Home

Gerechtshof Den Haag, 16-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2457, BK-22/01302

Gerechtshof Den Haag, 16-11-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2457, BK-22/01302

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
16 november 2023
Datum publicatie
15 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2457
Formele relaties
Zaaknummer
BK-22/01302
Relevante informatie
Art. 31a lid 2 onderdeel e Wet LB, Art. 10ec Uitv besl LB, Art. 10ed Uitv besl LB, Art. 10ef Uitv besl LB, Art. 10ei Uitv besl LB, Art. 4:6 Awb, Art. 65 AWR

Inhoudsindicatie

Art. 31a, lid 2, letter e, en lid 8, Wet LB 1964. Artt. 10ec, 10ed, 10ef, lid 1, en 10ei, lid 1, UBLB. Art. 4:6 Awb. Art. 65 AWR. Afwijzing verzoek 30%-bewijsregel. Aanpassing looptijd voor de toepassing van de 30%-regeling. Art. 4:6 Awb kan niet tot herziening van de vastgestelde looptijd leiden nu geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Art. 65 AWR. Een afwijzing van een verzoek om ambtshalve herziening is geen voor bezwaar vatbare beschikking.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-22/01302

in het geding tussen:

(gemachtigde: C.E. Kocks)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 24 november 2022, nummer SGR 21/6670.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende om toepassing van de 30%-regeling voor extraterritoriale werknemers (de 30%-regeling) bij beschikking van 12 april 2021 afgewezen (de afwijzingsbeschikking).

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de afwijzingsbeschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is € 49 griffierecht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de bestreden beschikking (beschikking 3);

- bepaalt dat het verzoek van 8 februari 2021 dient te worden toegewezen zodat de 30%-bewijsregel toepassing vindt tot en met 31 december 2021;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.056;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 oktober 2023. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende en haar toenmalige werkgever [B.V. 1] hebben op 6 december 2018 een verzoek ingediend voor toepassing van de 30%-regeling met als ingangsdatum 1 november 2018. Uit het verzoek volgt dat belanghebbende van 1 september 2013 tot 1 oktober 2016 in Nederland heeft gewerkt en gewoond. De Inspecteur heeft bij beschikking van 11 februari 2019 aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling en daarbij verwezen naar de op dat moment van toepassing zijnde wetgeving (beschikking 1). In beschikking 1 staat vermeld dat de bewijsregel geldt voor de periode 1 november 2018 tot en met 30 september 2023.

2.2.

De Inspecteur heeft belanghebbende per brief geïnformeerd over de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling van acht naar vijf jaar:

“(…)

Onderdeel van het belastingplan 2019 is de verkorting van de looptijd van de 30%-regeling van 8 naar 5 jaar. Deze maatregel gaat in per 01 januari 2019. Voor werknemers die in 2019 of later in Nederland komen, geldt een maximale looptijd van 5 jaar.

Overgangsrecht

Voor bestaande gevallen geldt er overgangsrecht. Voor hen gelden de wijzigingen pas met ingang van 01 januari 2021. Op basis van onderstaand schema kunt u bepalen wat de nieuwe einddatum zal zijn.

Einddatum op de beschikking valt in:

De nieuwe einddatum is:

2019 of 2020

de einddatum op de beschikking

2021, 2022 of 2023

31 december 2020

2024 of later

de einddatum op de beschikking minus 3 jaar

(…)”

2.3.

Belanghebbende en haar toenmalige werkgever [B.V. 2] hebben op 6 december 2019 een verzoek ingediend voor toepassing van de 30%-regeling met als ingangsdatum 6 januari 2020. De Inspecteur heeft bij beschikking van 13 februari 2020 aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling en daarbij verwezen naar de op dat moment van toepassing zijnde wetgeving (beschikking 2). In beschikking 2 staat vermeld dat de bewijsregel geldt voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

2.4.

Belanghebbende en haar toenmalige werkgever [B.V. 3] hebben op 8 februari 2021 een verzoek ingediend voor toepassing van de 30%-regeling met als ingangsdatum 1 januari 2021. De Inspecteur heeft dit verzoek bij de afwijzingsbeschikking afgewezen.

2.5.

Op 15 februari 2023 heeft [B.V. 3] een correctie-aangifte loonheffingen (de correctieberichten) ingediend.

2.6.

Bij brief van 13 maart 2023 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om de reden van de correctieberichten aan te geven.

2.7.

In een e-mailbericht van 30 maart 2023 schrijft een werknemer van [B.V. 3] het volgende aan de Inspecteur:

“Wij hebben een medewerkster in dienst genomen per 1 januari 2021, welke in bezit was van de 30%-regeling. Deze was geldig tot en met 30 december 2020.

Echter was er een fout gemaakt met de toekenningsperiode. We hebben alsnog toepassing van de 30%-regeling aangevraagd, maar deze werd afgewezen.

Hiertegen hebben wij bewaar ingediend en deze werd afgewezen door de Belastingdienst.

Vervolgens hebben wij een beroepschrift ingediend en uiteindelijk heeft de rechtbank op 25 november 2022 uitspraak gedaan en toepassing van de 30%-regeling toegekend.

De uitspraak van de Rechtbank Den Haag hebben wij bijgevoegd.

Door de initiële afwijzing van de Belastingdienst hebben wij in 2021 bij verloning van het periodieke salarissen de 30%-regeling niet toegepast.

Na deze uitspraak van de Rechtbank in november 2022 hebben wij het loon over 2021 gecorrigeerd en correctieberichten loonheffingen 2021 ingediend.”

2.8.

Bij brief van 12 april 2023 heeft de Inspecteur de correctieberichten voor het jaar 2021 geaccepteerd:

“Door de initiële afwijzing van de Belastingdienst heeft [B.V. 3] in 2021 bij verloning van de periodieke salarissen de 30%-regeling niet toegepast. Na de uitspraak van de Rechtbank in november 2022 heeft [B.V. 3] het loon over 2021 gecorrigeerd en daarom de correctieberichten loonheffingen 2021 ingediend.

Deze informatie en de tot mijn beschikking staande gegevens geven mij aanleiding om de correctieberichten loonheffingen voor het jaar 2021 te accepteren. Binnenkort zal de teruggave worden verleend of verrekend.”

2.9.

De Inspecteur heeft aan [B.V. 3] met dagtekening 24 april 2023 een teruggaaf van € 11.454 voor de loonheffingen verleend. Dit bedrag is op 11 mei 2023 op de zakelijke rekening van [B.V. 3] gestort.

Oordeel van de Rechtbank

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

“ARTIKEL III

Proceskosten en griffierecht

Beslissing