Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4580, 16/00286 en 16/00287

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4580, 16/00286 en 16/00287

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 oktober 2017
Datum publicatie
2 november 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:4580
Formele relaties
Zaaknummer
16/00286 en 16/00287
Relevante informatie
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2022] art. 14

Inhoudsindicatie

Art. 14, lid 1, onderdeel d Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. De door de Inspecteur voorgestane toets van de inhoud van de vooropleiding van de werknemers, van (de kwaliteit van) het opleidingsprogramma, van de mate waarin uitvoering is gegeven aan het praktijkdeel van de opleiding, en van de vraag of daadwerkelijk tentamens zijn afgelegd past niet binnen de rol die voor hem of de belastingrechter is weggelegd. Deze toets is voorbehouden aan de onderwijsinstelling en aan de Onderwijsinspectie (vgl. HR 22 september 2017, nr. 16/03857, ECLI:NL:HR:2017:2436).

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerken: 16/00286 en 16/00287

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 maart 2016, nummers BRE 14/5755 en 14/5756, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna te noemen naheffingsaanslagen loonheffingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur met dagtekening 13 december 2011 over de perioden 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen), aanslagnummers [aanslagnummer] .A.01.850.0 en [aanslagnummer] .A.01.950.0, van respectievelijk € 42.721 en € 43.316, alsmede beschikkingen heffingsrente vastgesteld van respectievelijk € 3.613 en € 2.185. Bedoelde naheffingsaanslagen en beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende tweemaal een griffierecht geheven van € 328, in totaal € 656. De Rechtbank heeft de beroepen bij in één geschrift verenigde uitspraken ongegrond verklaard, heeft de Inspecteur veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van € 2.500 wegens door belanghebbende geleden immateriële schade en het betalen van de proceskosten aan de zijde van belanghebbende van € 620, en heeft de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 656 te vergoeden.

1.3.

Tegen de uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 503. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 8 juni 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende de heer [A] , vergezeld van de gemachtigden van belanghebbende de heren [B] en [C] , alsmede, namens de Inspecteur, de heren [D] , [E] en [F] .

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en deze is door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij verstrekt. Door de Inspecteur is ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan zijn overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft over de tijdvakken gelegen in de jaren 2008 en 2009 aangiften loonheffingen ingediend en hierin op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: de Wva), de afdrachtvermindering onderwijs (hierna: de afdrachtvermindering) geclaimd. De in genoemde jaren geclaimde afdrachtvermindering van respectievelijk € 42.721 en € 43.316, is door de Inspecteur bij de naheffingsaanslagen gecorrigeerd.

2.2.

Belanghebbende heeft in 2008 in totaal 38 van haar werknemers (hierna: de werknemers) bij [H] te [J] (hierna: [H] ) ingeschreven voor de ‘funderende duale deeltijd opleiding MHBO Bedrijfskader’, dat een onderdeel vormt van de opleiding HBO Bedrijfskunde. In dat kader zijn onderwijsarbeidsovereenkomsten gesloten, die ondertekend zijn door belanghebbende, de betreffende werknemers, [H] en de stichting MBO-Nederland. De opleiding HBO Bedrijfskunde is in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (hierna: CROHO‑register) opgenomen onder nummer 24HR34035.

2.3.

Blijkens een tot de gedingstukken behorende, op 10 juli 2008 ondertekende, onderwijsarbeidsovereenkomst heeft [H] in het kader van het ‘Experiment versterking beroepskolom doorstroom mbo-hbo’ de vierjarige opleiding HBO Bedrijfskunde (hierna ook: de opleiding) gesplitst in een tweejarige funderende duale opleiding MHBO-Bedrijfskader en een tweejarige kopstudie met meerdere uitstroomvarianten.

2.4.

In de periode 5 juni 2008 tot 5 juni 2009 hebben de werknemers in het kader van de in 2.2 bedoelde inschrijving het opleidingsprogramma onderwijseenheid 1 ‘geautomatiseerde informatievoorziening’ (hierna: het opleidingsprogramma) gevolgd. Het opleidingsprogramma bestond uit de toetseenheden ‘Inleiding Informatietechnologie’, ‘Toegepaste Informatietechnologie’ en ‘Praktijkinstructie geautomatiseerde informatievoorziening’, en maakt onderdeel uit van de propedeutische fase van de opleiding. Het opleidingsprogramma bestond uit 20 lessen met een totale studielast van 15 European Credit Transfer System (ECTS). Binnen dat kader hebben de werknemers 17 theorielessen gevolgd, verzorgd door [H] , en 3 lessen, verzorgd door een medewerker van belanghebbende. De gehele propedeutische fase kent een studielast van 60 ECTS en de totale opleiding HBO Bedrijfskunde kent een studielast van 240 ECTS.

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een 4 juni 2009 gedagtekend certificaat betreffende werknemer [G] (hierna: [G] ), welk certificaat door [H] is afgegeven in verband met het door [G] - door het uitvoeren van opdrachten en het afleggen van een bijbehorend tentamen - met goed gevolg afsluiten van het opleidingsprogramma. Op dit certificaat zijn de gevolgde opleidingsmodules, de behaalde cijfers en behaalde ECTS vermeld. [H] merkt het certificaat aan als verklaring als bedoeld in artikel 7.11, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW), tekst 2008.

2.6.

Tot de stukken behoren voorts de Onderwijs- en Examenregeling [K] HBO Bedrijfskunde en een brief van [H] gedagtekend 27 juli 2015 en gericht aan belanghebbende. In laatstgenoemde brief is onder meer vermeld:

‘(…)

2. Eerste leerjaar HBO Bedrijfskunde

De opleiding die de werknemers van [belanghebbende] hebben gevolgd, richtte zich op te behalen onderwijseenheden voor geautomatiseerde informatievoorziening, bedrijfsoriëntatie, communicatie en management en maatschappij. Door het uitvoeren van opdrachten in de beroepspraktijk en het afleggen van de bijbehorende tentamens kan het certificaat HBO Bedrijfskunde worden behaald. Dit certificaat is een verklaring als bedoeld in artikel 7.11 lid 4 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW).

De opleiding van [belanghebbende] nam gedurende een jaar 1.680 studiebelastingsuren in beslag waarin de deelnemers maximaal 60 ECTS konden halen. (…)

Onder theorie wordt verstaan:

 theorielessen;

 duur examen;

 voorbereidingstijd voor lesuren, toetsen en examen.

Onder praktijk wordt verstaan:

 duur van het reguliere werken waarin het vak wordt uitgeoefend;

 duur dat de werknemer op de werkvloer bezig is met praktijkonderricht;

 duur van het uitvoeren van praktijkopdrachten;

 voorbereidingstijd.

Omdat onder praktijk ook het reguliere werk, waar gewerkt wordt met de leerdoelen van de werknemer, wordt meegenomen, is in de door de deelnemers gevolgde opleiding voldaan aan het vereiste aantal studiebelastingsuren.

3. Aansluiting op bachelor Bedrijfskunde

Het opleidingsprogramma dat werknemers van [belanghebbende] hebben gevolgd, bestond uit vier onderwijseenheden:

 Geautomatiseerde informatievoorziening (OE 1);

 (…)

Deze opleiding is een onderdeel van de bachelor HBO Bedrijfskunde met CROHO-nummer 34035. De deelnemers die de onderwijseenheden voldoende beheersten hebben van [H] een certificaat HBO Bedrijfskunde ontvangen als bedoeld in artikel 7.11 lid 4 van de WHW.

4. Tot slot

Het onderwijsprogramma dat bij [belanghebbende] , in samenwerking en onder verantwoordelijkheid van Hogeschool [H] , is aangeboden voldoet aan de eisen die vanuit [H] worden gesteld. (…)’

2.7.

Belanghebbende heeft ter zake van het volgen van het opleidingsprogramma opleidingsovereenkomsten gesloten met de werknemers. In een tot de gedingstukken behorende opleidingsovereenkomst gedagtekend 9 mei 2008, betreffende [G] , is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Opleidingsovereenkomst

(…)

Start per in juni 2008 met een PC cursus in het kader van de Wet Vermindering Afdracht.

De vergoeding van uw studiekosten bedraagt 100%. (…)

Gehele terugbetaling indien:

 U zich niet onderwerpt aan geldende tentamens c.q. examens.

 U de studie voortijdig beëindigt zonder dat dit heeft geleid tot het behalen van het certificaat. (…)

Verhoudingsgewijze terugbetaling indien:

 U op eigen verzoek of ten gevolge van aan uzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen voor het einde van de cursus (...)

 U op eigen verzoek of ten gevolge van aan uzelf te wijten feiten of omstandigheden wordt ontslagen binnen twee jaren na het beëindigen van de cursus, zonder dat het door u, nadat de voor uw cursus normaal te achten duur verstreken is, afgelegde examen tot het behalen van een certificaat heeft geleid.

Wij wensen u veel succes bij het volgen van deze cursus!

2.8.

Tijdens de bezwaarfase, heeft de Inspecteur in overleg met belanghebbende een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften loonheffingen over de periode 1 augustus 2008 tot en met 31 mei 2009. Het onderzoek richtte zich alleen op de juistheid van de geclaimde afdrachtvermindering. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 31 maart 2014.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft belanghebbende in 2008 en 2009 recht op de geclaimde afdrachtvermindering?

II. Indien blijkt dat belanghebbende op grond van de wet geen recht heeft op de afdrachtvermindering: heeft de Inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

III. Zijn de beschikkingen heffingsrente terecht en tot de juiste bedragen vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat de vragen I en II bevestigend moeten worden beantwoord en vraag III ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd nadrukkelijk verklaard dat de Rechtbank de vergoeding voor immateriële schade voor de bezwaar- en beroepsfase correct heeft berekend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur en vernietiging van de naheffingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing