Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1933, 16/03395 t/m 16/03398
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-05-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1933, 16/03395 t/m 16/03398
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 mei 2017
- Datum publicatie
- 29 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2017:1933
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2016:3204, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2883
- Zaaknummer
- 16/03395 t/m 16/03398
- Relevante informatie
- Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 72, Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 84b, Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 84a, Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950 [Tekst geldig vanaf 01-08-2021] art. 1
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is houder van een viertal personenauto’s. Aan hem zijn ter zake van die auto’s vrijstellingsbeschikkingen “Motorrijtuigenbelasting Vrijstelling 25 jaar en ouder” verzonden. Tot en met 31 december 2013 bevatte de Wet MRB een vrijstelling voor motorrijtuigen ouder dan 30 jaar met een overgangsregeling voor motorrijtuigen ouder dan 25 jaar (artikel 72, eerste lid, onderdeel b, en vierde lid) en was belanghebbende voor de onderhavige personenauto’s geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Met ingang van 1 januari 2014 is artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Wet MRB gewijzigd en is de leeftijdseis van motorrijtuigen voor vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verhoogd naar 40 jaar. Bij de wetswijziging is een overgangsregeling ingevoerd waardoor voor bestaande situaties onder voorwaarden de vrijstelling op verzoek wordt gehandhaafd (artikelen 84a en 84b van de Wet MRB). Omdat de onderhavige auto’s als gevolg van de wetswijziging niet langer voldoen aan de leeftijdseis voor de vrijstelling, zijn ter zake van die motorrijtuigen aan belanghebbende rekeningen motorrijtuigenbelasting uitgereikt en heeft hij per auto € 120 MRB voldaan. Hiertegen heeft hij bezwaar gemaakt. Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbendes grieven niet kunnen slagen. Niet nodig is dat de vrijstellingsbeschikkingen bij wet in formele zin moeten worden ingetrokken en het vervallen ervan vormt geen inbreuk op artikel 1 van het Eerste Protocol (EVRM). Ook mocht belanghebbende aan de vrijstellingsbeschikkingen niet het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat de oldtimervrijstelling ook na 1 januari 2014 voor de auto’s van toepassing zou blijven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerken: 16/03395 t/m 16/03398
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 mei 2016, nummers BRE 14/7164 tot en met 14/7167, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna vermelde voldoeningen op aangifte.
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft met dagtekening 29 maart 2014 de volgende rekeningen motorrijtuigenbelasting (MRB) voor het jaar 2014 van € 120 (hierna: de rekeningen MRB) naar belanghebbende gestuurd:
Nummer: |
Kenteken: |
Belastingbedrag: |
[aanslagnummer] .M.4.70003 |
[kenteken 1] |
€ 120 |
[aanslagnummer] .M.4.70002 |
[kenteken 2] |
€ 120 |
[aanslagnummer] .M.4.70004 |
[kenteken 3] |
€ 120 |
[aanslagnummer] .M.4.70001 |
[kenteken 4] |
€ 120 |
Belanghebbende heeft alle bedragen van € 120 op 17 april 2014 voldaan. Daartegen heeft belanghebbende bij brief van 27 mei 2014 bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraken van 4 november 2014 besloten van deze bedragen geen teruggaaf te verlenen en heeft de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is van deze beslissingen in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende éénmaal griffierecht geheven van € 45. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 13 april 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens belanghebbende, mevrouw [A] , alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] .
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Mevrouw [A] heeft ter zitting tevens een machtiging overgelegd.
Het Hof heeft aan het slot van deze zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende is volgens het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens (hierna: het kentekenregister) sinds 14 september 2010 houder van de personenauto van het merk en type [automerk 1] [type 1] met het kenteken [kenteken 2] . De datum van eerste toelating van dit motorrijtuig is 4 september 1979. Dit motorrijtuig rijdt op benzine.
Belanghebbende is volgens het kentekenregister sinds 12 april 2011 houder van de personenauto van het merk en type [automerk 1] [type 2] met het kenteken [kenteken 1] . De datum van eerste toelating van dit motorrijtuig is 28 augustus 1979. Dit motorrijtuig rijdt op benzine.
Belanghebbende is volgens het kentekenregister sinds 18 maart 2011 houder van de personenauto van het merk en type [automerk 1] [type 3] met het kenteken [kenteken 3] . De datum van eerste toelating van dit motorrijtuig is 20 mei 1985. Dit motorrijtuig rijdt op benzine.
Belanghebbende is volgens het kentekenregister sinds 27 juni 1997 houder van de personenauto van het merk en type [automerk 2] [type 4] met het kenteken [kenteken 4] . De datum van eerste toelating van dit motorrijtuig is 19 mei 1981. Dit motorrijtuig rijdt op benzine.
Aan belanghebbende zijn ter zake van de voormelde motorrijtuigen vrijstellingsbeschikkingen “Motorrijtuigenbelasting Vrijstelling 25 jaar en ouder” verzonden (hierna: de vrijstellingsbeschikkingen). De vrijstellingsbeschikkingen vermelden – voor zover hier van belang – de volgende gegevens:
Dagtekening: |
Kenteken: |
Ingangsdatum vrijstelling motorrijtuigenbelasting: |
8 maart 2006 |
[kenteken 4] |
19 mei 2006. |
1 oktober 2010 |
[kenteken 2] |
14 september 2010 |
7 april 2011 |
[kenteken 3] |
18 maart 2011 |
2 mei 2011 |
[kenteken 1] |
12 april 2011 |
De Inspecteur heeft in een brief van “December 2013” aan belanghebbende medegedeeld dat, onder voorbehoud van goedkeuring door de Eerste Kamer van de Staten-Generaal, belanghebbende per 1 januari 2014 voor de motorrijtuigen weer motorrijtuigenbelasting is verschuldigd. In deze brief wordt tevens gewezen op de overgangsregeling en de daaraan verbonden voorwaarden.
De Inspecteur heeft met dagtekening 29 maart 2014 de rekeningen MRB voor het jaar 2014 van € 120 per motorrijtuig naar belanghebbende gestuurd. Belanghebbende heeft het bedrag van in totaal € 480 op 17 april 2014 voldaan.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft belanghebbende ondanks de wetswijziging per 1 januari 2014 recht op een vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting omdat de vrijstellingsbeschikkingen niet zijn ingetrokken?
2. Vormt de wijziging van het wettelijke regime met ingang van 1 januari 2014 een inbreuk op het ongestoorde genot van het eigendom als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: artikel 1 EP)?
3. Is er door de Inspecteur jegens belanghebbende een rechtens te honoreren vertrouwen gewekt?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot teruggave van een bedrag van € 480. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.