Home

Gerechtshof Den Haag, 25-05-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1352, BK-22/00421

Gerechtshof Den Haag, 25-05-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1352, BK-22/00421

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
25 mei 2023
Datum publicatie
8 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:1352
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/00421
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU

Inhoudsindicatie

Art. 10, leden 1, 2 en 8, Wet Bpm. De Rechtbank heeft de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde correct vastgesteld. Voor de vaststelling van de CO2-uitstoot wordt uitgegaan van de gegevens in het Duitse kentekenbewijs. Waardecorrectie wegens schade door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat DRZ ondeskundig en niet onafhankelijk opereert. Het Hof kent een vergoeding van immateriële schade en een juiste proceskostenvergoeding voor beroep toe.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/00421

in het geding tussen:

(gemachtigde: S.M. Bothof)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 29 maart 2022, nummer SGR 20/5844.

Procesverloop

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.571. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 5 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag Bpm (de naheffingsaanslag) en de beschikking inzake belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 354. De beslissing van de Rechtbank luidt als volgt:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 6.180 en vermindert de rentebeschikking dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.620;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft hierop gereageerd.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 april 2023. De gemachtigde van belanghebbende heeft aan de zitting deelgenomen via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. De Inspecteur is fysiek ter zitting verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Ter zake van de registratie van een Mercedes-Benz, GLE-klasse, Coupé 43

AMG 4MATIC (de auto) heeft belanghebbende op 23 oktober 2019 een aangifte Bpm ingediend naar een te betalen Bpm van € 4.870. De verschuldigde Bpm is berekend met behulp van een taxatierapport van [A] B.V. (het taxatierapport). De taxatie van de auto heeft op 17 oktober 2019 plaatsgevonden en het taxatierapport is op 21 oktober 2019 opgesteld.

2.2.

Belanghebbende heeft bij het berekenen van het voor de auto verschuldigde bedrag aan Bpm een vermindering op grond van artikel 10, leden 1 en 2, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet Bpm) in aanmerking genomen (tekst 2018). De vermindering (de afschrijving) heeft belanghebbende bepaald op een percentage van 85,94% door uit te gaan van een historische nieuwprijs van € 128.375 en een handelsinkoopwaarde van de auto van € 18.050.

2.3.

De taxateur van belanghebbende heeft deze handelsinkoopwaarde vastgesteld door de handelsinkoopwaarde zonder schade van € 49.577 te verminderen met een door de taxateur bepaald bedrag aan schade van € 23.188,17. De handelsinkoopwaarde zonder schade van € 49.577 is gebaseerd op referentievoertuigen uit de koerslijst XRAY (de koerslijst), een in de handel algemeen toegepaste koerslijst als bedoeld in artikel 8, lid 4, letter a, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (UR Bpm) voor een in het binnenland geregistreerde vergelijkbare gebruikte personenauto van hetzelfde merk en type in onbeschadigde staat. Het bedrag aan schade van € 23.188,17 betreft de door de taxateur vastgestelde kosten die zijn gemoeid met het volledig herstellen van de beschadigingen aan de auto, inclusief omzetbelasting (de herstelkosten). De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde vervolgens vastgesteld op € 18.050.

2.4.

Met inachtneming van een afschrijving van 85,94% heeft belanghebbende een vermindering van Bpm toegepast op het bij de auto in nieuwe staat behorende, in 2016 verschuldigde bedrag aan Bpm (€ 34.639 historische Bpm minus € 29.769 afschrijving). Belanghebbende heeft in de berekening een CO2-uitstoot 219 gr/km in aanmerking genomen.

2.5.

Belanghebbende heeft de auto (VIN: [nummer] ) op 2 oktober 2019 gekocht voor € 41.953,78 en vanuit Duitsland in Nederland geïmporteerd. De datum van eerste toelating is 20 april 2016.

2.6.

Op 8 oktober 2019 heeft een keuring bij de RDW plaatsgevonden. De kilometerstand was op dat moment 108.284. De RDW heeft de CO2-uitstoot daarbij op basis van het Duitse kentekenbewijs bepaald op 219 gr/km. Op 26 oktober 2019 is de auto op naam van belanghebbende gesteld.

2.7.

Naar aanleiding van de aangifte Bpm heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 30 oktober 2019 getoond. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport, gedagtekend 31 oktober 2019. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde vastgesteld op € 44.145 op basis van de XRAY (Marge) koerslijst voor een margeauto. Hierbij is geen schade in aanmerking genomen. De verschuldigde Bpm is als volgt berekend:

CO2-bedrag (CO2-uitstoot van 219 gr/km)

Bruto Bpm

€ 34.639

€ 34.639

Historische nieuwprijs

€ 133.639

Inkoopwaarde in Nederland

€ 44.145

Afschrijving o.b.v. werkelijk afschrijvingspercentage (66,97%)

€ 23.197,74

Verschuldigde Bpm

(naar beneden afgerond)

€ 11.441

2.8.

Met dagtekening 31 januari 2020 is aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 6.571 (€ 11.441 verschuldigde Bpm minus € 4.870 aangegeven Bpm). Bij de gelijktijdig gegeven beschikking belastingrente heeft de Inspecteur een bedrag van € 5 aan belastingrente in rekening gebracht.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

Beoordeling van het geschil

Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur DRZ

8. De rechtbank overweegt dat het verweerder vrij staat een deskundige naar eigen keuze in te schakelen om de waarde van de auto te bepalen. Op een vestiging van DRZ kan een waardevaststelling onder optimale omstandigheden worden uitgevoerd. De medewerkers van DRZ zijn als deskundig te beschouwen. De opname door DRZ is geschikt voor controle van de aangifte BPM. De enkele stelling van eiseres dat de hertaxateur zijn werkzaamheden niet onafhankelijk en niet onpartijdig uitvoert, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de partijdigheid of vooringenomenheid van de hertaxateur aan te kunnen nemen. Het standpunt dat de taxateur niet staat ingeschreven in een register van erkende taxateurs en het gegeven dat de taxateur in dienst is bij DRZ, brengen op zichzelf en ook in combinatie met elkaar niet mee dat sprake is van een ondeugdelijke taxatie. De rechtbank heeft ook verder, afgaande op de inhoud van het taxatierapport, geen reden om aan de deskundigheid van de hertaxateur te twijfelen. Hetgeen eiseres, zonder onderbouwing met bewijs, stelt over de wijze van taxeren bij DRZ maakt dit oordeel niet anders. Deze stelling van eiseres faalt dan ook. Van misbruik van bevoegdheden of onzorgvuldig handelen is evenmin gebleken.

Historische nieuwprijs

9. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 22 december 2021[4] moet naar het oordeel van de rechtbank bij de berekening van de verschuldigde BPM voor de auto van een historische nieuwprijs van € 138.418 worden uitgegaan nu voor de voor de auto verschuldigde BPM uitgegaan moet worden van de CO2 uitstoot (en dus de bruto BPM) van de auto zelf. De netto catalogusprijs is tussen partijen niet in geschil, zodat – rekening houdend met een BTW percentage van 21 % - de historische nieuwprijs als volgt moet worden berekend:

Netto catalogusprijs: € 85.768

BTW 21%: € 18.011

Catalogusprijs: € 103.779

Historische Bruto BPM: € 34.639

Historische nieuwprijs: € 138.418

Schade

10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er, behoudens normale gebruikssporen, geen schade op de auto zit. Hij verwijst ter onderbouwing van deze stelling naar het DRZ-rapport. De bewijslast dat de waardevermindering door schade dient te worden vastgesteld op het door eiseres gestelde bedrag, rust op eiseres.[5] Eiseres dient dus tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat sprake is van schade en hoeveel de schade bedraagt. Met het door haar overgelegde expertiseverslag van [A] heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er met schade rekening moet worden gehouden.

11. Tegenover het door eiseres overgelegde expertiseverslag heeft verweerder een eigen taxatierapport op laten stellen waarin is vermeld dat de in het expertiseverslag opgegeven schadeposities niet zijn aangetroffen of als gebruiksschade kunnen worden aangemerkt. Op de vele foto’s in het dossier, inclusief de bij de Rechtbank overgelegde vergrotingen van de foto’s behorend bij het rapport van DRZ, heeft de rechtbank geen meer dan normale gebruiksschade kunnen constateren. Ook anderszins heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er op de datum van aangifte meer dan normale gebruiksschade aan de auto was. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat in het expertiseverslag staat vermeld dat de algemene toestand van de auto goed is. Dit rijmt niet met een schatting van te herstellen schade tot een bedrag van € 23.189. Ook heeft de taxateur van eiseres, volgens het expertiseverslag, geen nader onderzoek ingesteld naar de oorzaak van de schade dan wel de reden van de afwezigheid van gedemonteerde delen of niet-functionerende onderdelen. Wat betreft de verwijzing van eiseres naar een wrap om de motorkap en op het dak welke professioneel verwijderd zouden moet worden en het ontbreken van het middenstuk tussen de uitlaat en de einddemper, wordt in het geheel niet in het expertiseverslag van gesproken. Eiseres maakt met haar enkele stelling niet aannemelijk dat door deze door haar gestelde omstandigheden sprake is van een waardevermindering van de auto waarbij voor de bepaling van de verschuldigde BPM rekening moet worden gehouden. Voor zover eiseres stelt dat innameprotocollen van leasemaatschappijen onderdeel zijn van het beleid van de Belastingdienst, zodat bij de waardevaststelling van de voertuigen aangesloten moet worden bij de interpretatie die deze innameprotocollen aan gebruikssporen respectievelijk schades geven, kan de rechtbank haar daarin niet volgen. Verweerder heeft bestreden dat er sprake is van een dergelijk beleid en een dergelijk beleid ook niet gebleken.

De handelsinkoopwaarde

12. De rechtbank gaat uit van een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 44.145 volgens de koerslijst van X-ray en waar verweerder zelf ook eerder van uitging.

Conclusie

13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bedraagt de verschuldigde BPM over de auto:

Historische nieuwprijs: € 138.418

Handelsinkoopwaarde onbeschadigde staat: € 44.145

Werkelijke afschrijving: € 94.273 (68,1%)

Bruto BPM/Historische BPM (CO2-uitstoot 219gr/km) € 34.639

Afschrijving BPM (68,1%) € 23.589 -/-

Rest-BPM € 11.050

14. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient de naheffingsaanslag verminderd te worden tot € 6.180 (= € 11.050 verschuldigde BPM -/- € 4.870 aangegeven BPM).

Verzoek om een immateriële schadevergoeding

15. Eiseres heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat een periode van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk als redelijk wordt beschouwd, waarvan een half jaar aan de bezwaarfase dient te worden toegerekend. Het bezwaarschrift is op 27 februari 2020 door verweerder ontvangen. Het beroepschrift is op 9 september 2020 ontvangen. Op het moment dat de rechtbank uitspraak doet, zijn 2 jaar en een maand verstreken. Echter, in het kader van maatregelen tegen het coronavirus hebben in 2020 gedurende een aantal maanden bij de rechtbank geen zittingen kunnen plaatsvinden. Daarmee doet zich een bijzondere omstandigheid voor die verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigt. De rechtbank verlengt de termijn in dit verband met vier maanden. Aldus is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.

Proceskosten

16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1).

(…)

[4]ECLI:NL:GHDHA:2021:2567

[5]Hoge Raad 17 januari 2021, ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing