Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1070, 16/03493

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-03-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1070, 16/03493

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 maart 2017
Datum publicatie
12 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:1070
Formele relaties
Zaaknummer
16/03493

Inhoudsindicatie

Auto is op 29 april 2013 in Duitsland op kenteken gesteld. Op 3 januari 2014 wordt aangifte BPM gedaan ter zake van de registratie van de auto in Nederland. Kilometerstand is op dat moment 29 en de auto vertoont geen sporen van gebruik. Het Hof oordeelt onder verwijzing naar de arresten Hoge Raad van 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:78 en 79 dat op registratiedatum sprake is van een nieuwe auto. Niet tarief 2013, maar tarief 2014 is van toepassing.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03493

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 mei 2016, nummer BRE 15/4909, in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 12 februari 2015, onder aanslagnummer [aanslagnummer] , een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 420 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Voorts is bij beschikking belastingrente ten bedrage van € 1 in rekening gebracht. Het daartegen gemaakt bezwaar is bij uitspraken van de Inspecteur ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 3 februari 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, de heren [A] en [B] , vergezeld door de gemachtigde van belanghebbende, de heer [C] , vergezeld van mevrouw [E] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [J] en mevrouw [K] .

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

De personenauto van het merk [automerk] , met identificatienummer [nummer] (hierna: de auto) is op [datum 1] 2013 op naam van [L] , wonende te [M] in Duitsland en verbonden aan [N] te [M] , geregistreerd in het Duitse kentekenregister. De auto heeft een CO2-uitstoot van 92 g/km. Datum eerste toelating van de auto is [datum 1] 2013.

2.2.

Op [datum 2] 2013 heeft belanghebbende de auto gekocht van [N] voor een bedrag van € 10.018,46. Op de factuur staat vermeld: ‘Neuwagenrechnung’. Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto in Nederland op 3 januari 2014 aangifte BPM gedaan. De registratie heeft ook op die datum plaatsgevonden. De auto had toen een kilometerstand van 29 en had geen sporen van gebruik. De aangifte vermeldt een te betalen bedrag van nihil, berekend naar de in 2013 geldende tarieven. Bij een CO2-uitstoot van maximaal 95 g/km bedraagt in 2013 de verschuldigde BPM nihil.

2.3.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto nieuw en ongebruikt is en heeft BPM nageheven naar de in 2014 geldende tarieven. De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van (92-88 =) 4 g/km x € 105 is € 420.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Is de auto aan te merken als een gebruikte personenauto in de zin van artikel 10, lid 1, van de Wet BPM?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.

De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Niet in geschil is, dat bij bevestigende beantwoording van de vraag, de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting heeft belanghebbende hieraan het volgende toegevoegd:

Belanghebbende:

In feite is irrelevant of de auto als nieuw wordt aangemerkt, want ook in dat geval mag het tarief van 2013 worden toegepast. Dat is immers de datum van eerste tenaamstelling en ingebruikname, zijnde [datum 1] 2013.

Je moet de belasting bij export ook beoordelen, aldus het HvJ EU. Je krijgt bij export minder terug omdat dan wel wordt uitgegaan van de datum [datum 1] 2013 en niet van de registratiedatum in Nederland. Derhalve een langere periode en dus een lagere teruggaaf bij export.

Het verzoek om vergoeding van werkelijke kosten trek ik in. Dat kan ik niet meer volhouden na het arrest van de Hoge Raad van 27 januari 2016, ook al ben ik het niet eens met dat arrest. Ik verzoek dus om een forfaitaire kostenvergoeding bij gegrondverklaring van het hoger beroep.

Op pagina 2 van het nader ingediende stuk staat dat de auto eerder op naam van een particulier in het Duitse kentekenregister is geregistreerd. Dat klopt niet, dat was geen particulier.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing