Home

Gerechtshof Den Haag, 18-06-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1035, BK-23/853, BK-23/854 en BK-24/476

Gerechtshof Den Haag, 18-06-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1035, BK-23/853, BK-23/854 en BK-24/476

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
18 juni 2024
Datum publicatie
11 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1035
Zaaknummer
BK-23/853, BK-23/854 en BK-24/476
Relevante informatie
Art. 6:7 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 8:37 Awb, Art. 8:79 Awb

Inhoudsindicatie

Artikelen 6:7 en 6:9 Awb; het hogerberoepschrift is één dag buiten de termijn digitaal ingediend. Er is geen sprake van een geringe verwijtbaarheid. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummers BK-23/853, BK-23/854 en BK-24/476

in het geding tussen:

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 13 juli 2023, nummers SGR 22/4209, SGR 22/4198 en SGR 22/4199.

Procesverloop

2016 (Rechtbank SGR 22/4198; Hof BK-24/476)

1.1.1.

Belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.621 (de aanslag 2016). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 602 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 9 december 2020 heeft de Inspecteur het tegen de aanslag 2016 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2017 (Rechtbank SGR 22/4199; Hof BK-23/854)

1.2.1.

Belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.732 (de aanslag 2017). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 574 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.2.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 2 juni 2022 heeft de Inspecteur het tegen de aanslag 2017 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar in behandeling genomen als verzoek om ambtshalve vermindering als bedoeld in artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het verzoek om ambtshalve vermindering is afgewezen door de Inspecteur.

2018 (Rechtbank SGR 22/4209; Hof BK-23/853)

1.3.1.

Belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 119.643 (de aanslag 2018). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 993 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.2.

Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 2 juni 2022 heeft de Inspecteur het tegen de aanslag 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Alle jaren

1.4.

Belanghebbende heeft voor alle jaren (rechtstreeks) beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is in totaal een griffierecht geheven van € 100. De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 22/4198 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 9 december 2020;

- vermindert de aanslag 2016 in zoverre dat het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt verminderd met een bedrag van € 16.654 onder instandhouding van de verminderingsbeschikking en de overige inkomensbestanddelen en vermindert de rentebeschikking 2016 dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden;

- verklaart de overige beroepen ongegrond.”

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 136. De Inspecteur heeft in de zaken met nummers BK-23/584 en BK-23/583 verweerschriften ingediend.

1.6.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 8 mei 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Belanghebbende is werkzaam als internationaal makelaar onder de naam [naam] en bemiddelt ten aanzien van de verkoop en verhuur van onroerend goed (de bemiddelingsdiensten).

2.2.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is digitaal ingediend en ontvangen op 1 september 2023 om 2:33 uur.

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of het hoger beroep ontvankelijk is. Indien dat het geval is, is in geschil of de bemiddelingsactiviteiten van belanghebbende in 2016, 2017 en 2018 een bron van inkomen vormen. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de aanslag 2016, de aanslag 2017 en de aanslag 2018 en tot dienovereenkomstige vermindering van de in elk van die jaren in rekening gebrachte belastingrente.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. Indien het hoger beroep ontvankelijk wordt verklaard, concludeert de Inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing