Home

Gerechtshof Den Haag, 09-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:128, BK-22/607

Gerechtshof Den Haag, 09-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:128, BK-22/607

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
9 januari 2024
Datum publicatie
8 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:128
Zaaknummer
BK-22/607
Relevante informatie
Art. 9 BPM, Art. 10 BPM, Art. 8 Uitv.reg. BPM, Art. 110 VWEU

Inhoudsindicatie

Art. 10, leden 1, 2 en 8, Wet Bpm. Waardecorrectie wegens schade. Belanghebbende heeft de bewijslast ten aanzien van de door hem geclaimde waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de op de bij het taxatierapport gevoegde foto’s afgebeelde schadeauto dezelfde auto is als thans in geschil. Voor een waardevermindering wegens een schadeverleden van de auto in goede justitie is geen plaats.

Uitspraak

Team Belastingrecht

enkelvoudige kamer

nummer BK-22/607

in het geding tussen:

(gemachtigde: S.M. Bothof)

en

(vertegenwoordiger: […] )

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 10 juni 2022, nummer SGR 21/1191.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd met betrekking tot de registratie en de daarmee verband houdende aangifte Bpm van een Audi A6 AV 4.0 TFSI RS6 Quattro Performance Pro Line Plus (de auto) van € 5.266 en tevens bij beschikking € 41 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ter zake hiervan is een griffierecht geheven van € 354. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank). De beslissing van de Rechtbank luidt, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt de Staat tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 500;

- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;

- draagt de Staat op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te betalen.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 november 2023. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.

Ter zake van de registratie van de auto heeft belanghebbende op 15 november 2019 een aangifte Bpm ingediend naar een te betalen Bpm van € 5.753. Hierbij is de verschuldigde Bpm berekend met behulp van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport). De taxatie van de auto heeft op 11 november 2019 plaatsgevonden en het taxatierapport is op 13 november 2019 opgesteld. In het taxatierapport staat vermeld dat de auto meer dan normale gebruiksschade heeft. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is bepaald op € 27.720 (handelsinkoopwaarde volgens koerslijst Xray € 57.879 minus waardevermindering wegens schade € 3.743 (72%) minus waarde correctie wegens schadeverleden van € 26.416). De waarde correctie wegens schadeverleden is door de taxateur bepaald aan de hand van een zogenoemde TVM-tabel, waarbij de taxateur de auto heeft beoordeeld als “Economisch total loss”, waarvoor volgens de gehanteerde tabel een correctie van 15% van de consumentenprijs (€ 176.107) zou gelden.

2.2.

De dienst Domeinen Roerende zaken van het ministerie van Financiën (DRZ) heeft een onderzoek waardebepaling ten aanzien van de auto uitgevoerd. Belanghebbende heeft op 22 november 2019 de auto voor controle getoond aan DRZ. Van de controle is een rapport opgemaakt, dat is ondertekend door [naam taxateur 2] op 27 november 2019. In dit DRZ-rapport (rapport onderzoek waardepaling) zijn vermeld een historische nieuwprijs van € 179.507 en een netto-catalogusprijs van € 118.146. DRZ heeft verder de handelsinkoopwaarde bepaald op € 56.447 (handelsinkoopwaarde volgens koerslijst Xray Marge € 57.721 minus waardevermindering wegens schade € 1.274). DRZ heeft in het rapport onderzoek waardebepaling geen waardevermindering wegens schadeverleden vermeld. Bij het onderzoek waardebepaling is de beoordelaar van DRZ uitgegaan van het zogenoemde “SilverDAT VIN-informatie Rapport” van de auto, waarvan een afschrift tot de stukken van het geding behoort.

2.3.

Op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd voor een bedrag van € 5.266. De Inspecteur is daarbij uitgegaan van de door DRZ bepaalde historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in beschadigde toestand.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

Schadeverleden

10. Eiseres stelt dat de auto door het schadeverleden blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade volledig zou zijn hersteld. Eiseres stelt de waardevermindering als gevolg van het schadeverleden op € 26.416.

11. De rechtbank stelt voorop dat onder omstandigheden het schadeverleden van een auto een waardevermindering van dat voertuig kan rechtvaardigen. Een voertuig met een schadeverleden kan, ook na herstel, minder waard zijn dan een voertuig zonder schadeverleden.

12. Op de foto’s in het taxatierapport van eiseres is een auto in zeer beschadigde staat zichtbaar. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat uit die foto’s niet kan worden opgemaakt dat de daarop afgebeelde (beschadigde) auto, de onderhavige auto betreft. Verweerder wijst in dat verband onder meer naar de omstandigheden dat de auto op de foto’s is vastgelegd in wisselende toestanden en op verschillende locaties, dat de kilometerstand op de foto’s afwijkt van de kilometerstand in het diagnostische rapport, dat de taal is ingesteld op (vermoedelijk) Pools terwijl de auto afkomstig is uit Frankrijk en dat de auto zou zijn uitgelezen drie dagen vóór de datum van de taxatie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de foto’s van de beschadigde auto de onderhavige auto betreft. Het had op de weg van eiseres gelegen om daartoe bewijs te leveren dan wel ten minste een toelichting te geven. Dat heeft eiseres noch in een nader stuk noch ter zitting gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit specifieke geval niet is vast te stellen of de schadefoto’s van de auto van eiseres zijn, zodat eiseres, gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto een schadeverleden heeft. Aan de vaststelling in goede justitie van een waardevermindering voor een schadeverleden, komt de rechtbank dan ook niet toe.

13. Geconcludeerd moet worden dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belastingrente

14. Eiseres heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.

15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

(…)

Proceskosten

18. De rechtbank ziet wegens de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding voor een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 7593 en een wegingsfactor van 0,25). De rechtbank is uitgegaan van een wegingsfactor 0,25 omdat de kostenvergoeding alleen wordt toegekend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

[1] ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3 en ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten

Beslissing