Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, 14-00527 en 14-00528
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-06-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, 14-00527 en 14-00528
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 juni 2015
- Datum publicatie
- 16 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2015:2209
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:5, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 14-00527 en 14-00528
Inhoudsindicatie
Beslissing na verwijzing HR 25 april 2014, nr. 13/00959, ECLI:NL:HR:2014:979. In het arrest heeft de Hoge Raad in het dictum niet alleen de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, maar ook de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof vraagt zich af of het wel bevoegd is, omdat de uitspraak van de Rechtbank door de vernietiging door de Hoge Raad niet meer bestaat en het Hof (alleen) bevoegd is in hoger beroep te oordelen over een uitspraak van de Rechtbank. Het Hof neemt aan dat de vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank berust op een kennelijke verschrijving door de Hoge Raad en acht zich bevoegd om het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank te beoordelen. De Inspecteur krijgt ongelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 14/00527 en 14/00528
Uitspraak op de hoger beroepen van
Gemeente Aalten, gevestigd te Aalten,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 8 maart 2011, nummers 09/5002 en 09/5003, ECLI:NL:RBARN:2011:BP7272, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost,
hierna: de Inspecteur,
met betrekking tot na te noemen naheffingsaanslagen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 31 december 2008 zijn aan belanghebbende opgelegd, onder aanslagnummer [aanslagnummer 1], over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag 2004) tot een bedrag van € 151.022, waarbij bij beschikking een bedrag van € 28.905 aan heffingsrente in rekening is gebracht en, onder aanslagnummer [aanslagnummer 2], over de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag 2005-2007) tot een bedrag van € 2.100.211, waarbij bij beschikking een bedrag van € 265.230 aan heffingsrente in rekening is gebracht. Na daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur, bij in één geschrift vervatte uitspraken van 3 november 2009, beide naheffingsaanslagen alsmede de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank, welke beroepen de Rechtbank heeft geregistreerd, betreffende de naheffingsaanslag 2004, onder het nummer 09/5003 en betreffende de naheffingsaanslag 2005-2007, onder het nummer 09/5002. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 297. Bij zijn vorenvermelde uitspraken heeft de Rechtbank het beroep met nummer 09/5003 ongegrond verklaard, het beroep met nummer 09/5002 gegrond verklaard, de betreffende uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag 2005-2007 verminderd tot een bedrag van € 1.895.095, bepaald dat de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig wordt verminderd en vergoeding van het betaalde griffierecht en van de proceskosten gelast.
Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep en de Inspecteur incidenteel hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem, dat het hoger beroep heeft geregistreerd onder de nummers 11/00301 en 11/00302. Ter zake van het hoger beroep heeft de griffier van het Gerechtshof te Arnhem van belanghebbende eenmaal een griffierecht geheven van € 447. Bij zijn uitspraak van 15 januari 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0263 (hierna: de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden), heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de uitspraak van de Rechtbank in zoverre deze betrekking heeft op de naheffingsaanslag 2005-2007 vernietigd, alsmede de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag 2005-2007, de naheffingsaanslag 2005-2007 verminderd tot een bedrag van € 1.640.917 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de uitspraak van de Rechtbank voor het overige bevestigd, en vergoeding van griffierecht en van proceskosten gelast.
Op de beroepen in cassatie van belanghebbende en van de Staatssecretaris van Financiën, alsmede diens incidentele beroep in cassatie, heeft de Hoge Raad bij arrest van 25 april 2014, nr. 13/00959, ECLI:NL:HR:2014:979, de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden en die van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskostenvergoeding, vernietigd. Voorts heeft de Hoge Raad bij dit arrest het geding verwezen naar het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest (hierna: het verwijzingsarrest).
De Inspecteur heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, bij brief van 6 augustus 2014 een conclusie naar aanleiding van het verwijzingsarrest (hierna: zijn conclusie) ingediend. Belanghebbende is vervolgens door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van de Inspecteur, hetgeen belanghebbende heeft gedaan bij conclusie van 28 augustus 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 december 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heren [A] en [B], als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [C] en de heer [D].
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van het onderzoek ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Voor de feiten verwijst het Hof naar hetgeen is vermeld in het verwijzingsarrest in onderdeel 3 ‘Uitgangspunten in cassatie’ en naar hetgeen is vermeld onder 2.1 tot en met 2.11 in de uitspraak van Hof Arnhem, welke overwegingen het Hof overneemt en die als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. De in die overwegingen vermelde feiten neemt het Hof als vaststaand over.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft na verwijzing uitsluitend het antwoord op de vraag of de privaatrechtelijk vormgegeven overdracht ten behoeve van het in gebruik geven van de nieuwbouwscholen, het zogenaamde tussenschuiven van de Stichting [E] (hierna: de Stichting), misbruik van recht oplevert, zodat belanghebbende geen recht op aftrek heeft van de aan haar ter zake van de nieuwbouwscholen in rekening gebrachte omzetbelasting?
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan tijdens het onderzoek ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, alsmede van de naheffingsaanslagen en vergoeding van de proceskosten. De Inspecteur concludeert, naar het Hof begrijpt, tot handhaving van de naheffingsaanslag 2004 en tot vermindering van de naheffingsaanslag 2005-2007 tot een bedrag van € 1.640.917.