Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 05-04-2006, AW4651, BK-04/02575

Gerechtshof 's-Gravenhage, 05-04-2006, AW4651, BK-04/02575

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
5 april 2006
Datum publicatie
15 mei 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AW4651
Formele relaties
Zaaknummer
BK-04/02575
Relevante informatie
Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 24 lid 4, Successiewet 1956 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67

Inhoudsindicatie

In geschil is of op grond van het gelijkheidsbeginsel het recht van schenking over door belanghebbende verkregen schenkingen dient te worden kwijtgescholden. Voor vergelijkbare gevallen geldt een begunstigend beleid dat ten onrechte niet op belanghebbende wordt toegepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF te ´S-GRAVENHAGE

Derde meervoudige belastingkamer

Datum uitspraak: 5 april 2006

Rolnummer: BK 04/02575

UITSPRAAK

op het beroep van de stichting X, gevestigd te Z, tegen de uitspraken van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/P, op de bezwaarschriften van belanghebbende tegen de hierna vermelde aanslagen.

Het geding in bezwaar

1. Belanghebbende heeft over het jaar 2001 aangifte in het recht van schenking gedaan wegens verkrijgingen van in totaal ? 176.903. De Inspecteur heeft hierna een aanslag opgelegd, gedateerd 27 februari 2004, en daarbij het verschuldigde recht op ? 19.459 vastgesteld.

2. Belanghebbende heeft over het jaar 2002 aangifte in het recht van schenking gedaan wegens verkrijgingen van in totaal ? 1.648.406. De Inspecteur heeft hierna een aanslag opgelegd, gedateerd 22 maart 2004, en daarbij het verschuldigde recht op ? 181.324 vastgesteld.

3. De tegen deze aanslagen door belanghebbende gemaakte bezwaren zijn bij uitspraken van 9 juli 2004 afgewezen.

Het geding in beroep

4. Belanghebbende is van voormelde uitspraken in beroep gekomen bij het hof. In verband daarmee is een griffierecht van ? 273 geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft ter zitting van het gerechtshof van 8 maart 2006 plaatsgevonden. Beide partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Geschil

6. In geschil is of op grond van het gelijkheidsbeginsel het recht van schenking over de betrokken verkrijgingen dient te worden kwijtgescholden.

Vaststaande feiten

7. In beroep kan van de volgende feiten en omstandigheden worden uitgegaan:

a. Belanghebbende is op 30 augustus 2001 opgericht en heeft als statutair doel, kort weergegeven, het verstrekken van financiële bijdragen aan niet-winst beogende instellingen en het nemen van maatregelen, tot bescherming van de natuur. De feitelijke werkzaamheden van belanghebbende zijn in overeenstemming met dit doel. De gehele opbrengst van de door haar ontvangen schenkingen wordt voor dit doel aangewend.

b. Belanghebbende is op 28 september 2001 gerangschikt als een algemeen nut beogende instelling (instelling) in de zin van artikel 24, vierde lid van de Successiewet 1956 (de Wet).

c. In december 2001 heeft belanghebbende twee schenkingen verkregen van in totaal 5 april 2006 ? 176.903. Een schenking is gedaan door de oprichter van belanghebbende en een door een door hem beheerste vennootschap.

d. In december 2002 heeft belanghebbende vier schenkingen verkregen van in totaal ? 1.648.406. Een schenking is gedaan door de oprichter van belanghebbende en drie zijn afkomstig van derden, waaronder Q B.V.

e. Het Prins Bernhard Cultuurfonds (PBF) en het Nederlandse Rode Kruis (NRK) zijn eveneens algemeen nut beogende instellingen (instellingen) en als zodanig reeds vele jaren werkzaam. Jaarlijks ontvangen deze twee instellingen een groot aantal schenkingen van zeer verschillende bedragen van vele verschillende personen.

f. Het PBF richt zich met zijn statutaire doel en werkzaamheden, kort weergegeven, op kunst, cultuur en natuurbehoud, het NRK op hulp aan mensen in nood.

g. Het PBF en het NRK zijn geen schenkingsrecht over de door hen ontvangen bedragen verschuldigd in die zin dat het recht van schenking hun op de voet van (thans) artikel 67, eerste lid, onderdelen 3 en 4 van de Wet wordt kwijtgescholden. Tevens is bepaald dat deze instellingen geen aangifte van de door hen ontvangen schenkingen behoeven te doen.

Standpunt belanghebbende

8. Belanghebbende heeft in beroep, kort weergegeven, de volgende standpunten ingenomen:

Belanghebbende bevindt zich in wezen en op relevante punten in een gelijke of vergelijkbare situatie als het PBF en het NRK. Ook belanghebbende is als instelling gerangschikt en is in dat kader uitsluitend werkzaam ten behoeve van het algemeen nut. Hieruit volgt dat ook door haar, op grond van het gelijkheidsbeginsel, kwijtschelding van het recht over de door haar verkregen schenkingen dient te worden verleend. Voor een verschil in behandeling bestaat geen objectieve en redelijke rechtvaardiging.

Standpunt Inspecteur

9. De Inspecteur heeft hiertegen, eveneens kort weergegeven, de volgende standpunten ingenomen:

Belanghebbende enerzijds en het PBF en het NRK anderzijds verschillen op wezenlijke punten van elkaar. De doelstelling van belanghebbende verschilt van die van de beide andere instellingen. Het PBF en het NRK hebben in de loop der tijd bewezen dat de belastingdienst erop kan vertrouwen dat hun werkzaamheden overeenkomstig hun doelstellingen worden uitgevoerd. Bovendien bieden het PBF en het NRK een grote mate van transparantie en leggen zij openbaar verantwoording af over het grote aantal schenkingen dat zij jaarlijks ontvangen. Belanghebbende daarentegen is door een natuurlijk persoon opgericht. De oprichter en enkele door hem beheerste vennootschappen vormen de enige schenkers. Het kwijtscheldingsbeleid dat voor het PBF en het NRK geldt, kan daarom niet voor belanghebbende gelden. Voor deze ongelijke behandeling bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging.

Beoordeling van het beroep

10. De hiervoor onder 8 weergegeven standpunten van belanghebbende zijn juist. Het hiertegen door de Inspecteur gevoerde verweer wordt verworpen. Het hof neemt bij dit oordeel, uitgaande van de vaststaande feiten, het volgende in aanmerking.

11. Terecht heeft belanghebbende erop gewezen dat het kwijtscheldingsbeleid dat ten aanzien van het PBF en het NRK wordt gehanteerd, een afdoende wettelijke grondslag ontbeert. Het PBF richt zijn werkzaamheden immers tevens op natuurbehoud, naast kunst en cultuur, terwijl het NRK, naast de schenkingen naar aanleiding van een incidentele ramp of gebeurtenis, jaarlijks een groot aantal schenkingen van trouwe leden of sympathisanten ontvangt, los van een bepaald tijdstip of een bepaalde gebeurtenis. Voor de kwijtschelding van deze schenkingen aan het PBF en het NRK biedt artikel 67, eerste lid, onderdelen 3 en 4 van de Wet, anders dan de Inspecteur heeft gesteld, geen afdoende grondslag.

12. Verder is voor de beoordeling van het geschil van belang dat de aard van de werkzaamheden binnen de statutaire doelstelling en in het kader van het algemeen nut, niet relevant is voor de vraag of belanghebbende zich met het oog op het gelijkheidsbeginsel in een gelijke of vergelijkbare situatie als het PBF en het NRK bevindt. Relevant is dat zowel belanghebbende als het PBF en het NRK als instellingen zijn gerangschikt en dat hun werkzaamheden binnen hun respectieve statutaire doelen en ten behoeve van het algemeen nut, plaatsvinden.

13. Ook het standpunt of verweer van de Inspecteur dat het PBF en het NRK in de loop der tijd hebben bewezen dat de belastingdienst erop kan vertrouwen dat hun werkzaamheden overeenkomstig hun doelstellingen worden uitgevoerd en dat het PBF en het NRK een grote mate van transparantie bieden en openbaar verantwoording afleggen over het grote aantal schenkingen dat zij jaarlijks ontvangen, is niet van beslissende betekenis voor de vraag of belanghebbende aanspraak op een gelijke behandeling kan maken. Deze omstandigheden kunnen aanleiding zijn om het PBF en het NRK tevens te ontslaan van de verplichting om aangifte van de door hen ontvangen schenkingen te doen en om van belanghebbende wel een aangifte te verlangen van de door haar ontvangen schenkingen en daarover verantwoording af te leggen. Belanghebbende heeft terecht ook geen aanspraak op het vervallen van haar aangifte- en verantwoordingsplicht gemaakt.

Slotsom

14. Uit de voorgaande overwegingen vloeit voort dat voor het PBF en het NRK een begunstigend beleid geldt dat ten onrechte niet op belanghebbende wordt toegepast, zodat belanghebbende terecht aanspraak op kwijtschelding van het door haar verschuldigde recht van schenking over de betrokken verkrijgingen kan maken. De bestreden uitspraken en aanslagen dienen daarom te worden vernietigd.

Proceskosten

15. Nu het beroep gegrond is, ziet het hof aanleiding om de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende te veroordelen. Het hof stelt deze kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht, op ? 322 in bezwaar vast en op ? 644 in beroep, wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het hof ziet geen aanleiding voor een integrale vergoeding van de proceskosten, zoals belanghebbende nog heeft verzocht doch niet heeft toegelicht. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Beslissing

Het gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraken en aanslagen;

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar en beroep, vastgesteld op ? 322 in bezwaar en op ? 644 in beroep, onder aanwijzing van de Staat als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden, en

- gelast de Staat het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 273 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld op 5 april 2006 door mrs. Vierhout, Schuurman en Van Knobelsdorff. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van den Bogerd.

(Van den Bogerd)

(Vierhout)

Aangetekend aan

Partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

nummer BK-04/02575 blz. 6/5