Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:192, 15/01049

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-01-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:192, 15/01049

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 januari 2017
Datum publicatie
23 maart 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:192
Formele relaties
Zaaknummer
15/01049

Inhoudsindicatie

Na verwijzing behoeft het verwijzingshof zich uitsluitend uit te laten over de boete en staat de materiële heffing onherroepelijk vast.

Het Hof is van oordeel dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet ten aanzien van het niet afdragen van loonheffing ter zake van bij controle geconstateerde arbeidskrachten. Omdat de omvang van de heffing met omkering van de bewijslast is vastgesteld ziet het Hof aanleiding om de boete met 15% te matigen. Daarnaast is een matiging van 15% op zijn plaats vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof ziet geen aanleiding voor een matiging wegens financiële omstandigheden, omdat belanghebbende geen inzicht heeft verschaft in zijn financiële omstandigheden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01049

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 2 augustus 2012, nummer AWB 10/1882, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen en beschikkingen opgelegd:

- over het tijdvak 2003, met aanslagnummer [aanslagnummer] .3500, een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) van € 30.952, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen een bedrag van € 7.007 aan heffingsrente en een boete van € 15.476;

- over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005, met aanslagnummer [aanslagnummer] .5501, een naheffingsaanslag LB/PVV van € 61.721, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen een bedrag van € 11.690 aan heffingsrente en een boete van € 30.860;

- over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .7500, een naheffingsaanslag LB/PVV van € 56.917, alsmede bij afzonderlijke beschikkingen een bedrag van € 5.745 aan heffingsrente en een boete van € 28.458.

De naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van al deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslagen LB/PVV over het tijdvak 2003 en de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005, de bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen vernietigd, de naheffingsaanslag LB/PVV over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 verminderd tot een bedrag van € 737, de bijbehorende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 312, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem . Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Bij zijn uitspraak van 16 juli 2013, nr. 12/00549, heeft het Gerechtshof Arnhem -Leeuwarden (hierna: Hof Arnhem -Leeuwarden) de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen inzake de proceskostenveroordeling en het griffierecht, het beroep bij de Rechtbank gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslagen over het tijdvak 2003 en de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005, alsmede de daar genoemde boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente vernietigd, de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 verminderd tot een bedrag van € 27.261, de daarop betrekking hebbende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 11.005 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep tot een bedrag van € 944.

1.6.

De uitspraak van Hof Arnhem -Leeuwarden is, op de beroepen in cassatie van belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën, bij arrest van de Hoge Raad van 26 juni 2015, nr. 13/04067, ECLI:NL:HR:2015:1736, BNB 2015/178 (hierna: het verwijzingsarrest), vernietigd en de zaak is verwezen naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.

1.7.

Belanghebbende heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld door het Hof, bij brief van 2 oktober 2015, een conclusie op het verwijzingsarrest ingediend. De Inspecteur is door het Hof in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verwijzingsarrest en op de conclusie van belanghebbende, hetgeen hij heeft gedaan bij conclusie van 3 november 2015.

1.8.

De zitting heeft plaatsgehad op 8 december 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de echtgenote en een dochter van belanghebbende en zijn gemachtigden de heren [A] en [B] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] en [D] .

1.9.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.10.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

2.1.

De Rechtbank heeft – voor zover relevant voor de onderhavige procedure – de volgende niet-bestreden feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt (waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder):

“Eiser is exploitant van het Chinees-Indisch restaurant [E] te [woonplaats] (hierna: het restaurant). Tot en met 31 december 2007 dreef eiser de onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf het jaar 2008 wordt de onderneming gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. De vennoten zijn eiser en zijn echtgenote [de vrouw] . Beiden hebben recht op een winstaandeel van 50%.

Eiser is de kok in het restaurant. De echtgenote van eiser verzorgt de administratie, beheert de financiën en verzorgt de betalingen. Daarnaast werkt zij mee in de bediening. Het restaurant heeft 40 zitplaatsen en een bijzaal met 26 plaatsen. Er is een apart afhaalgedeelte.

De openingstijden van het restaurant zijn:

- maandag tot en met vrijdag van 15.00 uur tot 22.00 uur;

- zon- en feestdagen van 12.00 uur tot 22.00 uur.

Verweerder heeft op 31 januari 2008 van de Fiod/ECD te [F] een tip ontvangen dat het restaurant vermoedelijk “zwart” vlees inkoopt van [G] BV. Dit vermoeden is ontstaan omdat in de verkoopadministratie van [G] BV over de periode januari 2004 tot en met april 2004 verschillen zijn geconstateerd tussen de werkelijke verkopen en de feitelijk geboekte verkopen. Voor het restaurant zou het gaan om een bedrag van € 1.525,28. De Officier van Justitie heeft toestemming gegeven de gegevens uit het onderzoek te gebruiken voor (fiscale) heffing en inning.

In 2007 heeft de Arbeidsinspectie te [H] drie controles uitgevoerd in het restaurant. De Arbeidsinspectie heeft bij de eerste controle geconstateerd dat er een onbekende persoon en een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam waren. Bij de tweede controle was er een onbekende persoon en bij de derde controle was er weer een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam. Deze personen zijn niet opgenomen in de salarisadministratie.

In september 2008 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2007 is beoordeeld. Van de bevindingen van de controle is een ongedateerd rapport opgemaakt. Dit rapport behoort tot de gedingstukken.

(...)

Op basis van de controles van de Arbeidsinspectie heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat personeel in het restaurant (in de keuken) heeft gewerkt dat niet in de loonadministratie is opgenomen. Op grond van deze constatering heeft verweerder twee werknemers voor in de keuken in de correctieberekening voor de loonheffing meegenomen voor 85 uur per maand per werknemer, hetgeen neerkomt op in totaal 170 uur. (…).”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Kan na verwijzing de juistheid van de opgelegde naheffingsaanslag LB/PVV over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 nog aan de orde komen?

2. Is ter zake van deze naheffingsaanslag de boete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat vraag 1 bevestigend en vraag 2 ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2007 naar een bedrag van € 27.261, dienovereenkomstige vermindering van de op deze aanslag betrekking hebbende beschikking heffingsrente en vermindering van de op deze naheffingsaanslag betrekking hebbende boetebeschikking tot een bedrag van € 11.005. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van alle aanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen.

4 Gronden

5 Beslissing