Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4640, 13/01036

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-11-2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4640, 13/01036

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 november 2015
Datum publicatie
10 december 2015
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2015:4640
Formele relaties
Zaaknummer
13/01036

Inhoudsindicatie

Accijns. Overlegging stukken aan FIOD is geen overlegging aan de Inspecteur. Belanghebbende overlegt op 28 juli 2009 in het kader van een strafrechtelijk onderzoek stukken aan de FIOD. In het kader van het bezwaar tegen de naheffingsaanslag accijns vordert de Inspecteur bij brief van 18 november 2010 stukken en informatie. Uiteindelijk brengt belanghebbende de op 28 juli 2009 aan de FIOD overgelegde stukken tijdens het hoger beroep in als tien-dagen stuk voor het onderzoek ter zitting. Hof oordeelt, dat belanghebbende de stukken aan de Inspecteur had moeten overleggen naar aanleiding van zijn brief van 18 november 2010, omdat de overlegging op 28 juli 2009 aan de FIOD niet impliceert dat daarmee de Inspecteur over die stukken beschikte. Op grond hiervan geeft het Hof tijdens het onderzoek ter zitting als voorlopig oordeel, dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Uiteindelijk komt het in de uitspraak niet tot omkering en verzwaring van de bewijslast, omdat de Hoge Raad na het onderzoek ter zitting een arrest heeft gewezen waaruit volgt dat de Inspecteur een informatiebeschikking had moeten geven. Belanghebbende levert niet het bewijs dat geen onregelmatigheid is begaan en evenmin dat de onregelmatigheid buiten Nederland is begaan. De Inspecteur krijgt gelijk.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/01036

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 3 september 2013, nummer AWB 11/4683, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de na te noemen naheffingsaanslag in de accijns.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 2 juli 2010 onder nummer [aanslagnummer] een naheffingsaanslag accijns overige alcoholhoudende producten opgelegd naar bedrag van € 261.351,58, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur van 1 september 2011 is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 478. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 april 2015 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, de heer [A] , als haar gemachtigde, tot zijn bijstand vergezeld van de heer [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en mevrouw [D] .

1.6.

De Inspecteur en belanghebbende hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende beschikt over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats in de zin van artikel 39 van de Wet op de accijns (hierna: WA). Belanghebbende hield in de accijnsgoederenplaats in [vestigingsplaats] diverse soorten sterke drank in opslag voor het [E] (hierna: [E] ). In de periode april 2008 tot en met mei 2008 zijn in opdracht van [E] een viertal zendingen sterke drank bij belanghebbende opgehaald ter verzending, onder schorsing van accijns, naar Portugal.

2.2.

Het betreft de volgende zendingen:

Datum van verzending

Ref. nr. AGD

Omschrijving

Liters á 100%

23 april 2008

[nummer 1]

924 trays x 12 bottles Glens Vodka

4158

25 april 2008

[nummer 2]

924 trays x 12 bottles Glens Vodka

4158

13 mei 2008

[nummer 3]

924 trays x 12 bottles Glens Vodka

4158

27 mei 2008

[nummer 4]

Diverse soorten sterke drank

4903,10

In alle gevallen was de geadresseerde:

‘ [F]

[G]

[H] ’

2.3.

Met betrekking tot de genoemde zendingen heeft belanghebbende de derde exemplaren van de administratieve geleidedocumenten (hierna: AGD’s) terugontvangen. Deze AGD’s zijn alle afgetekend voor ontvangst en zijn voorzien van een stempel met de naam- en adresgegevens van de geadresseerde, een naam en een handtekening. Deze derde exemplaren waren niet geviseerd door de Portugese douaneautoriteiten. Belanghebbende heeft voornoemde partijen sterke drank vanuit haar accijnsgoederenplaats telkens overgedragen aan chauffeurs van de door [E] ingeschakelde Duitse vervoerder ‘PGG Transport GmbH’ die de goederen kwamen afhalen.

2.4.

In de maanden juli en augustus 2008 heeft de Belastingdienst/Douane Zuid een administratief onderzoek verricht bij belanghebbende. Ten tijde van dat onderzoek had belanghebbende de derde exemplaren van enkel de eerste drie genoemde zendingen terugontvangen. Naar aanleiding van deze controle heeft op 2 september 2008 het Douane Informatie Centrum (hierna: het DIC) een verzoek om wederzijdse bijstand naar de Portugese douaneautoriteiten gezonden. In dit verzoek heeft het DIC achtereenvolgens, kort gezegd, aan de Portugese douaneautoriteiten gevraagd of de zendingen de Portugese geadresseerde hebben bereikt, de zendingen in de administratie van de geadresseerde zijn verantwoord en of de stempels op de AGD’s authentiek zijn. Op 28 oktober 2008 ontving het DIC, voor zover van belang, het volgende antwoord van de Portugese autoriteiten:

‘1- According to the Portuguese trader “Sociedade Comercial Vínicola [K] e Filhos Lda”:

A) He never had any contact with the Dutch trader (“ [belanghebbende] B V”) neither with the Suisse trader (“ [E] Diffusion SARL”) referred in the attached documents (4 AAD).

B) He didn’t receive the goods referred on the 4 DAA (08/029, 08/031, 08/034, 08/037).

C) The stamps and signatures on the 3 AAD don’t belong to the Portuguese trader, which means they are false.

2- Referring to 2008, the Dutch trader isn’t reported in the suppliers list of Portuguese trader.

3- The 4 AAD doesn’t have any stamp from the Portuguese Customs Authorities.

Finally, we would like to inform you about a similar situation, detected by the Administrative Mutual Assistance between Portugal and France:

- Several AAD, referring to consignments of spirits in 2008 (“Glens Vodka” in most cases) from the “ [ELF] Distribution” (FR) to the Portuguese Trader, however the goods were never received.

- Comparing the stamps used on AAD 08/029, 08/031 and 08/034 with those used in the AAD sent by the French Authorities, we conclude that they are identical.

If you have more information (results of your investigation) concerning this situation, please let us know.’

2.5.

Op verzoek van belanghebbende heeft het DIC op 15 december 2009 opnieuw vragen gesteld aan de Portugese douaneautoriteiten. Daarbij werden de volgende vragen gesteld:

‘- What kind of examiniation is carried out by Portugese authorities (eg audit)?

Is a report made by Portugese Customs containing the results of the examination and what is the date of this report.

- Are any kind of documents consulted in the administration of the Portugese trader?

- In case there was an examination at the trader; was there an authorized employee present?

- About the remarks of identical stamps and signatures on French ADD; did they infuence the findings of Portugese authorities?

- Does the Portugese company trade in identical or similar goods?

- Did this company receive these identical or similar goods short before the ADD’s were signed?

- Can Portugese authorities provide NL Customs with stamps and signatures that are normally used by the trader?’

2.6.

Het DIC ontving op 15 januari 2010 het volgende antwoord van de Portugese autoriteiten:

‘1- Concerning the trader “Soc. Comercial Vinicola [K] & Filhos”:

- VAT Number [nummer 5] .

- Authorized Warehousekeeper number [nummer 6] (statue since 1993).

- It has 1 Tax warehouse (located near Lisbon) and has authorization to hold, receive and dispatch beer, wine, intermediate products and spirits.

- In the last 3 years, it never stated reception of products cover by AAD from the Netherlands, only from FR (spirits/2007), GB (spirits /2007), DE (spirits), ES (wines) and IT (wines/spirits).

- Its activity (sales of alcoholic beverages, including spirits) was started in 1972.

2- After your mutual assistance request from September/2009, the competent customs officers went to Portuguese company facilities. In addition to company statements, several documentation was consulted, including the lists of its suppliers and customers. As we had already informed in our note 541, “referring to 2008, the Dutch trader isn’t reported in the suppliers list of Portuguese traders”.

3- Please find in attach the stamps and signature used on AAD by the Portuguese company. Note that those stamps had already been sent to the NL authorities in our note 1202, dated 16/11/2009 (your reference: 09/381/66230).

4- Finally we would like to alert to the following:

Through mutual administrative assistance, we know other similar cases, in which the Portuguese trader is referred as consignee of the goods (alcoholic beverages) in the AAD. Consignors are from ES, FR and NL (“ [L] ” and “ [M] ”) and its copies 3 have fake stamps with the Portuguese company name. In some cases, were also detected fake stamps of the Portuguese Customs.

Everything indicates that all these fraudulent consignments, which purpose is the illegal release for consumption in the UE, have the participation of the same people/group of people.’

Wettelijk kader

De voor het onderhavig geval relevante bepalingen in de Wet op de Accijns (tekst 2008) luiden, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 1 Wet op de accijns

‘1. Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van:

(...)

d. overige alcoholhoudende produkten;

(...)

2. De accijns wordt verschuldigd ter zake van de uitslag (...) van de in het eerste lid bedoelde goederen.’

Artikel 2 Wet op de accijns

‘1. In deze wet en in de daarop gebaseerde regelingen wordt verstaan onder uitslag het brengen van een accijnsgoed buiten een plaats die voor dat soort accijnsgoed als accijnsgoederenplaats is aangewezen.

(...)

3. Als uitslag wordt niet aangemerkt het, met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, brengen van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar:

(...)

b. een belastingentrepot;

(...)

5. De voorwaarden als bedoeld in het derde lid hebben betrekking op formaliteiten waaraan bij de overbrenging van accijnsgoederen moet worden voldaan.

(...)

7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.’

Artikel 51 Wet op de accijns

‘1. De accijns wordt geheven van de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats.

(...)’

Artikel 86a Wet op de accijns

‘(...)

3. Wanneer met betrekking tot accijnsgoederen die vanuit Nederland zijn verzonden tijdens het intracommunautaire vervoer onder schorsing van de accijns een onregelmatigheid of een overtreding in Nederland wordt begaan, worden deze goederen geacht te zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht.

4. Wanneer tijdens het in het derde lid bedoelde vervoer van accijnsgoederen blijkt dat deze goederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid of de overtreding is begaan, wordt deze geacht te zijn begaan in Nederland en worden deze goederen geacht te zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn overgebracht, tenzij binnen een termijn van vier maanden vanaf de datum van verzending van de goederen wordt aangetoond dat de handeling regelmatig was of dat de onregelmatigheid of de overtreding daadwerkelijk werd begaan in een andere lid-staat.

(...)

6. Indien in de gevallen bedoeld in het tweede of vierde lid binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum van opstelling van het geleidedocument wordt vastgesteld dat de onregelmatigheid of overtreding daadwerkelijk werd begaan in een andere lid-staat is de accijns in die lid-staat verschuldigd tegen het op de datum van verzending geldende tarief en wordt de aanvankelijk in Nederland geheven accijns teruggegeven zodra is aangetoond dat de accijns in de andere lid-staat is voldaan.(...)’

Artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit accijns

‘1. Het brengen, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, c of d, van de wet, van een accijnsgoed vanuit een accijnsgoederenplaats naar een belastingentrepot, naar een in een andere lid-staat gevestigd geregistreerd bedrijf of naar een in een andere lid-staat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf dient te kunnen worden aangetoond met een geleidedocument.

2. Het geleidedocument wordt opgemaakt door de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen worden overgebracht.

3. De in het eerste lid bedoelde geadresseerde draagt zorg voor de terugzending van het derde exemplaar van het geleidedocument, en wel uiterlijk binnen twee weken na de maand waarin de accijnsgoederen door de geadresseerde zijn ontvangen.

4. Het terugzendingsexemplaar, bedoeld in het derde lid, dient door de in het eerste lid bedoelde geadresseerde te zijn voorzien van de volgende vermeldingen:

a. het adres van het kantoor van de belastingautoriteiten waaronder de geadresseerde ressorteert;

b. datum en plaats van ontvangst van de accijnsgoederen;

c. vermelding van eventuele verschillen tussen de ontvangen accijnsgoederen en de gegevens met betrekking tot die accijnsgoederen op het geleidedocument. In geval van overeenstemming moet de vermelding "zending conform" worden aangebracht;

d. het registratienummer van het terugzendingsexemplaar dat kan worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lid-staat waar de geadresseerde bedoeld in het eerste lid is gevestigd en/of het visum van de bevoegde autoriteiten van die lid-staat indien het terugzendingsexemplaar volgens de wettelijke bepalingen van die lid-staat moet worden gecertificeerd of geviseerd;

e. de geautoriseerde handtekening van de geadresseerde.

5.Indien het terugzendingsexemplaar van het geleidedocument niet wordt terugontvangen voorzien van de in het vierde lid bedoelde vermeldingen, stelt de vergunninghouder van de accijnsgoederenplaats van waaruit de accijnsgoederen zijn verzonden de inspecteur daarvan in kennis uiterlijk binnen drie maanden na de datum van verzending van de accijnsgoederen. (…)’.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft in hoger beroep uitsluitend nog het antwoord op de volgende vragen:

I Is sprake van uitslag van de litigieuze dranken als bedoeld in artikel 2 van de WA?

II Indien vraag I bevestigend wordt beantwoord: dient de uitspraak op bezwaar te worden vernietigd op grond van een gebrekkige motivering en dient om die reden het bij de Rechtbank ingediende beroep gegrond te worden verklaard?

Belanghebbende is van mening dat vraag I ontkennend moet worden beantwoord en vraag II bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Uit de motivering van het hoger beroep d.d. 19 december 2013, p. 1, onder 1.2 volgt, dat in hoger beroep met betrekking tot vraag I slechts nog in geschil is of, zoals belanghebbende dat formuleert, het vervoer onder schorsing van accijns niet op reguliere wijze is beëindigd en, als zulks het geval is, of dit in Nederland of in Portugal heeft plaatsgevonden.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en primair tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar onder handhaving van de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing