00871
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 februari 2020
- Datum publicatie
- 21 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2020:284
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2018:10329, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1661
- Zaaknummer
- BK-18/00867 t/m/ 18/00871
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is directeur/enig aandeelhouder van een BV. Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij de BV zijn aan belanghebbende (navorderings)aanslagen IB/PVV opgelegd over meerder jaren. De correcties zien op (vermomde) winstuitdelingen en inkomsten uit hennepactiviteiten. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende valse inkoop- en verkoopfacturen heeft opgemaakt om geldopnames uit de kas van de BV te verdoezelen. Belanghebbende en de BV zijn zich ook bewust geweest van de voordelen (kasopnames) die aan belanghebbende zijn toegekomen, zodat sprake is van verkapte winstuitdelingen aan belanghebbende. Door de winstuitdelingen niet in de aangiften op te nemen, moet belanghebbende zich ervan bewust zijn geweest dat zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijke bedragen aan verschuldigde belasting niet zouden worden geheven. Dit brengt mee dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan en de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Het Hof is verder van oordeel dat de door de Inspecteur berekende winstuitdelingen berusten op een redelijke schatting. Ook de hoogte van de door de Inspecteur toegepaste correcties inzake de inkomsten uit hennepactiviteiten acht het Hof redelijk. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Het Hof ziet evenmin aanleiding voor verdere matiging van de opgelegde vergrijpboeten.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-18/00867 tot en met 18/00871
Uitspraak van 19 februari 2020
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
(vertegenwoordigers: [B] , [C] en [D] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 2 augustus 2018, nrs. SGR 17/2839, SGR 17/2842, SGR 17/2843, SGR 17/2845 en SGR 17/2846.
Procesverloop
Jaar 2010, BK-18/00868 (SGR 17/2842)
1.1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.950 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 269.904. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 67.476 opgelegd en € 12.289 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Jaar 2011, BK-18/00869 (SGR 17/2843)
1.1.2. Aan belanghebbende is over het jaar 2011 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.196 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 188.276. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 47.069 opgelegd en € 7.307 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Jaar 2013, BK-18/00870 (SGR 17/2845)
1.1.3. Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.769 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 113.317. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 38.329 opgelegd en € 2.445 aan belastingrente in rekening gebracht.
Jaar 2014, BK-18/00867 en 18/00871 (SGR 17/2839 en SGR 17/2846)
1.1.4. Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.410 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 150.390. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 33.085 opgelegd en € 2.058 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.1.5. Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 10.732. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 8 aan belastingrente in rekening gebracht.
Alle zaken
1.2. De Inspecteur heeft bij gezamenlijke uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de navorderingsaanslag 2010 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de overige hiervoor vermelde (navorderings)aanslagen en beschikkingen afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De griffier van de Rechtbank heeft viermaal een griffierecht geheven van € 46. De beslissing van de Rechtbank luidt:
"De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de navorderingsaanslag IB/PVV 2010;
- -
-
verklaart [belanghebbende] ontvankelijk in zijn bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2010;
- -
-
laat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 in stand;
- -
-
verklaart het beroep met betrekking tot de navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2013, de aanslagen IB/PVV 2014 en ZVW 2014 en de rentebeschikkingen ongegrond;
- -
-
verklaart het beroep met betrekking tot de vergrijpboetes gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de vergrijpboetes;
- -
-
vermindert de boete voor het jaar 2010 tot € 50.607;
- -
-
vermindert de boete voor het jaar 2011 tot € 35.301;
- -
-
vermindert de boete voor het jaar 2013 tot € 21.246;
- -
-
vermindert de boete voor het jaar 2014 tot € 24.813;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- -
-
veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] ten bedrage van € 2.250;
- -
-
gelast dat verweerder het door [belanghebbende] in zaaknummers SGR AWB 17/2839 en SGR AWB 17/2842 betaalde griffierecht van € 46 aan [belanghebbende] vergoedt."
1.4. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van eenmaal € 126. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 18 december 2019, ingekomen bij het Hof op dezelfde dag, heeft de Inspecteur een nader stuk met twee bijlagen ingediend. Bij brief van 2 januari 2019 (het Hof leest: 2020), ingekomen bij het Hof op 6 januari 2020, heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. Voormelde brief van belanghebbende is eveneens per faxbericht op 6 januari 2020 ontvangen door het Hof. De Inspecteur heeft bij brief van 13 januari 2020, bij het Hof op dezelfde dag ingekomen, een pleitnota ingediend. Het Hof heeft bij faxbericht van 14 januari 2020 een pleitnota ontvangen van belanghebbende. Het Hof heeft telkens een afschrift van deze brieven naar de wederpartij gestuurd.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 januari 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
2.1. De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
"1. [Belanghebbende], [X] , was in de onderhavige jaren directeur en enig aandeelhouder van [E] BV (…). [ [E] BV] hield zich onder meer bezig met de exploitatie van een glaszetbedrijf.
2.1. [Belanghebbende] heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.950. Met dagtekening 23 september 2011 heeft [de Inspecteur] aan [belanghebbende] een definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2010 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.950.
2.2. [Belanghebbende] heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.196. Met dagtekening 7 augustus 2012 heeft [de Inspecteur] aan [belanghebbende] een definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.196.
2.3. [Belanghebbende] heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.769. Met dagtekening 15 juli 2014 heeft [de Inspecteur] aan [belanghebbende] een definitieve aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.769.
2.4. [Belanghebbende] heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.020.
3. [ De Inspecteur] is op 1 april 2014 een boekenonderzoek gestart bij [ [E] BV] naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Vervolgens is het onderzoek op 30 juli 2015 uitgebreid naar de aangiften omzetbelasting over het jaar 2014 en de aangiften vennootschapsbelasting 2010 tot en met 2014 van BV. Voorts is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2014 van [belanghebbende] beoordeeld. Dit vervolgonderzoek heeft plaatsgevonden in samenwerking met de politie.
(…)"
2.2. Het Hof stelt daarnaast de volgende feiten vast.
2.3. Bij brief van 7 juni 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat hij naar aanleiding van het boekenonderzoek bij [E] BV en informatie uit het strafrechtelijk onderzoek van de Politie voor de jaren 2010, 2011, 2013 en 2014 (navorderings)aanslagen IB/PVV zal opleggen. De Inspecteur heeft, naar aanleiding van het boekenonderzoek het standpunt ingenomen dat diverse inkoop- en verkoopfacturen vals zijn en de onderliggende transacties niet hebben plaatsgevonden. De bedragen die volgens de Inspecteur per saldo aan belanghebbende zijn toegekomen (2010 € 269.904, 2011 € 188.276, 2013 € 113.317 en 2014 € 150.390), zijn aangemerkt als winstuitdeling (correcties box II). De Inspecteur heeft voorts het standpunt ingenomen dat belanghebbende gelden uit hennepactiviteiten heeft ontvangen. De bedragen die volgens de Inspecteur uit deze activiteiten aan belanghebbende zijn toegekomen (in 2014 in totaal € 21.390 ) zijn aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (correcties box I). Tevens heeft de Inspecteur in die brief aangekondigd vergrijpboetes op te leggen.
Feiten ten aanzien van de correcties box II
2.4. Naar aanleiding van voormeld boekenonderzoek is, met dagtekening 26 april 2016, een rapport opgemaakt. Het rapport vermeldt voor zover van belang:
“(…)
4.1 Geldbeweging, contante verkopen en contante inkopen
De contante ontvangsten welke in verband staan met de verkopen naar Bosnië hebben in werkelijkheid niet plaatsgevonden. De contante uitgaven staan niet in relatie met de inkopen van de onderneming. De uitgaven/opnamen zijn gebaseerd op fake inkoopfacturen. In verband met de correctie op de export naar Bosnië (zie hoofdstuk 6.3 fake export) en de correctie op de inkopen (zie hoofdstuk 6.5 valse inkoopfacturen) wijzigt ook de winst over de jaren 2009 tot en met 2014.
(…)
In 2010 is er voor € 49.343 geboekt als verkopen naar Bosnië. Eind 2010 was het totale bedrag
€ 49.343 nog niet voldaan (nog niet ontvangen door [E] B.V.). Wel is een deel van het openstaande bedrag uit 2009 (€ 35.150) geboekt als ontvangsten. Dit betekent dat er ten onrechte € 35.150 als contante ontvangsten in het kasboek is verwerkt. Verder is er in 2010, ten onrechte, € 300.247 geboekt als contante zakelijke uitgaven. Kassaldo 1 januari 2010 is € 158.112 minus € 35.150 plus € 300.247 is gecorrigeerd kassaldo per 31 december 2010 € 423.209. Het kassaldo is volgens de financiële administratie over 2010 is € 8.197. Dit betekent dat er € 423.209 minus € 8.197 minus (al in 2009 gecorrigeerd) € 144.758 is € 270.254 uit de kas is opgenomen in 2010.
In 2011 is er voor € 224.153 geboekt als verkopen naar Bosnië. Eind 2011 was hiervan € 176.745 nog niet voldaan (nog niet ontvangen door [E] B.V.). Wel is het openstaande bedrag uit 2010/2011 (€ 106.688) volledig geboekt als ontvangst. Dit betekent dat er ten onrechte € 154.096 als contante ontvangsten in het kasboek is verwerkt. Verder is er in 2011 ten onrechte, € 336.684 geboekt als contante zakelijke uitgaven. Kassaldo 1 januari 2011 is € 423.209 minus € 154.096 plus € 336.684 is gecorrigeerd kassaldo per 31 december 2011 € 605.797. Het kasgeld volgens de financiële administratie over 2011 is € 2.509. Dit betekent dat er €605.797 minus € 2.509 minus (al in 2009 en 2010 gecorrigeerd) € 144.758 minus € 270.254 is € 188.276 uit de kas is opgenomen in 2011.
(…)
In 2013 is er voor € 165.900 geboekt als verkopen naar Bosnië. Eind 2009 was hiervan € 165.900 nog niet voldaan (nog niet ontvangen door [E] B.V.). Wel is een deel van het openstaande bedrag uit 2012 (€ 182.384) geboekt als ontvangsten. Dit betekent dat er ten onrechte € 182.384 als contante ontvangsten in het kasboek is verwerkt. Verder is er in 2013, ten onrechte, € 296.696 geboekt als contante zakelijke uitgaven. Kassaldo 1 januari 2013 is € 600.252 minus € 182.384 plus € 296.696 is gecorrigeerd kassaldo per 31 december 2013 € 714.564. Het kassaldo volgens de financiële administratie over 2013 is € 4.714. Dit betekent dat er € 714.564 minus € 4.714 minus (al in 2009, 2010, 2011 en 2012 gecorrigeerd) € 144.758, € 270.254, € 188.276 en -€ 6.755 is € 113.317 uit de kas is opgenomen in 2013.
In 2014 is er voor € 200.400 geboekt als verkopen naar Bosnië ( [F] ). Eind 2014 was hiervan € 55.000 nog niet voldaan (nog niet ontvangen door [E] B.V.). Dit betekent dat er ten onrechte € 145.400 als contante ontvangsten in het kasboek is verwerkt. Verder is er in 2014, ten onrechte, € 296.062 geboekt als contante zakelijke uitgaven. Kassaldo 1 januari 2014 is € 714.564 minus € 145.400 plus € 296.062 is gecorrigeerd kassaldo per 31 december 2014 € 865.226. Het kassaldo volgens de financiële administratie over 2014 is € 4.986. Dit betekent dat er € 865.226 minus € 4.986 minus (al in 2009, 2010, 2011,2012 en 2013 gecorrigeerd) € 144.758, € 270.254, € 188.276, € 6.755 en € 113.317 is € 150.390 uit de kas opgenomen in 2014.
(…)
Het kassaldo eind 2014 is € 4.986. Dit betekent dat er over de jaren 2010 tot en met 2014 totaal € 715.482 contant geld uit de kassa is opgenomen.
4.2 Vermomd dividend/uitdeling
[Belanghebbende] is aandeelhouder/bestuurder van [E] B.V. Tijdens het onderzoek bij [E] B.V. is gebleken dat er, ten onrechte, forse bedragen aan omzet naar Bosnië en inkopen bij [G] (en/of [H] en/of [I] B.V.) zijn vermeld in het kasboek. Deze omzetfacturen en inkoopfacturen zijn vals (zie hoofdstuk 6.3 en 6.5). De betreffende omzet en inkopen zijn allemaal via de kas verwerkt. Dit betekent dat er ten onrechte gelden in het kasboek zijn verantwoord als opbrengst en als kosten. (...) Deze verschillen zullen worden aangemerkt als vermomd dividend. Het gaat hier in totaal om dermate grote bedragen die buiten de aangifte zijn gebleven dat zowel belastingplichtige als de DGA zich hiervan bewust moeten zijn geweest.
De ten onrechte uit de kas opgenomen bedragen worden gecorrigeerd als uitdeling en bedragen:
2010: € 270.254
2011: € 188.276
2013: € 113.317
2014: € 150.390
(…)
6.3 Export
Over de controlejaren heeft belastingplichtige vermeld dat er goederen zijn uitgevoerd. Deze uitvoer vond plaats naar [J] , (…), Bosnië. Alle jaren werden de goederen door de afnemer opgehaald op het bedrijfsadres van belastingplichtige. De goederen werden vaak achteraf (soms wel een half jaar later) altijd contant voldaan. Bij elke verkoopfactuur was een CMR aanwezig. De lay out van de facturen naar Bosnië verschillen van de lay out van de reguliere binnenlandse facturen (zie bijlage 1). Verder blijkt over alle jaren dat de factuurnummers van de verkopen naar Bosnië ook gebruikt worden voor de reguliere binnenlandse verkopen. Er zijn, ondanks herhaald verzoek (vanaf april 2014) geen exportdocumenten overgelegd. De verkopen hadden voor het grootste gedeelte betrekking op de leveringen van glaslatten aan Bosnië. Tijdens een gesprek op 9 juli 2014 verklaarde [belanghebbende] dat [E] BV en de afnemer [J] de goederen niet bij de douane ten uitvoer hebben aangegeven. Volgens [belanghebbende] zijn de goederen wel aangegeven ten invoer bij de douane in Bosnië. In oktober 2014 werden, door [E] B.V. bescheiden met betrekking tot de invoer in Bosnië overhandigd op het belastingkantoor. [Belanghebbende] blijft benadrukken dat de uitvoer van de goederen uit Nederland voldoende is aangetoond aan de hand van de CMR’s.
(…)
CMR’s
(…)
Met betrekking tot de CMR’s uit Nederland, gebruikt in 2009, is er door het [K] verklaard dat die betreffende formulieren pas vanaf februari 2010 in gebruik zijn (zijn uitgegeven). Deze CMR’s zijn dus geantidateerd.
Verder blijkt het dat over de betreffende jaren constant één en dezelfde vrachtwagen is geweest om de goederen op te halen. De CMR's zijn niet op nummer volgorde. Bijvoorbeeld verkoop in december 2011 CMR nr. 013581 en in maart 2013 wordt bij de levering CMR nr. 013582 gebruikt. Het is niet aannemelijk dat documenten (die op nummer volgorde worden gedrukt) niet op nummer volgorde worden gebruikt.
Op 24 november 2015 heeft er een onderzoek plaatsgevonden door de Politie op het bedrijfsadres. Hier is onder meer geconstateerd dat: met betrekking tot het jaar 2013 de volledige sets CMR’s nog op het bedrijfsadres aanwezig waren. Deze zijn dus niet met de transporten meegezonden. Verder komt het regelmatig voor dat ook blad nr. 2, het gedeelte bestemd voor de ontvanger niet is meegezonden met het transport. Ook zijn er CMR’s uit 2014 ontvangen waarbij het nr. vermeld op het document met witkalk is doorgehaald. In verband met het feit dat deel 2 nog aanwezig was op het bedrijfsadres is het nummer van deze CMR’s toch te achterhalen.
(…)
Resume:
- Er wordt gebruik gemaakt van verschillende factuur lay outs met betrekking tot de verkopen binnen Nederland en de export;
- Dezelfde factuurnummers worden zowel voor de binnenlandse verkopen als voor de verkopen naar Bosnië gebruikt;
- Er zijn gestempelde CMR’s, deze zijn niet allemaal betrouwbaar, het is niet aannemelijk dat documenten (die op nummer volgorde worden gedrukt) niet op nummer volgorde worden gebruikt;
- De CMR’s zijn niet afgetekend voor ontvangst;
- De CMR’s deel 2 is regelmatig niet meegezonden met het transport;
- De CMR’s zijn in 2013 in het geheel niet met het transport meegezonden;
- Op de CMR’s uit 2014 zijn de nummers met witkalk weggewerkt;
- De goederen zijn door de afnemer opgehaald in Nederland;
- De goederen werden later contant voldaan;
- De goederen zijn niet ten uitvoer aangegeven (dit is mede in de Douane systemen onderzocht);
- Volgens verklaring van [belanghebbende] wil de afnemer niet dat er een aangifte ten uitvoer wordt gedaan;
- Er zijn wel (een soort) invoerdocumenten in Bosnië overhandigd;
De invoerdocumenten uit Bosnië zijn, via het Douane Informatie Centrum, bij de Douane in Bosnië op echtheid beoordeeld. In opdracht van de Politie is het document door een beëdigde tolk vertaald. Uit de vertaling blijkt:
- De door [E] B.V. geleverde Bosnische invoerdocumenten komen niet voor in het
douanesysteem;
- -
-
De nummers van de invoerdocumenten komen wel voor in het douanesysteem maar zijn gebruikt door andere importerende bedrijven;
- -
-
Uit het douanesysteem blijkt dat [J] in de betreffende periode vier douane aangiftes heeft gedaan. Dit betrof een tegelsteen, een tweedehands zaagmachine, een grondverzetmachine en een Daimler Chrysler. Deze werden geïmporteerd van andere bedrijven dan [E] B.V.
Verder heeft het controleteam in Bosnië contact gehad met de directeur van [J] en die verklaarde dat het bedrijf nooit goederen zoals aluminium lijsten, houten lijsten, profielen en soortgelijke waar heeft ingevoerd.
Dit betekent dat de betreffende invoerdocumenten vals zijn.
Gezien bovenstaande en in verband met de correctie op de contante inkopen kan worden vastgesteld dat bovenstaande verkopen in het geheel niet hebben plaatsgevonden.
Ten onrechte verantwoorde omzet in 2009 € 147.385, in 2010 € 49.343, in 2011 € 224.153, in 2012
€ 192.982 en in 2013 € 165.900.
(…)
6.3.1 Export en leningen [L] en [M] B.V.
Begin 2014 had [L] (een onderneming van [N] , zoon van [belanghebbende]) een schuld aan [E] B.V. van € 120.338. (…) Op 5 januari 2014 is de inventaris tegen boekwaarde verkocht aan [E] B.V. om de schuld af te betalen. Verder is de voorraad kleding TEGEN INKOOPWAARDE, zonder verdere onderbouwing voor € 89.000 verkocht aan [E] B.V. (…)
Op 7 en 13 januari 2014 zijn deze goederen, tegen dezelfde waarde, doorverkocht aan [F]
, (…) Bosnië. Met de vermelding op de facturen “wordt opgehaald door uw eigen bedrijf. Van deze transacties is in het geheel niets aanwezig aan boeken en bescheiden. Eind 2012 is [L] gestopt met de verkoop van kleding. Het is niet reëel dat de goederen, die op het moment van de levering al minimaal 1 jaar oud zijn voor de inkoopprijs worden doorverkocht aan Bosnië en dan ook nog naar een onderneming die handelt in telefoons en aanverwante artikelen. Het is onaannemelijk dat een ondernemer in Bosnië genegen is Nederlandse inkoopprijzen te betalen.
(…)
Verder had [M] B.V. ook een schuld aan [E] B.V. en wel voor € 157.400. Deze schuld is ontstaan in 2011. Door [E] B.V. is er in de eerste helft van 2011 78 maal contant geld geleend aan [M] B.V. tot een totaal bedrag van € 157.400. Op 22 oktober 2014 en op 29 december 2014 heeft [M] voor € 80.000 verkocht aan [E] B.V. (…). Er is geen onderbouwing van de transactie. Op de facturen wordt enkel gemeld “grote partij computers, monitoren, printers, telefoons en accessoires”. Deze goederen worden 27 oktober en 30 december 2014 doorverkocht ook aan [F] met de vermelding “wordt opgehaald door uw eigen bedrijf’. (…)
(…)
In april en juli 2014 is uitgebreid met [belanghebbende] gesproken over de verplichtingen van belastingplichtige om, bij export, aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat de goederen Nederland hebben verlaten (dat er exportdocumenten moeten komen). Ook bij deze transacties zijn er geen documenten overgelegd ondanks dat dit nogmaals uitgebreid is besproken.
Er zijn in november 2015 (3 maanden na aanvang van het vervolg onderzoek) CMR’s toegezonden aan de belastingdienst over 2014 en wederom een soort invoerbescheid. De CMR’s waren niet voorzien van een nummer en niet afgetekend voor ontvangst. Bij het Politie onderzoek op 24 november 2015 bij [E] B.V. zijn de CMR’s aangetroffen waaruit bleek dat op de eerste pagina (die ter onderbouwing van de levering van het goed was verzonden naar de belastingdienst) het nummer van het CMR document met behulp van witkalk was weggehaald. Daar een gedeelte van de onderliggende set ook aanwezig was, was het nummer wel te achterhalen.
(…)
Gezien bovenstaande en in verband met de correctie op de inkopen bij [L] en [M] B.V. wordt vastgesteld dat bovenstaande transacties in het geheel niet heeft plaats gevonden. Waardoor er dus ook geen omzet is gerealiseerd.
Eind 2014 bedraagt het saldo debiteuren met betrekking tot [F] € 55.000. Dit bedrag moet weer tegen geboekt worden op de ten onrechte verantwoorde omzet. Dat betekent dat er in 2014 € 200.400 minder omzet is geweest en dat er nu (na correctie op de eind debiteuren met betrekking tot [F] ) € 145.400 minder winst is genoten.
(…)
6.5 Voorbelasting
Bij het beoordelen van de administratie bleek het dat er over alle controlejaren inkopen waren die contant zijn voldaan. Bij nadere beoordeling bleek het dat deze inkopen in de periode 2009 tot en met september 2010 hebben plaatsgevonden bij [H] (eigenaar de heer [O] ), (…), allemaal voor contante ontvangst getekend door [O] . In de periode oktober 2010 tot en met december 2011 hebben de inkopen plaatsgevonden bij [G] (eigenaar de heer [O] , afgevoerd voor de OB 28 januari 2010) (…) en zijn allemaal voor contante ontvangst getekend door [O] . Met betrekking tot de jaren 2012 en 2013 vonden deze inkopen plaats bij [I] B.V. (…) aandeelhouder de heer [O] en voor de OB afgevoerd 28 november 2011, (…). Ook deze facturen zijn allemaal voor contante ontvangst ondertekend door [O] . (…).
(…)
Met betrekking tot [E] B.V. heeft [belanghebbende] over de jaren 2012 en 2013 wel facturen van [I] B.V. geaccepteerd en de voorbelasting hiervan in mindering gebracht op de aangiften omzetbelasting. (…)
(…)
Bij het politieonderzoek op 24 november 2015 is er een ordner aangetroffen met diverse zichtmappen. In deze zichtmappen waren van diverse bedrijven blanco facturen aanwezig. Zo ook van [H] , [G] en [I] B.V.
Verder zijn er diverse USB Sticks in beslag genomen. Op één van deze USB Sticks staan (in Word c.q. Excel) alle gemaakte facturen (zonder briefpapier) aan [E] B.V., (…). Er is precies te zien wanneer deze facturen zijn gemaakt. Het blijkt dat dit regelmatig dagen of weken later is dan de factuurdatum (…) Verder staat er op de betreffende USB Stick diverse zaken met betrekking tot de onderneming [E] B.V. en tevens privé zaken van [belanghebbende]. Dit betekent dat de betreffende USB Stick tot het bedrijf [E] B.V. behoort.
(…)
Op 5 november 2015 heb ik gesproken met de heer [O] (van [H] , [G] en [I] BV.) Hij kon me niets vertellen over de transacties. Deze transacties hebben plaatsgevonden met iemand anders (volgens de heer [O] een partner van hem), hij kon me geen naam vertellen (wist niet te vertellen wat de naam was) en ook niet waar ik hem kon bereiken. De heer [O] wist ook niet hoe en waar de inkopen door [H] , [G] en [I] B.V. van de betreffende transacties plaats hebben gevonden en hoe en wanneer de goederen waren afgeleverd.
(…)
Resume:
- De heer [O] kan niets vermelden met betrekking tot de transacties;
- Deze transacties hebben met de heer [O] niet plaatsgevonden;
- Alles is contant is gegaan;
- [E] BV blanco facturen heeft;
- [E] BV een USB Stick heeft met daarop de facturen en de productiedatum van de facturen;
- Er geen uitvoer is geweest;
- (…)
In verband met bovenstaande feiten is het onaannemelijk dat deze transacties hebben plaatsgevonden.
(…)
Bovenstaande transacties met betrekking tot [H] , [G] en [I] B.V. hebben niet plaatsgevonden. Hierdoor is er, niet alleen ten onrechte voorbelasting teruggevraagd maar zijn ook ten onrechte kosten geclaimd. Deze kosten zijn contant uit de kas opgenomen van [E] B.V.
(…)
2010 inkopen (kosten) ten onrechte € 252.309.
2011 inkopen (kosten) ten onrechte € 282.928.
(…)
2013 inkopen (kosten) ten onrechte € 245.204.
(…)
(…) Het blijkt dat in 2014 door [belanghebbende] inkopen gedaan zijn bij [P] . Ook deze onderneming is een eenmanszaak met als eigenaar de heer [Q] . Bij het zoeken op internet van [P] blijkt het dat deze onderneming een detailhandel is via postorder en internet voor alle goederen die nodig zijn voor het zelf kweken van planten (Growshop). Al deze inkopen zijn contant voldaan. Op de facturen wordt melding gemaakt van partij glas, glaslatten en verschillende glasartikelen volgens bestelling. Er is geen goede onderbouwing, specificatie van de geleverde goederen. (…)
(…)
Bij het politieonderzoek op 24 november 2015 bij [E] BV zijn er op het kantoor diverse zichtmappen aangetroffen. In deze zichtmappen waren van diverse bedrijven blanco facturen aanwezig. Zo ook van (…) [P] .
Op 17 december 2015 heb ik gesproken met de heer [Q] (van [P] ). Hij kon me niets vertellen over de transacties. Hij weet niets van deze transacties af. Hij had wel een kennis die wel eens iets voor hem deed. De heer [Q] handelde in die periode in toebehoren (installatie apparatuur) voor de kwekerij, growshop). De heer [Q] wist ook niet hoe en waar de inkopen plaats hebben gevonden en hoe en wanneer de goederen waren afgeleverd. Er werden door de heer [Q] facturen uitgeschreven voor de activiteiten van [P] . De bij [ [E] BV] aangetroffen facturen van [P] zijn volgens verklaring van de heer [Q] niet door hem opgemaakt.
(…)
Bovenstaande transacties met betrekking tot [P] hebben niet plaatsgevonden. Hierdoor is er, niet alleen ten onrechte voorbelasting terug gevraagd maar zijn ook ten onrechte kosten geclaimd. Deze kosten zijn contant uit de kas gehaald van [E] B.V.
2014: inkopen (kosten) ten onrechte € 244.680 (…)"
2.5.1. Bij het controlerapport is een tapverslag van een op 7 juli 2015 tussen belanghebbende en een bij [E] BV werkzame administratief medewerker gevoerd gesprek gevoegd (bijlage 3). Het tapverslag vermeldt onder meer:
"[Administratief medewerker] vraagt hoeveel facturen moet ze maken ‘van al dat geld hier”, vier of soms meer.
[Belanghebbende] zegt dat ze meer dan 4 facturen moet maken. 5, 6, 7 of 8 facturen moet ze maken.
(…)
[Belanghebbende]: Er moeten nog 50 000 ergens komen te staan/ingeboekt worden...
(…)
[Belanghebbende]: Ik weet niet wanneer die 50 000 binnen zijn gekomen, dus moet ik dat erin stoppen.. dat moet ik ook doen... daarom zullen er ook facturen tussen moeten komen/gestopt moeten worden.
(…)
[Belanghebbende]: Je moet (ze) maken... naarmate het geld dat je in de kas hebt... je kunt ze niet maken als je geen geld hebt...
[Administratief medewerker]: Dat weet ik wel... maar ik dacht, wil je dan 4 facturen hebben, maar we gaan nog meer maken...we gaan 1 per maand doen...kan ik dan 12 facturen maken?
[Belanghebbende]: Waarom zou je dit nou doen... wat moet je nu met 10000? Zet het (bedrag) op 20000, zoals we al zeiden.
[Administratief medewerker]: Man, je hebt 147 000...
[Belanghebbende]: Dus...
[Administratief medewerker]: Ik moet 147 000 zien te verdelen..
[Belanghebbende]: Hoezo... o ja, ik heb 147 dat klopt.., gedeeld door 20 en dat is dat...6.
(…)
[Belanghebbende]: ja ...je moet zo factureren dat 20 000 de bovengrens is,.. zet er maar 19 000 in en zo..
[Administratief medewerker]: Ja, niet meer dan 20 000 . . .ik zal me nu op het netto bedrag richten, zodat het bruto bedrag plus de BTW dit bedrag wordt dat we willen hebben...(…)"
2.5.2. Bij het controlerapport is een document met de vertaling van een tapgesprek gevoerd op 2 juli 2015 tussen belanghebbende en [N] , zoon van belanghebbende en eigenaar van [L] , gevoegd (bijlage 4). Het document vermeldt onder meer:
"[Belanghebbende] moet iets "schonmaken" betreffende belasting.
[Belanghebbende] heeft een factuur nodig van [L] en vraagt of [N] nog briefpapier heeft om een factuur te kunnen maken dat [E] van [N] inventaris en andere goederen heeft genomen Om dat ''schoon te maken", het staat bij mij dat je mij verschuldigd ben 100.000 en meer en in het geval dat mijn firma fait gaat, god behoede me, gaat curator achter je aan. [Belanghebbende] vervolgd:
Ook [M] is verschuldigd aan [E] meer dan 100.000 dat moeten we ook maken, maar daarvoor hebben we de papieren van [E] ."
2.5.3. Bij het controlerapport is een tapverslag van een op 14 juli 2015 tussen belanghebbende en een bij [E] BV werkzame administratief medewerker gevoerd gesprek gevoegd (bijlage 5). Het tapverslag vermeldt onder meer:
"Als [belanghebbende] niet wil dat DAT ENE in het rubriek VOORRAAD komt te staan, dan moeten de facturen gemaakt worden dat ze DAT hebben verkocht.
(…)
[Administratief medewerker] zegt dat [belanghebbende] zijn wensen op papier moet zetten en [Administratief medewerker] zal dat dan morgen in orde gaan maken en aan HEM opsturen.
[Administratief medewerker]: Ja naar Bosnië, nu moeten we ook facturen daarop afstemmen, want HIJ heeft alle spullen van [N] in januari van 2014 gezet/geboekt, dat jij dat toen allemaal (in)gekocht zou hebben. Nu kun je 2 keer factureren of alles in 1 keer factureren, zegt [Administratief medewerker]. Wat je wit.
(…)
[Administratief medewerker]: Je moet voor mij klaarleggen wanneer wij dit naar Bosnië zouden hebben verkocht en wanneer dat verstuurd zou zijn,
[Belanghebbende]: HIJ moet aan mij zeggen wanneer dat had kunnen zijn... . . .. ,
[Administratief medewerker]: Ok. Dan kijk ik met HEM welke data dat (kunnen) zijn... en we maken de facturen klaar die hij nodig heeft en dat is dat.
2.6. Op 24 november 2015 heeft de politie het bedrijfspand van [E] BV doorzocht. Hierbij is onder meer een groot aantal USB-sticks gevonden. De stukken van het geding bevatten een proces-verbaal, nummer 638, met het opschrift "Proces-verbaal van bevindingen USB Stick EMTEC uit [E] ". De betreffende USB-stick bevat diverse bestanden waaronder bestanden met facturen gericht aan onder meer [E] BV. Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"Mapje [H] (…)
In de map [H] bevond zich een map met de naam [G] .
Verder een groot aantal facturen opgemaakt in Word die betrekking hebben op de periode 2009 tot en met 2013. (…)
Het zijn facturen van diverse soorten glas en diverse glaslatten. Alle facturen zien er identiek uit en overal is sprake van contante betaling.
De facturen zijn gericht aan
- [E] aan de [adres] in [woonplaats]
(…)
Er bevindt zich een [H] Voorbeeld factuur bij. Dit is een kleurkopie van briefpapier.
(…)
Wat mij, verbalisant, opvalt is dat alle facturen van [H] volgens de data op de USB-stick tussen 12-02-2012 en 2014 zijn gemaakt. In deze digitale vorm is in de ‘Eigenschappen’ van het bestand te zien, wanneer het bestand is aangemaakt.
De facturen van 2009 en 2010 zijn ook gemaakt in 2012 en 2013. (…)
Mapje [G] (173)
In de map [H] bevond zich een map met de naam [G] .
Daarin bevond zich een groot aantal facturen opgemaakt in Word die betrekking hebben op de periode 2010 en 2011. (174-194)
Het betreft facturen voor glaslatten, profielen en andere materialen.
De datums op de facturen lopen van september 2010 tot en met december 2011. De datum waarop de facturen zijn gemaakt is 11-02-2012.
Alle facturen zijn gericht aan [E] , [adres] in [woonplaats] .
Overal is sprake van contante betaling.
(…)
Het valt mij, verbalisant, op dat uit de gegevens van de bestanden op de USB stick van [G]
blijkt dat alle facturen zijn gemaakt op 11-02-2012. (…)
Tevens valt mij op dat het 'inkoopfacturen’ zijn van [E] , die zich digitaal in de administratie bevinden die bij [E] wordt aangetroffen. Het betreft facturen waarvan niet te zien is door wie ze zijn gestuurd, waardoor niet duidelijk is aan wie er moet worden betaald. Er ontbreken ook rekeninggegevens van de betreffende crediteur."
Voorts is tijdens voormelde doorzoeking door de politie een gele ordner met daarin
blanco facturen van diverse bedrijven, waaronder [H], [G]
, [I] en [J] gevonden.
Verder is tijdens voormelde doorzoeking een plastic map gevonden met onder meer een tabel van inkoopfacturen van [P] en een plastic map met blanco briefpapier van voormeld bedrijf.
De stukken van het geding bevatten een brief van 28 november 2016 van [Q] , eigenaar van [P] , gericht aan de Belastingdienst. De brief vermeldt voor zover van belang:
“Met een verbazing heb ik een naheffingsaanslag van € 80.480,00 onder nummer (…) van belastingdienst gekregen. Er is een onderzoek geweest betreft aantal facturen die zijn gevonden in [E] en [M] . (…) ik heb duidelijk verteld dat ik met de facturen niets te maken heb dat dat iemand anders heeft gedaan en dat zij verder moeten zoeken. Ik wil niet opdraaien voor iets wat ik niet heb gedaan en waar ik niets van weet, dat is niet moeilijk om dat te onderzoeken omdat ik heb nooit van belastingdienst geld ontvangen of een of ander geld gevraagd."
De stukken van het geding bevatten een proces-verbaal met het opschrift "Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Bosnische douane op verzoek van Nederlandse Belastingdienst", nummer 729. Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"De Belastingdienst heeft op vordering van onderzoek [naam] informatie geleverd over onderzoek dat zij hebben laten doen in Bosnië naar de export van goederen door [E] B.V.
[Belanghebbende], directeur van [E] , heeft stukken aan de Belastingdienst overhandigd over de inkoop van glaslatten in Nederland en de uitvoer ervan naar Bosnië. Om te controleren of deze informatie juist is, heeft de Belastingdienst via het Douane Informatie Centrum gevraagd om dit in Bosnië te verifiëren.
(…)
Antwoord van de Bosnische douane
- -
-
De door [E] geleverde Bosnische importformulieren komen niet voor in het douanesysteem.
- -
-
De nummers van de importformulieren komen voor in het douanesysteem en zijn gebruikt door andere importerende en exporterende bedrijven.
- -
-
Uit het douanesysteem bleek dat [J] in de betreffende periode vier douane aangiftes heeft gedaan. Dit betrof een tegelsteen, een tweedehands steenzaagmachine, een grondverzetmachine en een Daimler Chrysler. Deze werden geïmporteerd van andere bedrijven dan [E] .
- -
-
Er is vastgesteld dat [J] juridisch bevoegd is tot exporteren. Uit het douanesysteem bleek dat [J] in de betreffende periode tweemaal iets heeft geëxporteerd, namelijk een vrachtauto en hout.
(…)
- Het controle team vernam van de persoon die directeur is geweest, [R] , toen het bedrijf in kwestie bestond dat dit bedrijf nooit goederen zoals gelakte lijstwerk, aluminium lijsten en profielen en soortgelijke waar heeft ingevoerd en dat bij hen niet bekend is waarover het gaat."
Bij brief van 2 maart 2018 heeft belanghebbende een viertal verklaringen overgelegd, te weten:
1. een verklaring van [Q] van 22 februari 2016. De verklaring vermeldt voor zover van belang:
"Ik, [Q] (…) verklaar het volgende:
Ik heb samen met mijn zakelijke partner diverse spullen (partijen) zoals telefoons, accessoires, glas, glas artikelen, etc verkocht aan [ [E] BV] en (…).
Dit is allemaal voorgevallen van 2009 t/m 2015.
Ik verklaar tevens dat ik samen met mijn zakelijke partner meerdere malen de computers bij [ [E] BV] en (…) gebruikt hebt voor zakelijk activiteiten.
Tevens hadden mijn zakelijke partner en ik diverse mappen en usb sticks opgeslagen bij [E] aan de [adres] [postcode] te [woonplaats] tussen 2009 en 2015.
Hierbij onderteken ik naar de waarheid de bovengenoemde verklaring te hebben geschreven."
2. een verklaring van [O] van 30 mei 2016. De verklaring vermeldt voor zover van belang:
“Hierbij verklaar ik ( [O] (…), Eigenaar van bedrijven: [H] ,
[G] en [I]) dat ik en mijn werkpartner zaken hebben gedaan met de volgende bedrijven: [ [E] BV] en (…). Wij hebben onder andere producten zoals: Glaslatten, Glas, kit, aluminium profielen, telefoons en telefoon accessoires verkocht aan deze bedrijven.
Wij hebben meerdere keren gebruik gemaakt van de computers die in het kantoor van [ [E] BV] stonden. Wij hebben ook verschillende USB Sticks daarbij gebruikt om onze documenten hierop op te slaan. Een deel van onze administratie zoals: Mappen en USB Sticks die bewaarden wij in het archief van [ [E] BV]. Hierbij onderteken ik naar de waarheid de bovengenoemde verklaring te hebben geschreven."
3. een in de Bosnische taal opgestelde verklaring van 29 december 2015 met daaronder de naam van voormalig directeur [R] van [J]
4. een in de Bosnische taal opgestelde verklaring van [S] van 25 december 2016. Bij brief van 14 juni 2018 heeft belanghebbende een vertaling van de verklaring overgelegd. De vertaling vermeldt voor zover van belang:
"Ik [S] (…) verklaar dat ik in de periode 2011 tot en met 2015 als vrachtwagenchauffeur goederen heb vervoerd van de firma [E] BV in [woonplaats] Holland (glas en materiaal voor glas, kit, profielen en glaslatten) (…) naar Bosnië. Bovenstaande verklaring teken ik met mijn eigen handtekening.
(…)
Dit is niet door een erkend vertaler gedaan maar die zal hetzelfde zeggen."
Feiten ten aanzien van de correcties box I
Tijdens de doorzoeking op 24 november 2015 door de politie in het bedrijfspand van [E] BV zijn kasbladen gevonden. De kasbladen zijn handgeschreven en opgesteld in de Bosnische taal. Bij het proces-verbaal, nummer 631, met het opschrift "Proces verbaal aangetroffen handgeschreven "SCHADUWBOEKHOUDING" is een vertaling van de kasbladen gevoegd. Op de vellen staan onder meer bedragen vermeld voor "lampen", "knippen", "aarde", "folie raam" en "blum bastik".
De stukken van het geding bevatten een proces-verbaal van bevindingen, met het opschrift "Proces verbaal handschrift handgeschreven boekhouding [X] ". Het proces-verbaal vermeldt voor zover van belang:
"Onderzoek onderdelen handgeschreven boekhouding
Op pagina ‘ [plaats] 13’ van de handgeschreven boekhouding staat:
-259,= boete Pasat 23-07 (jaar2014)
Bij het CJIB werden de transacties opgevraagd met betrekking tot het kenteken [kenteken] , afgegeven aan een Volkswagen Passat, destijds op naam gesteld van [T] BV [woonplaats] . Het voertuig was blijkens registraties uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie in de periode 2012-2014 in gebruik bij [N] . Ook [O] heeft van dit voertuig gebruik gemaakt.
Volgens het overzicht van het CJIB is er op 23-07-14 een boete geïncasseerd van € 259 van
rekeningnummer [rekeningnummer] . [Belanghebbende] is de tenaamgestelde van dit
rekeningnummer.
(…)
Op pagina ' [plaats] 4’ van de handgeschreven boekhouding staat:
1300,= pino door [N] en [O] toen ik in Bosnië was 16-07 /23/7 mobil (2013)
Op 2 april 2015 werd bij de Bosnische autoriteiten, met tussenkomst van het Internationaal
Rechtshulp Centrum een overzicht van de grenspassages van ondermeer [belanghebbende] opgevraagd.
Hieruit komt naar voren dat [belanghebbende] op 15-07-2013 en 21-07-2013 met de auto de grens met Gradizka (Bosnië-Herzegovina) is gepasseerd."
De stukken van het geding bevatten een deskundigenrapport van [U] betreffende forensisch schriftonderzoek van 14 juni 2016. Uit het rapport volgt dat het handschrift op de kasbladen overeenkomt met het handschrift van belanghebbende.
Uit voormelde brief van 7 juni 2016 (zie 2.3) volgt dat de Inspecteur de bedragen die staan vermeld op de kasbladen met vermelding van de naam [V] heeft aangemerkt als inkomsten uit hennepactiviteiten van belanghebbende. In totaal heeft de Inspecteur een bedrag van € 21.390 aangemerkt als inkomsten uit hennepactiviteiten van belanghebbende:
Vertaalde omschrijving |
Totaal bedrag |
Toegekend aan belanghebbende |
4740,= [V] 18-01-2014 |
€ 4.740 |
€ 4.740 |
500,= [V] , [N] [O] 31-01 |
€ 500 |
€ 150 |
11.200,= [omschrijving] 8700+500+ [V] 2000,= |
€ 11.200 |
€ 2.000 |
[V] 7000,= |
€ 7.000 |
€ 7.000 |
7500 [V] } 27-06-2014 |
€ 7.500 |
€ 7.500 |
Totaal |
€ 21.390 |
|
Belanghebbende heeft een notariële akte met daarin een op 13 januari 2017 afgelegde verklaring van [W] , overgelegd. De notariële akte vermeldt onder meer:
"Hierbij verklaar ik, [W] , (…), dat ik meerdere malen aan [belanghebbende] heb verzocht, om datgeen ik had opgeschreven in mijn kladblaadje, te willen overschrijven op meerdere vellen A4 papier. Mijn aantekeningen betrof mijn administratie. Het ging over bedragen die ik uitgeleend had en daarmee nog te goed had van diverse personen, dan wel geld dat ik nog diende af te dragen aan andere genoemde personen. Omdat de aantekeningen ook Nederlandse woorden bevatte heb ik [belanghebbende]verzocht dit voor mij over te schrijven, zodat het goed leesbaar zou zijn. Ik heb de aantekeningen bij [ [E] BV] in bewaring gegeven. [Belanghebbende] heb ik als dank Joop parfum gegeven. [Belanghebbende] heeft in het geheel niets te maken met de genoemde aantekeningen en bedragen. Het betroffen mijn aantekeningen en het is mijn administratie."
Bij vonnis van de Rechtbank Den Haag, afdeling strafrecht, van 22 oktober 2019 is belanghebbende veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor onder andere zijn betrokkenheid bij de exploitatie van één of meer hennepkwekerijen. In dat vonnis heeft de strafrechter geoordeeld dat het kasboek is geschreven door belanghebbende en dat het belanghebbendes administratie betreft, waartoe onder meer is overwogen:
"Het verweer van [belanghebbende], dat hij het kasboek slechts op verzoek van [W] (hierna ook: [W] ) heeft overgeschreven, vertaald en bewaard, kan de rechtbank absoluut niet overtuigen (…)
(…)
Allereerst komt het de rechtbank totaal onlogisch voor dat een Servische man een in het Nederlands opgesteld kasboek heeft, dat kasboek laat vertalen door een volstrekt willekeurige derde en dan bovendien nog in de Bosnische taal. En vervolgens zou het originele kasboek weer terug genomen zijn door [W] en/of de Servische man, maar is de door [belanghebbende] vertaalde versie achtergebleven in het pand van [E] . Ook het feit dat in het kasboek allerlei namen voorkomen van personen in de directe omgeving van [belanghebbende], namelijk [N] (zoon), [Y] (neef), [aa] (zus), [bb] (neef), [O] ( [O] ) en [cc] , wijzen veeleer op een kasboek dat ziet op de inkomsten en uitgaven van [belanghebbende] dan van een onbekende Servische man."
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
"(…)
De (navorderings)aanslagen
22. Op grond van artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) wordt – indien de vereiste aangifte niet is gedaan – het beroep ongegrond verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. Dit betekent dat op [belanghebbende] de verzwaarde bewijslast rust (overtuigend aantonen) dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is.
23. Van het niet doen van de vereiste aangifte kan alleen sprake zijn indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting zowel verhoudingsgewijs als op zichzelf beschouwd aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden in dit verband slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De stelplicht en de bewijslast hiervan rust op [de Inspecteur] (zie Hoge Raad 30 oktober 2009, nr. 07/10514, ECLI:NL:HR:2009:BH1083).
24. De rechtbank is van oordeel dat [de Inspecteur] aannemelijk heeft gemaakt dat de door [belanghebbende] gestelde in- en verkopen van glaslatten en dergelijke in feite niet hebben plaatsgevonden en dat [belanghebbende] aldus gebruik heeft gemaakt van valse facturen. Dit oordeel steunt in het bijzonder op de omstandigheden dat:
- bij eiser blanco facturen van de vermeende leveranciers zijn aangetroffen en daarvoor geen geloofwaardige verklaring is gegeven;
- bij [belanghebbende] een usb-stick is aangetroffen met daarop in Word de facturen van de leveranciers en de productiedatum van de facturen van (veel) later is dan de vermeende leveringen, en daarvoor geen geloofwaardige verklaring is gegeven;
- de vermeende leveranciers in eerste instantie niets over de transacties konden vertellen;
- bij de vermeende leveranciers de transacties ook niet in de administratie voorkwamen;
- geen afdoende bewijs is geleverd dat goederen zijn verkocht aan [J] en zijn uitgevoerd naar Bosnië; en
- het tapgesprek onder 5.2 over het opmaken van facturen met [e]en bepaalde omvang.
Dat de vermeende leveranciers later hun verklaring hebben gewijzigd acht de rechtbank niet van belang, nu zij deze ongeloofwaardig acht. De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat de vermeende leveranciers hun administratie bij [ [E] BV] bewaarden. [Belanghebbende] heeft bij het opmaken van de kasadministratie van [ [E] BV] aldus gebruik gemaakt van door hem zelf opgemaakte valse in- en verkoopfacturen en heeft hiermee opnamen uit de kas ten behoeve van zichzelf willen verdoezelen. Gelet hierop zijn de op die inkoopfacturen vermelde bedragen niet als inkoopkosten van [ [E] BV] aan te merken en de op de verkoopfacturen vermelde bedragen niet als gerealiseerde omzet van [ [E] BV] aan te merken. De rechtbank acht aannemelijk dat het handelen van [belanghebbende] en [ [E] BV] heeft geresulteerd in de in 7 hiervoor vermelde kastekorten, dat [belanghebbende] die bedragen uit de kas van [ [E] BV] heeft opgenomen en dat zowel [ [E] BV] als [belanghebbende] zich hiervan bewust waren.
25. De volgens de aangiften te betalen bedragen aan IB/PVV wijken gelet op de omvang van de door de rechtbank aannemelijk geachte correcties zowel verhoudingsgewijs als op zichzelf aanzienlijk af van de over de onderhavige jaren werkelijk verschuldigde IB/PVV. De rechtbank acht, gelet op hetgeen in 24 hiervoor is overwogen, aannemelijk dat [belanghebbende] zich hiervan bewust was ten tijde van het doen van de aangiften.
26. Aangezien [belanghebbende] voor de onderhavige jaren gelet op het vorenstaande niet de vereiste aangiften heeft gedaan, wordt de bewijslast ten aanzien van de (navorderings)aanslagen omgekeerd en verzwaard. Dit neemt niet weg dat de (navorderings)aanslagen niet naar willekeur mogen worden vastgesteld en dienen te berusten op een redelijke schatting. De rechtbank acht de in 7 hiervoor vermelde schattingen van de in aanmerking te nemen winstuitdelingen redelijk, met name gelet op hetgeen door [de Inspecteur] in het rapport van het boekenonderzoek bij [ [E] BV] (zie 5.1 hiervoor) is opgenomen. Ook de schatting van € 21.390 aan (netto) inkomsten uit één of meerdere hennepkwekerijen acht de rechtbank redelijk gelet op de bij [ [E] BV] gevonden kasbladen. De rechtbank acht de stelling van [belanghebbende] dat het de boekhouding van [W] betreft ongeloofwaardig, met name gelet op hetgeen onder 6 is opgenomen met betrekking tot de verkeersboete en het verblijf van [belanghebbende] in Bosnië. De rechtbank gaat voorbij aan de niet onderbouwde stelling van [belanghebbende] ter zitting dat dit een reis van [W] betrof die ook in Bosnië zou zijn geweest; ook deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig.
27. Met al hetgeen [belanghebbende] heeft aangevoerd en ingebracht heeft hij niet doen blijken dat de aanslagen ten onrechte of tot een onjuist bedrag zijn opgelegd.
28. Van schending van het gelijkheidsbeginsel acht de rechtbank geen sprake. Voor het aannemen van een schending van het gelijkheidsbeginsel dient allereerst sprake te zijn van gelijke gevallen. Daarvoor heeft [belanghebbende] - met de enkele stelling dat er sprake is van een gelijk geval onder verwijzing naar een rapport - onvoldoende aangevoerd. Daarbij komt dat met het noemen van één ander voorbeeld waarbij de juiste toepassing van de wet achterwege zou zijn gebleven niet is voldaan aan de meerderheidsregel.
29. [ De Inspecteur] heeft in zijn uitspraak op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2010 [belanghebbendes] bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de dagtekening van die aanslag 27 juni 2016 zou zijn en het bezwaarschrift door [de Inspecteur] op 18 augustus 2016 is ontvangen. De juiste dagtekening is echter - zoals [de Inspecteur] thans erkent - 27 juli 2016. Gelet hierop is [belanghebbende] ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Gelet hierop zal de rechtbank de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 vernietigen. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010, 2011 en 2013, de aanslag IB/PVV 2014, de aanslag ZVW 2014 en - aangezien [belanghebbende] daartegen geen afzonderlijke gronden heeft aangedragen - de rentebeschikkingen in stand laten.
De vergrijpboetes
30. [ De Inspecteur] heeft enkel vergrijpboetes opgelegd over de door hem gestelde winstuitdelingen. De rechtbank is van oordeel dat, gelijk [de Inspecteur] heeft gesteld, [belanghebbende] zich schuldig heeft gemaakt aan listigheid, valsheid en samenspanning. Gelet hierop en gelet op de artikelen 67d en 67e, eerste lid, van de Awr en paragraaf 8 van het BBBB zijn de opgelegde boetes passend en geboden. De nagevorderde IB/PVV over het jaar 2013 bedraagt € 28.329. De vergrijpboete die [de Inspecteur] voor dat jaar heeft opgelegd bedraagt € 38.329. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep tegen de vergrijpboete voor het jaar 2013 gegrond verklaren en dient die boete in ieder geval tot € 28.329 te worden verminderd.
31. Naar het oordeel van de rechtbank is met betrekking tot de vergrijpboetes de redelijke termijn overschreden. Voor de aanvang van de termijn dient beoordeeld te worden aan welke handeling van [de Inspecteur] [belanghebbende] in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat aan hem een boete zou worden opgelegd. Eerst na ontvangst van de brief van verweerder van 7 juni 2016 met aankondiging van de boetes (zie 7 hiervoor) kon [belanghebbende] redelijkerwijs verwachten dat [de Inspecteur] vergrijpboetes zou opleggen betreffende de in die brief aangekondigde aanslagen. Daarvan uitgaande moet worden vastgesteld dat sinds die datum tot de datum van deze uitspraak 2 augustus 2018 2 jaar en ruim 1,5 maand zijn verstreken (vgl. hof Amsterdam 2 juli 2009, 04/03329, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298, r.o. 5.7.3.7.) De rechtbank zal de vergrijpboetes daarom matigen met 5%.
32. Daarnaast matigt de rechtbank de boetes met 20% vanwege de omkering van de bewijslast en schatting van de correcties.
De boetes worden aldus met 25% gematigd tot:
2010: € 50.607 (75% van € 67.476; zie 8 hiervoor);
2011: € 35.301 (75% van € 47.069; zie 8 hiervoor);
2013: € 21.246 (75% van € 28.329; zie 8 en 30 hiervoor);
2014: € 24.813 (75% van € 33.085; zie 9 hiervoor)
Proceskosten
33. De rechtbank ziet aanleiding [de Inspecteur] te veroordelen in de proceskosten die [belanghebbende] heeft gemaakt op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.250 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij een hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 249 (bezwaar) en € 501 (beroep), een wegingsfactor 1 en een factor 1,5 wegens samenhang). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken."
Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
In geschil is of de (navorderings)aanslagen IB/PVV en Zvw en de vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslagen IB/PVV over de jaren 2010, 2011 en 2013, de aanslag Zvw 2014 en de vergrijpboetes en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2014 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.020 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Correcties box II - winstuitdelingen
Van een (verkapte) winstuitdeling is sprake indien een belastingplichtige in zijn hoedanigheid van aandeelhouder door de (besloten) vennootschap waarvan hij aandeelhouder is, ten laste van de vennootschap is bevoordeeld en zowel de vennootschap als de belastingplichtige/aandeelhouder zich daarvan bewust is geweest.
Het ligt op de weg van de Inspecteur om, bij betwisting daarvan door belanghebbende, aannemelijk te maken dat sprake is geweest van een (verkapte) winstuitdeling. De Inspecteur heeft in dit verband aangevoerd dat belanghebbende valse inkoop- en verkoopfacturen heeft opgemaakt en in de kasadministratie heeft verwerkt om zodoende gelden uit de kas van [E] BV ten behoeve van zichzelf te onttrekken. De Inspecteur heeft de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd om die stelling te onderbouwen.
Ten aanzien van de inkoopfacturen
- -
-
Op het adres van [E] BV is een ordner aangetroffen met daarin blanco facturen van de vermeende leveranciers (zie 2.7 en 2.8.1) alsmede een usb-stick met daarop Word-bestanden met facturen van de genoemde leveranciers (zie 2.6). De bij de bestanden vermelde productiedata zijn (veel) later dan de vermeende leveringen.
- -
-
De leveranciers (de ondernemingen van [O] en [Q] ) hebben verklaard niets van de transacties af te weten (zie 2.8.2 en paragraaf 6.5 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
Het tapgesprek over het opmaken van facturen met een bepaalde omvang (zie 2.5.1).
Ten aanzien van de verkoopfacturen aan [J] (2010, 2011 en 2013)
- -
-
De factuurnummers van de verkoopfacturen zijn gelijk aan de factuurnummers van de verkoopfacturen inzake binnenlandse leveringen (zie paragraaf 6.3 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
Belanghebbende heeft geen exportdocumenten overgelegd en uit de Nederlandse douanesystemen blijkt niet dat de goederen ten uitvoer zijn aangegeven (zie paragraaf 6.3 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
De bescheiden met betrekking tot het transport naar Bosnië (CMR vrachtbrieven) bevatten diverse onregelmatigheden. Zo zijn de CMR vrachtbrieven niet getekend voor ontvangst, is het onderdeel van de vrachtbrieven bestemd voor de ontvanger regelmatig niet meegezonden met het transport en zijn de CMR vrachtbrieven in 2013 in het geheel niet meegezonden met het transport (zie paragraaf 6.3 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
De verklaring van de Bosnische douane dat de Bosnische invoerdocumenten die belanghebbende heeft verstrekt aan de Inspecteur niet voorkomen in het Bosnische douanesysteem (zie 2.9).
- -
-
De verklaring van de Bosnische douane dat de nummers van de invoerdocumenten wel voorkomen in het Bosnische douanesysteem maar zijn gebruikt door andere importerende bedrijven (zie 2.9).
- -
-
De verklaring van de Bosnische douane dat [J] in de betreffende periode in totaal vier douaneaangiften heeft gedaan voor goederen die zijn geïmporteerd van andere bedrijven dan [E] BV (zie 2.9).
- De verklaring van de toenmalige directeur van [J] aan de Bosnische douane dat zijn bedrijf nooit goederen zoals aluminium lijsten, houten lijsten en dergelijke heeft geïmporteerd en dat bij hen niet bekend is waarover het gaat (zie 2.9).
Ten aanzien van de verkoopfacturen aan [F] (2014)
- -
-
Op 5 januari 2014 zijn de inventaris en een voorraad kleding van [L] (een onderneming van [N] , zoon van belanghebbende) tegen inkoopwaarde verkocht aan [E] BV. De verkoop heeft plaatsgevonden ter aflossing van een lening die [L] bij [E] BV had. De goederen zijn vervolgens tegen dezelfde waarde verkocht aan [F] te Bosnië (zie paragraaf 6.3.1 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
[M] BV (waarvan belanghebbende enig aandeelhouder is) heeft in 2014 voor een bedrag van in totaal € 80.000 aan elektronische goederen verkocht aan [E] BV. [M] BV had eveneens een lening bij [E] BV. De goederen zijn eveneens in 2014 doorverkocht aan [F] voor bedragen van in totaal € 80.000 (zie paragraaf 6.3.1 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
Belanghebbende heeft geen exportdocumenten overgelegd (zie paragraaf 6.3.1 van het controlerapport opgenomen onder 2.4).
- -
-
De tapgesprekken van 2 juli 2015 en 14 juli 2015 (zie 2.5.2 en 2.5.3).
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden onderschrijft het Hof het oordeel van de Rechtbank in overweging 24 van haar uitspraak dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende bij het opmaken van de kasadministratie van [E] BV gebruik heeft gemaakt van door hem zelf opgemaakte valse inkoop- en verkoopfacturen om hiermee opnamen uit de kas ten behoeve van zichzelf te verdoezelen.
Hetgeen belanghebbende daartegenover heeft aangevoerd brengt het Hof niet tot een ander oordeel.
De verklaringen van de leveranciers [O] en [Q] (zie 2.10) acht het Hof ongeloofwaardig omdat zij blijkens het controlerapport eerder hebben verklaard dat zij geen weet hadden van de betreffende leveringen (zie paragraaf 6.5 van het controlerapport opgenomen onder 2.4) en beide personen in nauwe relatie met belanghebbende staan. Ook de verklaring van [S] , die pas ruim twee jaar na het afleggen daarvan is ingebracht, acht het Hof ongeloofwaardig. De verklaring van de voormalig directeur van [J] is enkel verstrekt in de Bosnische taal zodat het Hof van de strekking daarvan geen kennis heeft kunnen nemen.
De verklaring van belanghebbende dat er gegevens van leveranciers op USB-sticks van [E] BV terecht zijn gekomen, omdat de leveranciers “- toen ze geen bedrijf meer hadden – hun stukken bij [E] BV hebben afgeleverd”, acht het Hof eveneens ongeloofwaardig. Verder acht het Hof niet aannemelijk dat de Belastingdienst de leveranciers zou hebben verzocht hun eigen administratie af te geven aan [E] BV ten behoeve van onderzoek, zoals belanghebbende betoogt. Bovendien acht het Hof niet aannemelijk dat de bij [E] BV aangetroffen facturen van de vermeende leveranciers veel later, na het moment van levering, zijn opgemaakt.
In het hogerberoepschrift is voor het eerst een toelichting gegeven op het tapverslag van het op 7 juli 2015 gevoerde gesprek tussen belanghebbende en een administratief medewerker (zie 2.5.1). Volgens belanghebbende ziet het gesprek op het opstellen van verkoopfacturen voor gelden ontvangen uit verkopen. De facturen moeten ten behoeve van de afnemer(s) in een totaalfactuur worden verzameld om geen series deelfacturen te krijgen.
Het Hof acht deze toelichting evenmin geloofwaardig. Niet valt in te zien waarom de verkoopfacturen niet opgemaakt zouden kunnen worden als er geen geld in de kas zit, zoals belanghebbende tijdens het gesprek aangeeft ("Je moet (ze) maken... naarmate het geld dat je in de kas hebt... je kunt ze niet maken als je geen geld hebt..."). Bovendien volgt uit het controlerapport dat de inkoopfacturen van [P] niet meer dan € 20.000 bedragen ("ja ...je moet zo factureren dat 20 000 de bovengrens is,.. zet er maar 19 000 in en zo.."), terwijl de verkoopfacturen (veel) hogere bedragen vermelden.
Belanghebbende stelt, zo begrijpt het Hof, dat uit de vaststelling van de Inspecteur dat sprake is van valse invoerdocumenten niet de conclusie kan worden getrokken dat de verkopen aan de Bosnische afnemers in het geheel niet hebben plaatsgevonden. Voor zover belanghebbende in dit verband aanvoert dat de conclusie dient te zijn dat sprake is geweest van binnenlandse leveringen, geldt dat belanghebbende geen feiten en omstandigheden heeft aangedragen die deze stelling kunnen dragen. Bovendien heeft belanghebbende ter zitting van het Hof verklaard dat de goederen wel zijn uitgevoerd en dat voor zover de uitvoerdocumenten niet kloppen, dat het gevolg is van corruptie bij de Bosnische douane. Deze verklaring van belanghebbende strookt niet met de stelling dat sprake kan zijn geweest van binnenlandse leveringen.
In zijn nader stuk stelt belanghebbende dat pas sprake kan zijn van een uitdeling als de rekening-courantvorderingen zijn verrekend en de maximaal toegestane rekening-courantschuld is overschreden. Deze stelling faalt reeds omdat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende een leningovereenkomst is aangegaan met [E] BV. Bovendien vindt deze stelling geen steun in het recht.
Het Hof acht voorts aannemelijk dat de door het handelen van belanghebbende ontstane kastekorten, mede gelet op zijn positie als directeur en enig aandeelhouder, aan belanghebbende zijn toegekomen. Dit brengt mee dat belanghebbende in zijn hoedanigheid van aandeelhouder ten laste van [E] BV is bevoordeeld. Voorts is het Hof van oordeel dat belanghebbende en [E] BV zich bewust zijn geweest van de voordelen (kasopnamen) die aan belanghebbende zijn toegekomen.
Omkering en verzwaring van de bewijslast
Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 tot en met 5.6 is overwogen, is het Hof van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat aan belanghebbende in de onderhavige jaren (verkapte) winstuitdelingen zijn gedaan. Belanghebbende moet zich ervan bewust zijn geweest dat het niet opnemen van de winstuitdelingen in de aangiften – mede gelet op de omvang van de bedragen – tot gevolg zou hebben dat in absolute en relatieve zin aanzienlijke bedragen aan verschuldigde belasting niet zouden worden geheven. Dit betekent dat in de onderhavige jaren niet de vereiste aangiften zijn gedaan. Het Hof dient dan op grond van artikel 27h, tweede lid, juncto artikel 27e, eerste lid, AWR het hoger beroep ongegrond te verklaren, tenzij belanghebbende overtuigend aantoont dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende met hetgeen hij naar voren heeft gebracht niet heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.
Redelijke schatting
De omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat de aanslagen niet naar willekeur vastgesteld mogen worden, maar moeten berusten op een redelijke schatting. In dat kader rust op een inspecteur de taak zijn schatting van het inkomen zodanig met feitelijke stellingen te onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan (vgl. HR 27 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0401, BNB 2006/134). Wanneer de inspecteur daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige, voor zover hij de juistheid van de schatting betwist, daarvoor het verzwaarde (tegen)bewijs te leveren (HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184, BNB 2013/181).
De Inspecteur heeft de bedragen van de winstuitdelingen in de onderhavige jaren berekend door de geboekte kosten en opbrengsten die verband houden met de valse in- en verkoopfacturen te elimineren uit de kasadministratie (zie paragraaf 4.1 van het controlerapport opgenomen onder 2.4). Bij de berekening van de winstuitdelingen c.q. kasopnamen is aangesloten bij het feitelijke kassaldo. Deze uitgangspunten acht het Hof redelijk. Ook ten aanzien van de door de Inspecteur voor het jaar 2014 toegepaste correctie inzake de inkomsten uit de hennepactiviteiten onderschrijft het Hof het oordeel van de Rechtbank dat de schatting van € 21.930 aan (netto)inkomsten uit een of meerdere hennepkwekerijen redelijk is, gelet op de bij [E] BV gevonden kasbladen (zie 2.11 en 2.13). Evenals de Rechtbank acht het Hof de verklaring van [W] dat de kasbladen van hem zijn en niet van belanghebbende, ongeloofwaardig. Het Hof sluit zich in dit verband aan bij de hiervoor aangehaalde overwegingen in het vonnis van de Rechtbank Den Haag, afdeling strafrecht, van 22 oktober 2019 (zie 2.15).
Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet doen blijken dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. Zijn stelling dat de Inspecteur het kasboek ten onrechte alleen heeft gecorrigeerd voor “deelbedragen” – wat daaronder ook moet worden verstaan – faalt wegens gebrek aan feitelijke grondslag. De aangebrachte correcties hebben immers zowel betrekking op de valse inkoop- als de valse verkoopfacturen. Ook de stelling van belanghebbende dat het btw-bedrag op de inkoopfacturen niet aan [E] BV kan zijn onttrokken omdat dit btw-bedrag door [E] BV (van de Belastingdienst) is ontvangen, kan het Hof niet volgen. [E] BV is immers verarmd door onttrekking van de totale bedragen aan inkopen uit de kas, ofwel de bedragen inclusief omzetbelasting. Tot slot is, anders dan belanghebbende stelt, bij de berekening van de correcties door de Inspecteur reeds rekening gehouden met de storting van € 6.755 in 2012 (zie paragraaf 4.1. van het rapport onder 2.4).
Vergrijpboeten
Belanghebbende heeft door het niet aangeven van de winstuitdelingen willens en wetens de reële kans aanvaard dat omvangrijke bedragen aan belasting niet zouden worden geheven. Evenals de Rechtbank is het Hof, gelet op de door de Inspecteur aangevoerde feiten en omstandigheden (zie 5.3 en 5.4), van oordeel dat sprake is van listigheid, valsheid en samenspanning. Het Hof acht de boetes, met inachtneming van de door de Rechtbank toegepaste matigingen, dan ook passend en geboden. Voor een verdere matiging ziet het Hof geen aanleiding.
In zijn brief van 2 januari 2020 voert belanghebbende aan onder het kopje "boete" “dat de stortingen door belanghebbende op de rekening van [E] BV uit de periode na de controle periode (2015) en voor de aankondiging van 2016 bekend waren” (verwezen wordt naar een rapport van de curator dat niet is bijgevoegd). Voor zover belanghebbende hiermee heeft bedoeld te stellen dat de redelijke termijn op een eerder moment is aangevangen, kan die stelling niet worden gevolgd. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat belanghebbende redelijkerwijs kon verwachten dat aan hem vergrijpboetes zouden worden opgelegd. Niet van belang is wanneer de stortingen van belanghebbende op de rekening van [E] BV bekend waren. Die redelijke verwachting kon voor het eerst ontstaan met de brief van 7 juni 2016 (zie 2.3).
Heffings- en belastingrente
Belanghebbende heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen en ook anderszins is het Hof niet gebleken dat de rente is berekend in strijd met de wettelijke bepalingen of enige andere rechtsregel of beginsel van behoorlijk bestuur.
Slotsom
Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding een van de partijen te veroordelen in de proceskosten.
Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Obbink-Reijngoud, Chr.Th.P.M. Zandhuis en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 19 februari 2020 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- - de naam en het adres van de indiener;
- - de dagtekening;
- - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- - de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.