Gerechtshof Den Haag, 08-05-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:788, BK-21/218
Gerechtshof Den Haag, 08-05-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:788, BK-21/218
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 mei 2024
- Datum publicatie
- 17 juni 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2021:2407, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- BK-21/218
- Relevante informatie
- Art. 16 AWR, Art. 7:15 Awb, Art. 8:75 Awb
Inhoudsindicatie
Artikel 16, lid 3, AWR; vernietiging navorderingsaanslag in hoger beroep in verband met overschrijding van de wettelijke navorderingstermijn. Artikelen 7:15 en 8:75 Awb; belanghebbende heeft geen recht op een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire proceskostenvergoeding.
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/218
in het geding tussen:
(gemachtigde: R.B.H. Beune)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 4 maart 2021, nummer SGR 20/95.
Procesverloop
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 234.171 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.879 (de navorderingsaanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur € 18.790 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij is het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 234.148 en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen gehandhaafd. Tevens is de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 134.
De Inspecteur heeft op 6 augustus 2021 een nader stuk, aangeduid als verweerschrift, ingediend.
Belanghebbende heeft op 6 april 2024 en 8 april 2024 nadere stukken ingediend.
De Inspecteur heeft op 10 april 2024 een nader stuk ingediend.
Belanghebbende heeft op 12 april 2024 en 16 april 2024 nadere stukken ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 17 april 2024. Belanghebbende is, met bericht van verhindering en zonder verzoek om uitstel van de zitting, niet verschenen. De Inspecteur is ter zitting verschenen en heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
De navorderingsaanslag is met dagtekening 8 december 2018 opgelegd.
In zijn nader stuk van 10 april 2024 heeft de Inspecteur uiteengezet dat hij tot de conclusie is gekomen dat de navorderingsaanslag buiten de termijn van artikel 16, lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is opgelegd en dat de navorderingsaanslag om die reden moet worden vernietigd.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase niet om een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:15, lid 2 en lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht.
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op een hogere vergoeding dan de forfaitaire proceskostenvergoeding op grond van artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag. Verder verzoekt hij primair om een bovenforfaitaire vergoeding in redelijkheid vast te stellen, waarbij de werkelijk gemaakte proceskosten € 29.360 bedragen. Belanghebbende verzoekt subsidiair om een proceskostenvergoeding van € 4.748 voor de kosten van rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslag en tot toekenning van een proceskostenvergoeding van € 3.500 voor de kosten van rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.