Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-03-2013, BZ4340, 12/00359
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-03-2013, BZ4340, 12/00359
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 maart 2013
- Datum publicatie
- 15 maart 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ4340
- Zaaknummer
- 12/00359
Inhoudsindicatie
Art. 11 AWR. Tijdige bekendmaking van aanslag binnen de driejaarstermijn is niet aannemelijk gemaakt. Aanslag vernietigd. (Vergelijk: Hof ’s-Hertogenbosch 19 maart 2010, 09/00025, LJN BP7287 en Hof ’s-Hertogenbosch 27 mei 2011, 10/00467, LJN BR2546).
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00359
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de heer X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Middelburg (hierna: de Rechtbank) van
24 mei 2012, nummer AWB 11/5793 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,
hierna: de Heffingsambtenaar,
betreffende de uitspraak van de Heffingsambtenaar op het bezwaarschrift van belanghebbende inzake de aan belanghebbende opgelegde aanslag forensenbelasting voor het jaar 2007.
Onderzoek ter zitting
De zitting heeft plaatsgehad op 15 februari 2013 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar,.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 1 maart 2013, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar,
- vernietigt de aanslag,
- gelast dat de gemeente Schouwen-Duiveland aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 156 vergoedt,
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 268,75, en
- wijst de gemeente Schouwen-Duiveland aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.
Gronden
Ten aanzien van het geschil
1. In geschil zijn de volgende vragen:
I. Is de aanslag binnen de termijn van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) opgelegd?
II. Zo vraag I bevestigend moet worden beantwoord, is de aanslag terecht opgelegd?
2. De aanslag is gedagtekend vrijdag 31 december 2010 en is door belanghebbende ontvangen op woensdag 5 januari 2011.
3. De aanslag was onderdeel van een klein kohier en de Heffingsambtenaar heeft daarom de aanslag, in plaats dat deze via een printbureau is verzonden, zelf in huis afgehandeld. Uit de computerbestanden heeft de Heffingsambtenaar weten te achterhalen dat de aanslag op 27 december 2010 om 16.06 uur is geprint als onderdeel van een twintigtal aanslagen forensenbelasting.
4. De Heffingsambtenaar heeft gesteld dat het gebruikelijk is dat zelf geprinte aanslagen na het printen onmiddellijk in een envelop worden gestopt en vervolgens naar de gemeentelijke postkamer worden gebracht. Omdat de post op dat tijdstip (later dan 16.06 uur) niet meer met de overige post meekon, is deze blijven liggen tot 28 december 2010 om op die dag door TNT bij de gemeente te worden opgehaald. De Heffingsambtenaar meent met het vorenstaande aannemelijk te hebben gemaakt dat de aanslag tijdig ter post is bezorgd, in ieder geval vóór Nieuwjaar 2011.
5. Belanghebbende heeft betwist dat de aanslag op 28 december 2010, dan wel uiterlijk vrijdag 31 december 2010 ter post is bezorgd.
6. Alle feiten en omstandigheden rond de verzending en ontvangst van de aanslag beziende, acht het Hof de Heffingsambtenaar op geen enkele wijze erin geslaagd feiten en omstandigheden aannemelijk te maken waaruit volgt dat de aanslag, nadat deze in de postkamer is gedeponeerd, nog in 2010 is verzonden. (Vergelijk: Hof 's-Hertogenbosch 19 maart 2010, 09/00025, LJN BP7287 en Hof 's-Hertogenbosch 27 mei 2011, 10/00467, LJN BR2546.)
7. Het Hof is derhalve van oordeel dat de Heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag binnen de in artikel 11, derde lid, van de AWR genoemde termijn is opgelegd.
8. Met betrekking tot de onder I vermelde vraag is het gelijk derhalve aan de zijde van belanghebbende. De onder II vermelde vraag behoeft geen beantwoording meer. Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Heffingsambtenaar en de aanslag moeten worden vernietigd.
Ten aanzien van het griffierecht
9. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de gemeente Schouwen-Duiveland aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 41 respectievelijk € 115 te vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
10. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van een tegemoetkoming in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en/of het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
11. Belanghebbende heeft deze tegemoetkoming ter zitting van het Hof uitdrukkelijk beperkt tot vergoeding van 0,5 punt voor alle in de loop van de procedure door mevrouw mr. A, advocaat bij B, verrichte proceshandelingen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) en daarnaast tot vergoeding van zijn reiskosten op basis van het openbaar vervoer voor het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank op 10 mei 2012 en het bijwonen van de zitting bij het Hof op 15 februari 2013. De Heffingsambtenaar heeft verklaard bij gegrondverklaring van het hoger beroep met deze tegemoetkoming akkoord te gaan .
12. Het Hof stelt de tegemoetkoming voor de door mevrouw A verleende rechtsbijstand, mede gelet op het bepaalde in het Bpb, op in totaal 0,5 punt x € 472 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) x 1 (factor samenhangende zaken) is € 236. Het Hof vermeerderd dit bedrag met een bedrag aan reiskosten van belanghebbende zelf voor het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank en bij het Hof van respectievelijk € 25 en € 8,75, is in totaal € 269,75.
Slot
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P. Fortuin, voorzitter, P.A.G.M. Cools en E.P.G. Pötgens, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2013.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 1 maart 2013
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.