Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-01-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:17, 15/00251 t/m 15/00279

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-01-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:17, 15/00251 t/m 15/00279

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 januari 2016
Datum publicatie
21 januari 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:17
Formele relaties
Zaaknummer
15/00251 t/m 15/00279

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt dat hij niet tijdig beroep heeft ingesteld, omdat hij de Inspecteur heeft verzocht in te stemmen met een afhandeling zonder beroep en de Inspecteur op die brief niet heeft gereageerd. Het Hof ziet hierin geen reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00251 t/m 15/00279

Schriftelijke uitspraak op het verzet van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van het Hof als bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van 3 april 2015 (hierna: de uitspraak) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 december 2014, nummers AWB 13/1812 tot en met 13/1838, 13/1565 en 13/1568, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 2008 en in de vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000, alsmede (kwijtscheldings)beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 november 2015 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de heer [A] , als gemachtigde van belanghebbende. Aan de Inspecteur is geen uitnodiging voor de zitting verzonden.

De gronden

1. Bij uitspraak van 3 april 2015 is belanghebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.

2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig en regelmatig in verzet gekomen.

3. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 en 6:8 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een (hoger) beroepschrift zes weken aanvangende met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

4. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:9, lid 1, van de Awb is een (hoger) beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (woensdag 4 februari 2015).

5. Het hoger beroepschrift, gedagtekend 3 februari 2015, is blijkens een daarop geplaatste stempel op 6 februari 2015 afgegeven bij de centrale infobalie in het Paleis van Justitie te

‘s-Hertogenbosch, terwijl niet is gebleken dat het hoger beroepschrift ter post is bezorgd.

Hieruit volgt dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend.

6. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend (hoger) beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

7. Belanghebbende stelt in het verzetschrift dat hij de Inspecteur bij brief van 30 januari 2015 heeft verzocht in te stemmen met een afhandeling zonder beroep, dat de Inspecteur op die brief niet heeft gereageerd en dat hij daardoor niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld.

8. De Inspecteur vermeldt in de reactie op het verzetschrift dat het juist is dat de bewuste brief aan zijn aandacht is ontsnapt waardoor hij er niet op heeft gereageerd, maar dat dit niet wegneemt dat het instellen van hoger beroep gebonden is aan een termijn en dat een met de Inspecteur lopende briefwisseling die termijn niet opschort.

9. Belanghebbende heeft geen andere gronden dan die vermeld onder 7 aangevoerd ter zake van de termijnoverschrijding. Ter zitting van het Hof heeft hij die gronden ook bevestigd. Anders dan belanghebbende ziet het Hof hierin geen reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Het afwachten van een reactie van de Inspecteur op een schriftelijk gedaan verzoek laat onverlet dat tevens het indienen van een hoger beroepschrift mogelijk is. Feiten of omstandigheden op grond waarvan (de gemachtigde van) belanghebbende in redelijkheid kon menen dat hij van die indiening zou moeten afzien, zijn in het onderhavige geval niet gebleken. Ook overigens is het Hof niet van een grond voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding gebleken. Derhalve is het Hof van oordeel dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.

10. Gelet op het hiervoor overwogene is belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

Ten aanzien van de proceskosten

11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

De beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan op 7 januari 2016 door V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, P.C. van der Vegt en W.A. Sijberden, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. een dagtekening;

  3. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

  4. e gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.