Gerechtshof Den Haag, 12-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2368, BK-24/356
Gerechtshof Den Haag, 12-12-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:2368, BK-24/356
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 12 december 2024
- Datum publicatie
- 22 januari 2025
- Annotator
- Zaaknummer
- BK-24/356
- Relevante informatie
- Art. 22 WOZ, Art. 40 WOZ
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Waarde woning in beroep verminderd. Proceskosten¬vergoeding beroep. Wegingsfactor 0,5. Kosten voor taxatierapport vergoed naar een tijdsbesteding van 10 minuten. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-24/356
in het geding tussen:
(gemachtigde: G. Gieben)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 29 februari 2024, nummer SGR 22/7851.
Procesverloop
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 446.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (de aanslag).
De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft geoordeeld:
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 415.000;
vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van € 415.000;
wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
€ 1.185;
veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten voor het woningwaarderapport tot een bedrag van
€ 10,69;
draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50 aan belanghebbende te
vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 16 september 2024 een nader stuk ingediend. De Heffingsambtenaar heeft hierop gereageerd bij brief van 15 oktober 2024.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij bericht van 31 oktober 2024 meegedeeld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van het bericht het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft het onderzoek gesloten.
Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is een geschakelde patio-woning uit 1971 met een gebruiksoppervlakte van 117 m². De oppervlakte van het perceel is ongeveer 285 m².
Belanghebbende heeft in beroep een nader stuk ingediend. Dit betreft een taxatierapport opgesteld op 10 maart 2023 door […] en […] . Belanghebbende heeft daarbij verzocht om vergoeding van de kosten van het taxatierapport ten bedrage van € 256,52 ((4 uur x € 53) te vermeerderen met € 44,52 aan omzetbelasting).
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft – voor zover in hoger beroep van belang – geoordeeld:
“5. Nu geen van beide partijen erin is geslaagd het van haar gevergde bewijs te leveren, bepaalt de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, de waarde van de woning op de waardepeildatum in goede justitie op € 415.000.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag te hoog vastgesteld. Het beroep is daarom gegrond verklaard. De overige gronden behoeven geen behandeling meer.
7. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het bezwaarschrift is door de heffingsambtenaar minder dan twee jaar vóór de uitspraakdatum van de rechtbank ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade daarom af.
8. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt het gewicht in deze zaak vast op 0,5 (licht), gelet op de eenvoud van de zaak, de daarmee samenhangende (zeer geringe) werkbelasting van de gemachtigde en het geringe belang van de zaak. De rechtbank stelt alsdan de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.185 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310 (tarief 2024), 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 (tarief 2024) en een wegingsfactor 0,5).
9. Belanghebbende stelt dat, gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, recht bestaat op een vergoeding van € 128,26 voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport. Het is echter niet aannemelijk geworden dat de taxateur van belanghebbende meer dan een geringe hoeveelheid tijd aan het rapport heeft besteed. De rechtbank acht een tijdsbesteding van tien minuten daarom redelijk en stelt de vergoeding voor de kosten van het woningwaarderapport vast op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).[1]
[1] Rechtbank Den Haag 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602.”