Gerechtshof Den Haag, 18-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:263, BK-24/164 en BK-24/165
Gerechtshof Den Haag, 18-02-2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:263, BK-24/164 en BK-24/165
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 18 februari 2025
- Datum publicatie
- 27 maart 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2024:1012, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK-24/164 en BK-24/165
- Relevante informatie
- Art. 15ae Wet Vpb 1969, Art. 15ah Wet Vpb 1969, Art. 67e AWR
Inhoudsindicatie
Aanslagen Vpb 2014 en 2016. Afschrijving goodwill. Vertrouwens-, zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel. Totaalwinstbeginsel en foutenleer. Verrekening voorvoegingsverliezen; art. 15ae, lid 1, Wet Vpb. Afschrijvingscorrectie goodwill; art. 15ah, lid 2, letters a en b, Wet Vpb. Evenredigheidsbeginsel; art. 5, lid 4, BFE (oud).
Uitspraak
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/164 en BK-24/165
in het geding tussen:
(gemachtigde: M.E.H. Opgenoort)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 18 januari 2024, nummers SGR 21/7134 en SGR 21/7794.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 231.219. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is het verlies van dit jaar vastgesteld op nihil, is een verlies van € 10.539 verrekend en is een bedrag van € 12.222 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2016 een aanslag Vpb opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 396.757. Bij gelijktijdig gegeven is het verlies van dit jaar vastgesteld op nihil, is een verlies van € 22.947 verrekend en is een bedrag van € 20.811 aan belastingrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de onder 1.1.1. en 1.1.2 vermelde aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroepen bij de Rechtbank ingesteld. Er zijn geen griffierechten geheven. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 559. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend, ingekomen op 14 juni 2024. De Inspecteur heeft een nader stuk ingediend, ingekomen op 12 november 2024.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 november 2024. Partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende heeft in december 2012 van [A B.V.] alle aandelen gekocht van [B B.V.] , [C B.V.] , [D B.V.] en [E B.V.] (tezamen: de verkregen vennootschappen). De koopprijs bedroeg € 1 per vennootschap.
De heer [F] is bestuurder van zowel [A B.V.] als belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 31 december 2012 [G B.V.] opgericht.
Per 1 januari 2013 is een fiscale eenheid voor de Vpb tot stand gekomen met belanghebbende als moedermaatschappij en de verkregen vennootschappen, [H B.V.] en [G B.V.] als dochtermaatschappijen (de dochtermaatschappijen).
In de oorspronkelijke jaarrekeningen 2013 tot en met 2017 van de dochtermaatschappijen zijn op de balansen van elk van de dochtermaatschappijen activa en passiva vermeld. De resultatenrekeningen van de verkregen vennootschappen vermelden een eigen resultaat, bij een aanzienlijke omzet.
In de oorspronkelijke jaarrekeningen 2013 tot en met 2017 van belanghebbende zijn op de balansen de deelnemingen in de dochtermaatschappijen vermeld. Ook is jaarlijks het aandeel in de resultaten van de dochtermaatschappijen opgenomen in de resultatenrekening van belanghebbende. Dit is ook als zodanig verwerkt in de aangiften Vpb voor de jaren 2013 tot en met 2017.
De grootboekrekeningen 2012 van [A B.V.] tonen boekingen ten
aanzien van de activa en passiva van [B B.V.] , [C B.V.]
en [E B.V.] en ten aanzien van de
deelnemingen in die vennootschappen. In de op 5 juni 2014 ingediende aangifte Vpb 2012 van [A B.V.] staan alle activa en passiva op de vennootschappelijke balansen van de verkregen vennootschappen. In de later ingediende herziene aangiften Vpb 2012 van [A B.V.] (de eerste herziene aangifte ingediend op 20 mei 2015 en de tweede herziene aangifte ingediend op 5 augustus 2015) is dit aangepast en staan op de balansen van de zelfstandige jaarrekeningen van de verkregen vennootschappen geen activa en passiva meer, behoudens het eigen vermogen en een even grote vordering op participanten van € 18.000 bij [B B.V.] en [C B.V.] en van € 4.129 bij [E B.V.] .
De bestuurders van [C B.V.] , [E B.V.] en [B B.V.] hebben op 19 juni 2018 schriftelijk verklaard dat de activa en passiva van deze vennootschappen per 1 januari 2013 aan belanghebbende zijn overgedragen en dat belanghebbende deze activa en passiva vervolgens binnen fiscale eenheid in deze vennootschappen heeft ingebracht. De bestuurder van [D B.V.] heeft op 2 oktober 2019 schriftelijk verklaard dat alle activiteiten van deze vennootschap per 1 juli 2012 aan belanghebbende zijn overgedragen.
Een door de belastingadviseur van belanghebbende opgestelde notitie met “afgestemde uitgangspunten” van 17 september 2019 vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
“Uitgangspunten, vóór 1 januari 2013
- -
-
I BV [ [A B.V.] ; Hof] (waarvan een derde, natuurlijk persoon aandeelhouder is) had 3 deelnemingen, zijnde (1) [E B.V.] , (2) [B B.V.] en (3) [C B.V.] . Daarnaast had I BV nog 1 deelneming, zijnde (4) [D B.V.] . Deelneming (5) [H B.V.] werd gehouden door J BV (niet gelieerd aan I BV);
- -
-
De 3 deelnemingen ( [E B.V.] , [B B.V.] en [C B.V.] ) hebben eind 2012 hun ondernemingen verkocht en overgedragen aan I BV tegen de boekwaarde, dat gelijk kan worden gesteld aan de waarde in het economisch verkeer daarvan;
- -
-
Deelneming [D B.V.] heeft al in een eerder stadium haar onderneming verkocht en overgedragen aan I BV tegen boekwaarde, dat gelijk kan worden gesteld aan de waarde in het economisch verkeer daarvan; medio 2012 is door I BV deze onderneming verkocht en overgedragen aan [belanghebbende] , eveneens tegen boekwaarde/waarde in het economisch verkeer; de ondememingswinst van [D B.V.] is in 2012 dan ook verantwoord in [belanghebbende] ;
- -
-
Op 31 december 2012 is door [belanghebbende] voor de nog te verwerven parkeerschadeherstelwerkzaamheden deelneming (6) [G B.V.] opgericht, doch dan is [G B.V.] nog een ‘lege’ BV;
- -
-
[belanghebbende] verkrijgt december 2012 bovengenoemde 5 deelnemingen ( [E B.V.] , [B B.V.] , [C B.V.] , [D B.V.] en [H B.V.] , zijnde 5 BV’s zonder onderneming) van I BV tegen de waarde in het economisch verkeer daarvan, zijnde € 1.