Gerechtshof Den Haag, 28-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:590, BK-23/142
Gerechtshof Den Haag, 28-03-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:590, BK-23/142
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 maart 2024
- Datum publicatie
- 6 mei 2024
- Annotator
- Zaaknummer
- BK-23/142
- Relevante informatie
- Art. 10 BPM, Art. 7:15 Awb, Art. 110 VWEU
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslag Bpm. Artikel 10, leden 1, 2 en 8, Wet Bpm. Waardecorrectie wegens schade. Schadeverleden. Interne compensatie en vertrouwensbeginsel. Kostenvergoeding bezwaarfase.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-23/142
in het geding tussen:
(gemachtigde: S.M. Bothof)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 4 januari 2023, nummer SGR 21/8224.
Procesverloop
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 17.816 (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 1 aan belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente).
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 12.981.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 360 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een nader stuk, aangeduid als verweerschrift, ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 februari 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 519 aan bpm voldaan ter zake van de registratie van een Ford Mustang Convertible 5.0 V8 GT (de auto). De datum van eerste toelating is 3 augustus 2018.
In de aangifte is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [naam] (het taxatierapport). De taxatie van de auto heeft op 28 juli 2020 plaatsgevonden en het taxatierapport is op 31 juli 2020 opgesteld. In het taxatierapport is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 122.660 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van € 48.099 (XRAY). Hierop heeft de taxateur € 47.099 in mindering gebracht in verband met schade aan de auto, waardoor de handelsinkoopwaarde van de auto is bepaald op € 1.000. De aangifte is gebaseerd op een CO2-uitstoot van 279 gr/km en een (historische) bruto bpm van € 64.128.
Naar aanleiding van de aangifte heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto op 11 augustus 2020 aan DRZ getoond. De bevindingen van DRZ zijn neergelegd in een rapport (rapport onderzoek waardebepaling), gedagtekend 25 augustus 2020. DRZ heeft de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 122.660 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 50.028 (koerslijst XRAY Marge). De aftrek wegens schade is vastgesteld op € 9.492 (72% van € 13.183).
De verschuldigde bpm is door de Inspecteur als volgt berekend:
CO2-bedrag (CO2-uitstoot van 279 gr/km) |
€ 64.128 |
|
Bruto bpm |
€ 64.128 |
|
Historische nieuwprijs |
€ 122.660 |
|
Inkoopwaarde in Nederland |
€ 40.536 |
|
Afschrijving o.b.v. werkelijk afschrijvingspercentage (66,96%) |
€ 42.941 |
|
Verschuldigde bpm |
€ 21.187 |
|
Leeftijdskorting |
€ 2.852 |
|
Reeds op aangifte voldaan |
€ 519 |
|
Totaal te betalen |
€ 17.816 |
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot
€ 12.981, omdat is gebleken dat de CO2-uitstoot van de auto geen 279 gr/km was, zoals in de aangifte vermeld, maar 268 gr/km.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft als volgt geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
“3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.
Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met waardevermindering in verband met schade. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat kan worden uitgegaan van de door DRZ gecalculeerde schade van € 13.183 maar dat niet 72% maar 100% van die schade in aanmerking genomen dient te worden. Verder stelt eiseres dat er een waardevermindering in aanmerking dient te worden genomen wegens ex-schade. Eiseres stelt dat een correctie van minimaal € 2.386 op de handelsinkoopwaarde dient plaats te vinden, omdat vaststaat dat de auto ernstig beschadigd was en de auto na herstel van de schade minder waard is vanwege dat schadeverleden. Zij beroept zich hierbij onder meer op een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 januari 2021[1]. Voor de omvang van de door haar bepleite waardevermindering wijst eiseres op richtlijnen van NIVRE. Ter zitting heeft eiseres opgemerkt dat die richtlijnen weliswaar zien op auto’s tot en met een consumentenprijs van € 90.000 terwijl de auto veel duurder is, maar dat dit slechts betekent dat de in aanmerking te nemen waardevermindering zelfs meer dan € 2.386 zou moeten zijn. De naheffingsaanslag dient daarom te worden vernietigd dan wel, subsidiair, te worden verminderd tot € 10.959 dan wel, meer subsidiair tot € 11.754. Eiseres stelt verder dat verweerder ten onrechte geen vergoeding van kosten voor de bezwaarfase heeft toegekend. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken en zich op het standpunt gesteld dat de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd en dat terecht geen kostenvergoeding is toegekend.
4. De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang als door eiseres gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op eiseres.[2] Met de enkele verwijzing naar het taxatierapport is zij in dat bewijs niet geslaagd nu niet alle daarin genoemde schade is aangetroffen door DRZ.
5. Op grond van onderdeel 3.5 van bijlage I van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 moet eiseres – voor zover betwist – aannemelijk maken, dat de waardevermindering als gevolg van de schade aan de auto meer bedraagt dan 72% van het schadebedrag.[3] Het enkel verwijzen naar de leeftijd, de kilometerstand en de exclusiviteit van de auto is daarvoor onvoldoende. De auto kan, mede gezien de historische nieuwprijs, weliswaar als tamelijk exclusief worden beschouwd, maar ten tijde van de aangifte was deze reeds twee jaar oud en stond er 10.487 kilometer op de teller. Gelet hierop heeft eiseres met de enkele stelling dat 100% van de schadecalculatie in aanmerking moet worden genomen niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een auto die praktisch als een nieuw heeft te gelden en waarvan kan worden verondersteld dat die hersteld zal worden naar nieuwstaat. De door eiseres op 1 december 2022 overgelegde stukken leiden niet tot een ander oordeel. Het enkele feit dat het voor kan komen dat er 100% van de schade in aanmerking wordt genomen, betekent niet dat het in alle gevallen moet gebeuren. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat ter zake van de auto meer Bpm wordt geheven dan van vergelijkbare binnenlandse voertuigen.
6. Ook de bewijslast met betrekking tot de door haar gestelde in aanmerking te nemen waardevermindering wegens het schadeverleden van de auto rust op eiseres.
Dat de auto schade heeft gehad, is niet in geschil maar daaruit volgt niet dat de ex-schade van dien aard is dat hieraan –ook na schadeherstel– een blijvende waardevermindering moet worden verbonden. In het onderhavige geval is niet aannemelijk gemaakt dat de aard van de schade na de uitgevoerde herstelwerkzaamheden een extra afwaardering rechtvaardigt. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de foto’s die bij het taxatierapport zijn gevoegd, reeds omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat die foto’s betrekking hebben op de onderhavige auto. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat schade wordt geclaimd op onderdelen die bij deze auto niet voorkomen. De door eiseres overgelegde NIVRE-richtlijn maakt dit niet anders, nu onduidelijk is op welke onderliggende gegevens de zeer ruwe forfaits zijn gebaseerd en hoe deze lijsten zich verhouden tot bijvoorbeeld het toegepaste schadepercentage. De rechtbank weegt verder mee dat zowel de taxateur van eiseres als de taxateur van DRZ geen extra aftrek in aanmerking heeft genomen vanwege het feit dat het een ex-schade auto is.
Kostenvergoeding bezwaarfase
7. De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.[4]
8. Nu eiseres een CO2-uitstoot van 279gr/km (NEDC-methode) in haar aangifte heeft vermeld en bij RDW dezelfde CO2-uitstoot van de auto was geregistreerd, had verweerder geen aanleiding om een nader onderzoek te doen of die CO2-uitstoot juist was. Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat als verweerder wel in het kentekenregister zou hebben gekeken daaruit een andere CO2-uitstoot zou zijn gebleken. Gelet hierop is er geen sprake van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Het arrest van de Hoge Raad van 16 september 2016 [5], leidt niet tot een ander oordeel, nu in dat geval verweerder was voorbijgegaan aan de door de belanghebbende in zijn aangifte opgenomen juiste gegevens over de CO2-uitstoot.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
(…)
[2] ECLI:NL:HR:2020:63, r.o. 2.3.3. en ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.2.
[3] ECLI:NL:HR:2019:1084, overweging 3.2.
[4] Artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
[5] ECLI:NL:HR:2016:2078.”