Gerechtshof Den Haag, 17-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:193, BK-22/1231
Gerechtshof Den Haag, 17-01-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:193, BK-22/1231
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 januari 2024
- Datum publicatie
- 26 februari 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2022:11950, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-22/1231
- Relevante informatie
- Art. 231 Gemw, Art. 2 Kw Inv. Rb, Art. 3 Kw Inv. Rb, Art. 2:14 Awb, Art. 3:41 Awb
Inhoudsindicatie
Aanmaningskosten en kosten dwangbevel. Is gebleken dat belanghebbende zich heeft aangemeld via MijnOverheid en voldoende kenbaar heeft gemaakt dat hij bereikbaar is voor naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen en/of aanmaningen op basis van de Kostenwet?
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-22/1231
in het geding tussen:
(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Invorderingsambtenaar tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 21 oktober 2022, nummer ROT 21/2272.
Procesverloop
Aan belanghebbende is met dagtekening 10 september 2020 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 66,26 (vorderingsnummer: […] ), bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 11 oktober 2020 vermeld.
Omdat belanghebbende de naheffingsaanslag niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, heeft de Invorderingsambtenaar hem op 3 november 2020 schriftelijk aangemaand alsnog binnen twee weken te betalen. Voor het verzenden van de aanmaning is aan belanghebbende op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) bij beschikking een bedrag van € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.1
Aan belanghebbende is door terpostbezorging op 26 november 2020 een dwangbevel betekend. Daarvoor is hem op de voet van de Kostenwet bij beschikking een bedrag van € 43 aan betekeningskosten in rekening gebracht.2
Tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten heeft belanghebbende op 8 december 2020 een bezwaarschrift ingediend bij de Invorderingsambtenaar.
De Invorderingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 maart 2021 het bezwaar tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 49 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht van € 136 geheven. De Invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij e-mail van 13 november 2023, met als onderwerp “Intrekking zittingsverzoek BK-SGR 22/1231 (...)”, meegedeeld niet aanwezig te zullen zijn op de zitting. De griffier heeft aan de andere partij gevraagd of zij een zitting wenst. Hierop heeft de andere partij aangegeven geen behoefte te hebben aan een zitting. De griffier heeft op 1 december 2023 een bericht in Mijn Rechtspraak geplaatst, waarin partijen ervan op de hoogte worden gesteld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
2. De Invorderingsambtenaar heeft een schermprint van de verzendadministratie overgelegd. Op de schermprint staat dagtekening 10 september 2020 vermeld en hetzelfde vorderingsnummer als vermeld in 2.1. Voorts staat op de schermprint vermeld “09-SEP-2020”, “MijnOverheid” en “Status = VERWERKT”.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Invorderingsambtenaar als verweerder:
“4.1. In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan verweerder is om aannemelijk te maken dat de naheffingsaanslag op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, dan wel dat deze de belastingplichtige anderszins heeft bereikt. Verweerder kan daarbij in eerste instantie volstaan met het bewijs van verzending. Indien verweerder de verzending van het stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de belastingplichtige om feiten en omstandigheden naar voren te brengen op grond waarvan de ontvangst of aanbieding van het stuk redelijkerwijs moet worden betwijfeld. In dit kader verwijst de rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ4416).
Verweerder heeft toegelicht dat eiser zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslag digitaal aan eiser heeft verstuurd. Eiser heeft niet gemotiveerd betwist dat hij zich bij MijnOverheid heeft aangemeld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de door verweerder geschetste gang van zaken. Verweerder mocht er dan ook voor kiezen de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid digitaal bekend te maken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiser is verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat het vorderingsnummer en de dagtekening op de schermprint overeenkomen met die op de naheffingsaanslag. Ook correspondeert het referentienummer op de schermprint met het nummer op de aanslag. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprint, erop wijst dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Verweerder heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat de aanslag is verzonden en geplaatst in de Berichtenbox van eiser op MijnOverheid. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiser de naheffingsaanslag heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiser om dit vermoeden te ontzenuwen. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan aan de ontvangst van de naheffingsaanslag redelijkerwijs moet worden getwijfeld. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanmaningskosten terecht bij eiser in rekening heeft gebracht. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”