Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2502, 15/01212 en 15/01227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2502, 15/01212 en 15/01227

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 juni 2017
Datum publicatie
6 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2502
Formele relaties
Zaaknummer
15/01212 en 15/01227
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 220a

Inhoudsindicatie

De recreatiewoningen in een recreatiepark zijn voor de toepassing van artikel 220a, lid 2, van de Gemeentewet, aan te merken als woning. De Heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient.

De Heffingsambtenaar heeft het Hof verzocht om gebruik te maken van de mogelijkheid de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen. Het Hof willigt dat verzoek niet in. In de onderhavige procedure dienen diverse feitelijke vragen te worden beantwoord. De zaak leent zich daarom niet voor het stellen van prejudiciële vragen. Ook voor het overige ziet het Hof geen reden tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01212 en 15/01227

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Loon op Zand,

hierna: de Heffingsambtenaar,

en op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats] ,hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 17 september 2015, nummer AWB 15/422, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de onroerende-zaakbelasting (hierna: OZB) opgelegd van € 16.300,01 (eigenaarsdeel; hierna: de aanslag OZB eigenaarsdeel) en een aanslag in de OZB van € 13.077,29 (gebruikersdeel; hierna: de aanslag OZB gebruikersdeel) ter zake van het recreatiepark aan de [adres] 26A te [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak). De aanslag OZB eigenaarsdeel en de aanslag OZB gebruikersdeel zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar gehandhaafd. In hetzelfde geschrift heeft de Heffingsambtenaar ook uitspraak gedaan op bezwaar betreffende de objecten [adres] 22, 24 en 26.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende zaak, in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het de aanslag OZB gebruikersdeel betreft, de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de aanslag OZB gebruikersdeel vernietigd, de aanslag OZB gebruikersdeel verminderd tot een bedrag van € 8.938, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 980 en gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 331 aan haar vergoedt.

1.3.

De Heffingsambtenaar heeft hoger beroep tegen deze uitspraak van de Rechtbank ingesteld, bij het Hof bekend onder kenmerk 15/01212.

1.4.

Belanghebbende heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Dit hoger beroep is bij het Hof bekend onder kenmerk 15/01227. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de Heffingsambtenaar vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 maart 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende de heer [A] , adviseur te [B] , tot bijstand vergezeld van de heer [C] (taxateur), alsmede namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [D] en de heren [E] en [F] , tot bijstand vergezeld van de heer [G] (taxateur).

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

De onroerende zaak betreft een recreatiepark dat in eigendom is van belanghebbende.

2.2.

Het recreatiepark bestond in 2014 uit 471 kampeerplaatsen (al dan niet inclusief eigen sanitair) en 508 chalets en stacaravans (hierna ook wel: recreatiewoningen). Bovendien zijn er diverse sanitaire ruimtes in het recreatiepark aanwezig. Permanente bewoning van voornoemde kampeerplaatsen en recreatiewoningen is niet toegestaan. Betreffende kampeerplaatsen en recreatiewoningen worden volgtijdig verhuurd door belanghebbende.

2.3.

Het recreatiepark beschikte in het onderhavige jaar voorts over een receptie, kantoor, supermarkt, restaurant, snackbar, bar, terras, wasserette, animatieclub, sportveld, buiten tennisbanen, buiten speeltuin, buiten midgetgolfbaan, binnenzwembad, buitenzwembad, poelbadje, dierenboerderij, opslagruimte en parkeerterreinen.

2.4.

Aan belanghebbende is ter zake van de onroerende zaak voor het jaar 2014 met dagtekening 28 februari 2014 de aanslag OZB eigenaarsdeel van € 16.300,01 en de aanslag OZB gebruikersdeel van € 13.077,29 opgelegd.

2.5.

Op grond van artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de onroerende zaak als één WOZ-object aangemerkt. Bij beschikking met dagtekening 28 februari 2014, vervat in één geschrift met de aanslag OZB eigenaarsdeel en de aanslag OZB gebruikersdeel, is de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op een bedrag van € 8.878.000. De waarde van de onroerende zaak als geheel is niet in geschil.

2.6.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een door de heer [C] (RT) (hierna: taxateur [C] ) op 1 december 2014 opgesteld taxatieverslag (hierna: taxatierapport (oud)) overgelegd. Taxateur [C] maakt bij de taxatie van de diverse delen van de onroerende zaak gebruik van de discounted-cash-flow methode. In het taxatierapport (oud) komt taxateur [C] op grond van de volgende berekening, die gebaseerd is op de geobjectiveerde omzetcijfers van belanghebbende zoals opgenomen in het door de Heffingsambtenaar overgelegde taxatieverslag, tot de conclusie dat meer dan 70%, namelijk 75,6%, van de waarde van de onroerende zaak gevormd wordt door delen die volledig dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden:

Activiteit

Bedrag

Woning

Niet-woning

omzet van het campinggedeelte

€ 517.124,-

10,0%

omzet van de horeca en detailhandel

€ 473.696,-

9,2%

omzet van de overige (recreatieve) activiteiten

€ 272.265,-

5,2%

omzet van de recreatieve opstallen met ondergrond

€ 3.909.935,-

75,6%

Totalen

€ 5.173.030,-

75,6%

24,4%”

2.7.

In het taxatierapport (oud) concludeert taxateur [C] tot vermindering van de aanslag OZB eigenaarsdeel tot € 11.212,91 en tot vernietiging van de aanslag OZB gebruikersdeel.

2.8.

In hoger beroep heeft belanghebbende een, eveneens door taxateur [C] opgesteld taxatierapport (hierna: taxatierapport (nieuw)) met dagtekening 10 november 2015 overgelegd. In het taxatierapport (nieuw) concludeert taxateur [C] tot een gelijke vermindering van de aanslag OZB eigenaarsdeel als in het taxatierapport (oud) en eveneens tot vernietiging van de aanslag OZB gebruikersdeel.

2.9.

In het taxatierapport (nieuw) is de in onderdeel 2.6 weergegeven, op de geobjectiveerde omzet gebaseerde, berekening opgenomen. Ter onderbouwing is bovendien een berekening van de waarde per onderdeel van de onroerende zaak opgenomen. De niet-woningdelen worden, volgens taxateur [C] , gevormd door het campinggedeelte (inclusief sanitaire gebouwen, grond en infrastructuur), het “centrumgebouw” (bestaande uit receptie, kantoor, horeca en winkels), de animatieclub, de opslagruimte, de zwembaden (inclusief bijbehorende grond), het sportveld, de buiten tennisbanen, de buiten speeltuin, de kinderboerderij en de buiten midgetgolfbaan.

Op basis van geobjectiveerde kengetallen gebaseerd op een Taxatiewijzer VNG, is de waarde van het campinggedeelte, met gebruikmaking van de operationele cash-flow methode, in dit taxatierapport vastgesteld op een bedrag van € 700.000. De waarde van het centrumgebouw (bestaande uit receptie, kantoor, horeca en winkels), de animatieclub en de opslagruimte is, op basis van de methode van kapitalisatie van de bruto huurwaarde, vastgesteld op een bedrag van € 540.000;en de zwembaden (inclusief bijbehorende grond), op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, op een bedrag van € 580.000. De waarde van het sportveld, de buiten tennisbanen, de buiten speeltuin, de kinderboerderij en de buiten midgetgolfbaan, is op basis van een schatting bepaald op een bedrag van € 250.000. In totaal wordt in het taxatierapport (nieuw) de waarde van de niet-woningdelen van de onroerende zaak gesteld op € 2.070.000.

De waarde van de delen van de onroerende zaak die volledig dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden, wordt gesteld op een bedrag van € 6.808.000, derhalve op 76,7% van de totale waarde van de onroerende zaak van € 8.878.000.

2.10.

De Heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase een gecorrigeerde vervangingswaarde-berekening overgelegd, waarin de recreatiewoningen inclusief ondergrond (€ 741.680) gewaardeerd zijn op een bedrag van € 1.870.925; de sanitaire gebouwen, het buitenzwembad, het poelbadje, het binnenzwembad, de horeca, de receptie, de opslagruimte en de recreatieruimte, inclusief ondergrond, op een bedrag van € 3.149.972; het kampeerterrein op € 662.840; de parkeerterreinen op een bedrag van € 185.251, waarvan € 48.470 wordt gerekend tot de waarde van de woondelen en € 136.781 tot de waarde van de niet-woondelen, en de parkwegen op een bedrag van € 730.870, waarvan € 195.961 wordt gerekend tot de waarde van de woondelen en € 534.909 tot de waarde van de niet-woondelen. Het resterende terrein is gewaardeerd op een bedrag van € 553.683, waarvan de waarde voor een bedrag van € 148.454 is gerekend tot de woondelen en voor een bedrag van € 405.229 tot de niet-woondelen.

2.11.

Op grond van voornoemde berekening heeft de Heffingsambtenaar zich primair op het standpunt gesteld dat de onroerende zaak niet in hoofdzaak tot woning dient als bedoeld in artikel 220a, lid 2, van de Gemeentewet, omdat de recreatiewoningen niet als woningen zijn aan te merken, dan wel aangezien maximaal 25,52% van de waarde van de onroerende zaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Subsidiair concludeert de Heffingsambtenaar op grond van deze berekening dat maximaal 31,65% van de waarde van de onroerende zaak is aan te merken als waarde van de gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, en dientengevolge maximaal 31,65% van de waarde van de onroerende zaak onder de woondelenvrijstelling als bedoeld in artikel 220e van de Gemeentewet kan vallen.

3 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Dient de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning als bedoeld in artikel 220a, lid 2, van de Gemeentewet?

2. Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord: Dient de heffingsmaatstaf te worden verminderd met de waarde van de gedeelten van de onroerende zaak, die in hoofdzaak dienen tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, als bedoeld in artikel 220e van de Gemeentewet?

Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan, zakelijk weergegeven, het volgende toegevoegd:

Belanghebbende

-Recreatiewoningen die zich niet bevinden op een recreatiepark, worden door de Heffingsambtenaar zonder discussie aangemerkt als een woning.

-De sanitaire ruimtes zijn alleen bestemd voor gasten die gebruik maken van de kampeerplaatsen. De door de Heffingsambtenaar aangehouden waarde is echter te hoog.

-Bij de op basis van de discounted-cash-flow methode uitgevoerde berekening is gebruik gemaakt van de geobjectiveerde omzetgegevens zoals opgenomen in het door de Heffingsambtenaar opgestelde taxatieverslag. Juridisch gezien moeten geobjectiveerde cijfers gebruikt worden.

-De situatie in de uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden 28 juni 2016, nr. 15/00660, ECLI:NL:GHARL:2016:5223, is niet vergelijkbaar met de onderhavige situatie.

-Ik kan er mee instemmen dat het zwembad niet als een woon-deel aangemerkt wordt.

-Een eenvoudige chalet heeft een nieuwprijs van omstreeks € 30.000 en is tweedehands verkrijgbaar voor € 10.000, zonder ondergrond. Voor stacaravans van staalplaat zijn deze bedragen € 25.000 tot € 30.000, respectievelijk € 10.000.

De Heffingsambtenaar

-Ik wil benadrukken dat ik mij zowel voor de toepassing van artikel 220a van de Gemeentewet als voor de toepassing van artikel 220e van de Gemeentewet primair op het standpunt stel dat de onderhavige recreatiewoningen niet tot woning dienen, dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden, omdat ze volgtijdig verhuurd worden. Subsidiair stel ik dat er geen recht is op vrijstelling van art. 220e van de Gemeentewet op grond van het verzorgingshuisarrest van de Hoge Raad. In dit kader verwijs ik ook naar de uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden 28 juni 2016, nr. 15/00660, ECLI:NL:GHARL:2016:5223, inzake een hospice, waaruit blijkt dat het feitelijke gebruik van duurzame aard dient te zijn.

-De discounted-cash-flow methode is geen bruikbare methode om de waarde van de diverse delen van de onroerende zaak te berekenen, aangezien binnen deze methode de waarde van het ene deel van de onroerende zaak de waarde van het andere deel beïnvloedt. Belanghebbende heeft in hoger beroep diverse methoden door elkaar gebruikt om de waarde van diverse delen aannemelijk te maken. Een dergelijke mix van methodieken kan zonder nadere toelichting niet gebruikt worden.

-De geobjectiveerde omzetgegevens zoals opgenomen in het taxatieverslag van belanghebbende zijn niet bruikbaar, want hierbij wordt uitgegaan van een andere opbouw van het recreatiepark.

-Een tweedehands chalet is reeds verkrijgbaar voor een prijs tussen € 1.500 en € 3.000. Ik baseer dit op onderzoek op internet.

Beide partijen Op het recreatiepark bevinden zich 508 chalets en 471 kampeerplaatsen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank, vernietiging van de aanslag OZB gebruikersdeel en vermindering van de aanslag OZB eigenaarsdeel.

De Heffingsambtenaar concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het door belanghebbende bij de Rechtbank ingestelde beroep; subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 5. Beslissing