Home

Gerechtshof Den Haag, 14-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1349, BK-21/00740 en BK-21/01034

Gerechtshof Den Haag, 14-07-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1349, BK-21/00740 en BK-21/01034

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
14 juli 2022
Datum publicatie
4 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1349
Formele relaties
Zaaknummer
BK-21/00740 en BK-21/01034
Relevante informatie
Art. 225 lid 1 Gemw

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. De gemeente heeft de plaatsen waar de auto geparkeerd stond blijkens de lokale regelgeving aangewezen als vergunninghoudersplaats waar zowel geparkeerd mag worden met een vergunning als door het betalen van parkeerbelasting. De Heffingsambtenaar heeft terecht het dagtarief van € 30 nageheven. Dit tarief is niet buitenproportioneel.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-21/00740 en BK-21/01034

Uitspraak van 14 juli 2022

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Delft, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 14 juli 2021, nummers SGR 20/6466 en SGR 20/6467.

Procesverloop

1.1. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 5 december 2019 en 7 december 2019 twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Delft van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag.

1.2. Belanghebbende is in bezwaar opgekomen tegen deze naheffingsaanslagen. Deze bezwaren zijn door de Heffingsambtenaar ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake is een griffierecht van eenmaal € 48 geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Van belanghebbende is eenmaal € 134 griffierecht geheven. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 21 januari 2022 en de Heffingsambtenaar bij brief van 25 januari 2022 bericht dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van de brief het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Lokale regelgeving

2.1. De gemeenteraad van de gemeente Delft heeft in zijn openbare vergadering van 26 september 2019 de Verordening van de gemeente Delft houdende regels omtrent parkeren (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 9 oktober 2019 gepubliceerd in het Gemeenteblad 2019, 244393, en in werking getreden op 1 december 2019.

2.2. De Verordening luidt, voor zover van belang:

Artikel 2

1. De raad kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. De raad kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij deze verordening te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 12 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 13 Wijze van heffing

1. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, wordt geheven door voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt:

a. het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

b. het bij aanvang van het parkeren inbellen of aanmelden op een centrale computer op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

2. De belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel b, wordt geheven door voldoening op aangifte.

Artikel 16 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt door de raad bij openbaar te maken besluit.

Artikel 18 Kosten

1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 10, onderdeel a, bedragen € 61,-.

Bijlage 1 Tarieventabel Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Delft 2019

1. Het tarief voor het parkeren bij een parkeerapparatuurplaats als bedoeld in artikel 10, onderdeel a van de verordening bedraagt:

In het gebied (gebiedsbegrenzing conform figuur 1):

1. Binnenstad

Per 60 minuten:

Maximum 24-uurstarief (dagvergunning):

1.1

€ 3,20

€ 30,00

1.2

€ 30,00 (1)

€ 30,00

1.3

€ 3,20

€ 18,25

2. Binnenring

Per 60 minuten:

Maximum 24-uurstarief (dagvergunning):

2.1

€ 0,60 (2)/ € 3,20

€ 30,00

2.2

€ 30,00 (1)

€ 30,00

2.3

€ 3,20

€ 30,00

3. Buitenring

Per 60 minuten:

Maximum 24-uurstarief (dagvergunning):

3.1

€ 0,60 (3)/ € 2,00

€ 8,65

3.2

€ 30,00 (1)

€ 30,00

3.3

€ 2,00

€ 8,65

3.4

€ 0,60 (3)/ € 2,00

(1): Tarief geldt per periode van 24 uur of een gedeelte daarvan.

(2): Het tarief bedraagt € 3,20 per 60 minuten. Van maandag tot en met zaterdag van 12.00 tot 18:00 uur en op vrijdagavond tot 21:00 uur bedraagt het tarief € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 3,20 voor elke volgende 60 minuten

(3): Het tarief bedraagt € 0,60 voor de eerste 60 minuten en € 2,00 voor elke volgende 60 minuten

2.3. De gemeenteraad van de gemeente Delft heeft bij besluit van 26 september 2019 het Aanwijzingsbesluit betaald parkeren Delft 2019 vastgesteld (het Aanwijzingsbesluit). Dit is gepubliceerd in het Gemeenteblad van 11 oktober 2019, nr. 248048 en in werking getreden op 1 december 2019. Het Aanwijzingsbesluit luidt voor zover hier van belang:

B E S L U I T :

1. aan te wijzen de locaties en het tijdstip waarop tegen betaling van belasting als bedoeld in artikel 10, onderdeel a, van de verordening parkeerregulering en parkeerbelasting mag worden geparkeerd zoals vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

2. aan te wijzen de locaties en het tijdstip waarop tegen betaling van belasting als bedoeld in artikel 10, onderdeel b, van de verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen mag worden geparkeerd zoals vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage 1.

(…)

Bijlage 1

(…)

Plaats en tijdstip betaald parkeren en belanghebbendenparkeren

Binnen Delft gelden de volgende betaaltijden voor parkeerbelasting:

Code

betaaltijden

Dag van de

week

Tijdstip (uur)

Toelichting

(…)

(…)

(…)

(…)

II

Ma t/m zat

12.00 - 24.00

Van toepassing in de gebieden C, D, E en F

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

Betaald parkeren en belanghebbendenparkeren

De parkeerduur is onbeperkt. De per keer mogelijk te betalen parkeertijd is afhankelijk van de parkeerapparatuur.

Parkeren tegen betaling van parkeerbelasting of met een parkeervergunning op de in de vergunning aangewezen plaats of wijze is toegestaan op alle aangegeven parkeerplaatsen en weggedeelten welke vallen binnen de hieronder omschreven straten of gebieden, voor zover niet op andere wijze een parkeerverbod geldt:

Binnenring

(…)

Gebied E

Nr.

Straat/gebied

Details

Tariefcode

Betaaltijden

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

2f.

[straat]

Gehele straat

2.2

II

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

(…)”

Feiten

3.1.

Tijdens een controle op 5 december 2019 om 15:11 uur en op 7 december 2019 om 16:18 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd stond op een parkeerplaats aan de [straat] te [woonplaats] .

3.2.

In bijlage 1 behorende bij het Aanwijzingsbesluit is de [straat] (gelegen in gebied E) aangewezen als plaats waar betaald parkeren geldt.

3.3.

Omdat er voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en belanghebbende voor de plaatsen waar de auto geparkeerd stond geen parkeervergunning (geactiveerd) heeft, heeft de parkeercontroleur twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd van elk € 91, bestaande uit € 30 parkeerbelasting en € 61 kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag.

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft, voor zover van belang, het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Heffingsambtenaar als verweerder:

“4. Eisers stelling dat van parkeren in fiscale zin geen sprake is omdat is geparkeerd in strijd met een wettelijk voorschrift (het bord E9) faalt. Ter plaatse geldt geen parkeerverbod, maar is parkeren toegestaan tegen betaling van parkeerbelasting of met een parkeervergunning. Dit volgt uit bijlage 1 van het Aanwijzingsbesluit 2019, waar de locatie is aangewezen als betaaldparkerenplaats, gebied E. Van een zogenoemd Mulderfeit is dan ook geen sprake.

5. Anders dan eiser veronderstelt, is voor de locatie de zogenoemde a-belasting verschuldigd. Dé aanduiding "dagvergunning" in artikel 1, onder g, van de Parkeerverordening Delft 2019 is in dit kader ongelukkig, maar leidt er niet toe dat de verordening onverbindend moet worden verklaard (zie r.o. 6.6.1 en 6.6.2 van Hof Den Haag 28 april 2021). Ook de stelling dat het tarief buitenproportioneel en onaanvaardbaar is, faalt. De hoogte van het tarief, € 30 per 24 uur of een gedeelte daarvan, volgt uit de Tarieventabel behorende bij de Parkeerverordening 2019, in samenhang bezien met bijlage 1 van het Aanwijzingsbesluit 2020. De naheffingsaanslag is daarmee opgelegd overeenkomstig artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet. Naar het oordeel van de rechtbank is het tarief niet zodanig hoog dat sprake is van een willekeurige en buitenproportioneel hoge heffing, zoals hof Den Haag ook reeds heeft geoordeeld Z.

6. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste tarief opgelegd. De beroepen zijn daarom ongegrond verklaard.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht en zo ja, naar het juiste bedrag, zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de Heffingsambtenaar bevestigend.

5.2.

Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslagen.

5.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Betaaldparkerenzone

6.1.

Belanghebbende stelt dat geen parkeerbelasting kan worden geheven omdat op de plaatsen waar belanghebbende zijn auto geparkeerd had sprake is van een vergunningszone waar uitsluitend mag worden geparkeerd op vertoon van een vergunning. Dit betekent volgens belanghebbende dat in strijd is gehandeld met artikel 24 lid 1, aanhef en onderdeel g, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) en dat een Mulderbeschikking had moeten worden gegeven voor de overtreding van deze wetsbepaling in plaats van naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen.

6.2.

Belanghebbende stelt verder, naar het Hof begrijpt, dat het RVV 1990 is gebaseerd op de Wegenverkeerswet en dat deze regeling in hiërarchie boven de Verordening staan, zodat de Verordening door toepassing van artikel 122 van de Gemeentewet van rechtswege is vervallen. Belanghebbende stelt dat de Verordening door de Gemeentewet terzijde wordt geschoven.

6.3.

De Heffingsambtenaar stelt dat in het Aanwijzingsbesluit is vastgesteld waar en wanneer parkeerbelasting moet worden betaald. In dit besluit is volgens de Heffingsambtenaar vastgesteld dat op de [straat] een parkeerbelasting geldt van € 30 per uur, waarbij maximaal € 30 per dag geheven wordt. Op deze locatie kan zowel tegen betaling van parkeerbelasting als met een parkeervergunning worden geparkeerd.

6.4.

De Heffingsambtenaar stelt verder dat deze situatie niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift en dat de parkeerbelasting kan worden nageheven.

6.5.

In artikel 225, lid 1 van de Gemeentewet heeft de wetgever aan gemeenten de mogelijkheid gegeven om twee soorten parkeerbelasting te heffen, te weten 1) tegen betaling van parkeerbelasting (de zogenoemde betaaldparkerenbelasting) en 2) de parkeervergunningbelasting ter zake van een door de gemeente verleende vergunning op een plaats waar parkeren volgens de vergunning is toegestaan (vergunninghouderplaats). In de Verordening heeft de gemeente Delft ervoor gekozen om beide soorten parkeerbelasting te heffen. De betaaldparkerenbelasting kan alleen worden geheven voor het parkeren op een vergunninghouderplaats als deze plaats ook is aangewezen als betaaldparkerenplaats. In het Aanwijzingsbesluit zijn de parkeerplaatsen waar de auto van belanghebbende geparkeerd stond (de [straat] ) zowel aangewezen als betaaldparkerenplaatsen als vergunninghouderplaats. Artikel 24 van het RVV 1990 en de werking van artikel 122 van de Gemeentewet op de Verordening doen dan verder niet af aan de mogelijkheid voor de Heffingsambtenaar om parkeerbelasting tegen betaling te heffen op grond van artikel 225, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet. Artikel 24 van het RVV 1990 ziet daar ook niet op. De Rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat van een zogenoemd Mulderfeit geen sprake is.

6.6.

Niet in geschil is dat belanghebbende niet beschikt over een ter plaatse geldige parkeervergunning. Gelet op het Aanwijzingsbesluit en de daarbij behorende Bijlage 1 betekent dit dat belanghebbende voor het parkeren op de tijdstippen en plaatsen waar zijn auto op 5 december 2019 en 7 december 2019 geparkeerd stond betaaldparkerenbelasting verschuldigd is. Evenmin is in geschil dat belanghebbende geen parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.

Tarief

6.7.

Belanghebbende stelt dat het nageheven tarief van € 30 per dag of een gedeelte hiervan (dagtarief), disproportioneel is.

6.8.

De Heffingsambtenaar stelt dat de hoogte van de parkeerbelasting niet disproportioneel is en dat deze voldoet aan de door de wet gestelde eisen.

6.9.

Artikel 234, lid 4, van de Gemeentewet luidt:

“Ingeval een naheffingsaanslag wordt opgelegd, wordt deze berekend over een parkeerduur van een uur, tenzij aannemelijk is dat het voertuig langer dan een uur zonder betaling geparkeerd heeft gestaan.”

6.10.

De maatstaf van heffing, het tarief en het tijdvak zijn vermeld in de Tarieventabel bij de Verordening. Ingevolge Bijlage 1 bij het Aanwijzingsbesluit is tariefcode 2.2 van toepassing op alle parkeerplaatsen gelegen in de straat [straat] . Tariefcode 2.2 kent een tarief van € 30 per 60 minuten. Dit tarief geldt blijkens de daarbij gevoegde voetnoot per periode van 24 uur of een gedeelte daarvan. Aangezien een uur een gedeelte van een dag is, is de naheffing naar het tarief van € 30 niet in strijd met artikel 234, lid 4, van de Gemeentewet. Gegeven de (ruime) vrijheid die de wetgever aan gemeenten heeft toegekend bij het kiezen van tarieven van de gemeentelijke heffingen, is de hoogte van het tarief van € 30 per dag of een gedeelte daarvan niet van redelijke grond ontbloot en niet buitenproportioneel.

Slotsom

6.11.

Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

7. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, H.A.J. Kroon en T.A. de Hek in tegenwoordigheid van de griffier R. Tulen. De beslissing is op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;

b. - de dagtekening;

c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. - de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.